ECLI:NL:RBOBR:2019:4352

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
23 juli 2019
Publicatiedatum
22 juli 2019
Zaaknummer
01/865036-19
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijwillige terugtred bij voorbereidingshandelingen voor diefstal met geweld of afpersing

In deze zaak heeft de Rechtbank Oost-Brabant op 23 juli 2019 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die samen met anderen voorbereidingshandelingen heeft getroffen voor een diefstal met geweld of afpersing. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum], wonende te [adres], op één of meer tijdstippen in de periode van 1 juli 2018 tot en met 21 december 2018, in Oss en Nistelrode, samen met anderen, voorwerpen heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad die bestemd waren voor het begaan van een misdrijf. De tenlastelegging omvatte onder andere het medeplegen van afpersing en diefstal met geweld, zoals bedoeld in de artikelen 317 en 312 van het Wetboek van Strafrecht.

Tijdens de zitting op 9 juli 2019 heeft de rechtbank kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en de verdediging, die vrijspraak bepleitte. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte vrijwillig is teruggetreden voordat het misdrijf werd voltooid. Dit kwam voort uit haar beslissing om de politie in te lichten over de plannen voor de overval, wat leidde tot de aanhouding van de medeverdachten. De rechtbank oordeelde dat de verdachte niet strafbaar was, omdat het feit niet was voltooid als gevolg van haar vrijwillige terugtred.

De rechtbank heeft de verdachte ontslagen van alle rechtsvervolging en het in beslag genomen voorwerp, een patroon kaliber .45, onttrokken aan het verkeer. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer van de rechtbank, bestaande uit drie rechters, en is openbaar gemaakt op 23 juli 2019.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Parketnummer: 01/865036-19 [verdachte]
Strafrecht
Parketnummer: 01/865036-19
Datum uitspraak: 23 juli 2019
Vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] ,
wonende te [adres] .
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 9 juli 2019.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.

De tenlastelegging.

De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 4 juni 2019.
Nadat de tenlastelegging op de terechtzitting van 9 juli 2019 is gewijzigd is aan verdachte ten laste gelegd dat:
zij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 juli 2018 tot en met 21 december 2018 te Oss en/of Nistelrode, gemeente Bernheze, en/of elders in het arrondissement Oost-Brabant, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter voorbereiding van een misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van acht jaren of meer is gesteld, te weten het (medeplegen van) afpersing als bedoeld in artikel 317 Wetboek van Strafrecht en/of het (medeplegen van) diefstal met geweld of bedreiging met geweld als bedoeld in artikel 312 Wetboek van Strafrecht,
voorwerpen bestemd tot het al dan niet in vereniging begaan van genoemd(e) misdrijf/misdrijven heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad, te weten
- een printplaatje en/of
- een broodtrommel en/of
- een rol tape en/of
- een GSM (Samsung, type GT-E1270) en/of - een GSM (Nokia, type TA-1010) en/of
- werkhandschoenen en/of
- twee overalls en/of
- een vuurwapen (merk Smith & Wesson, model 745, kal. 45 ACP) en/of
- een fles ammoniak en/of
- tiewraps en/of
- een snorfiets en/of - een personenauto (BMW);
De formele voorvragen.
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in haar vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.

Bewijs.

Het standpunt van de officier van justitie.
Volgens de officier van justitie kan het tenlastegelegde feit wettig en overtuigend worden bewezen, te weten medeplegen van voorbereidingshandelingen voor afpersing en/of diefstal met geweld.
Het standpunt van de verdediging.
De verdediging bepleit vrijspraak. Er was nog geen sprake was van strafbare voorbereidingshandelingen. Voorts was geen sprake is van een misdrijf waarop een gevangenisstraf van 8 jaar of meer staat. Verdachte heeft bovendien geen voorwerpen verworven en/of voorhanden gehad.
Er is sprake van een onherstelbaar vormverzuim omdat verdachte in december 2018 formeel als getuige is gehoord, maar het is overduidelijk dat ze dan ook al als verdachte wordt gezien. Dit wordt haar niet verteld en ze wordt niet gewezen op haar rechten. De rechtbank dient hier consequenties aan te verbinden als de rechtbank tot een strafoplegging komt.
Het oordeel van de rechtbank.

De gebezigde bewijsmiddelen.

Omwille van de leesbaarheid van dit vonnis zijn de door de rechtbank gebezigde bewijsmiddelen in een bijlage opgenomen en uitgewerkt. Deze bijlage is aan dit vonnis gehecht (pagina’s 10 t/m 33) en dient als hier herhaald en ingelast te worden beschouwd.

Bewijsoverwegingen.

De rechtbank stelt voorop dat bij de beantwoording van de vraag of het feit is bewezen, moet komen vast te staan dat de in de tenlastelegging omschreven voorwerpen en/of vervoermiddelen (hierna: de middelen) bestemd waren tot het begaan van het misdrijf, zoals in de tenlastelegging omschreven. Daartoe dient te worden beoordeeld of de middelen afzonderlijk dan wel gezamenlijk, naar hun uiterlijke verschijningsvorm ten tijde van het handelen dienstig konden zijn voor het misdadige doel dat de verdachte met het gebruik daarvan voor ogen had.
Uit het procesdossier en het verhandelde ter terechtzitting stelt de rechtbank het volgende vast.
Verdachte is sinds medio 2018 werkzaam bij [bedrijf] als chauffeur van geldauto’s. Op dinsdag 18 december 2018 heeft de vader van [verdachte] de politie gebeld met de mededeling dat er die vrijdag een overval zou plaatsvinden op de geldauto waarop zijn dochter die dag zou rijden. De politie heeft de melding onderzocht. [verdachte] is daarbij op dat moment als getuige aangemerkt. De politie heeft [verdachte] in die hoedanigheid meermalen verhoord. De politie heeft via de telefoon van [verdachte] contact onderhouden met [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] . In de loop van de avond van 20 december en de ochtend van 21 december 2018 hebben meerdere sms-contacten plaats gevonden, waarin onder meer werd gesproken over een nepbomvest. Er is een afspraak gemaakt om elkaar te ontmoeten op vrijdag 21 december 2018 tussen 06:00 uur en 06:10 uur bij het [park] in Heesch. Op die locatie zouden het nepbomvest en een telefoon worden overhandigd aan [verdachte] . [medeverdachte 2] is op 21 december 2018 met zijn auto naar Nistelrode gereden, waar hij met [medeverdachte 1] had afgesproken. Hij heeft zijn auto, een BMW, daar in de [straatnaam] geparkeerd. Vervolgens zijn hij en [medeverdachte 1] verder gereden op de scooter van [medeverdachte 1] . Op het moment dat zij op de afgesproken locatie komen, worden zij aangehouden door de politie. In buddyseat van de scooter worden onder andere een broodtrommel en ducttape aangetroffen.
Op 7 januari 2019 is de auto van [medeverdachte 2] , die toen nog steeds vast zat, in Nistelrode aangetroffen op de plaats waar hij deze had geparkeerd. In de auto is een vuurwapen met munitie aangetroffen. Daarnaast werden in de auto aangetroffen: tiewraps, een fles ammoniak, twee paar handschoenen en één losse linker handschoen, twee wegwerpoveralls met capuchons. In de fouillering na de aanhouding van [medeverdachte 1] is een soortgelijke rechter handschoen aangetroffen en nog één paar soortgelijke handschoenen als die in de BMW zijn gevonden. Daarnaast zijn bij zijn fouillering een printplaatje, een mobiele telefoon van het merk Samsung en een mobiele telefoon van het merk Nokia aangetroffen en in beslag genomen.
In het proces-verbaal van bevindingen met betrekking tot het creëren van een nepbomvest van het aangetroffen printplaatje, broodtrommel en ducttape wordt door verbalisanten beschreven dat er drie verschillende varianten mogelijk zijn om daarvan binnen maximaal 5 minuten een nepbomvest te maken. Van die varianten zijn foto’s toegevoegd.
[medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] hebben verklaard dat zij samen met [verdachte] het plan hadden om geld uit een geldwagen te bemachtigen. Het initiatief voor dit plan ging uit van [verdachte] . Er was sprake van een potentieel hoge buit van mogelijk enkele miljoenen euro’s.
[verdachte] heeft verklaard dat zij onder bedreiging door twee personen, die zij later herkent als [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] , heeft meegewerkt aan een plan om een overval/afpersing te plegen. Zij heeft daartoe informatie over haar werk als chauffeur van waardetransporten bij [bedrijf] , alsmede foto’s en filmpjes gestuurd aan [medeverdachte 1] . Twee of drie keer heeft zij onder meer in Oss met [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] afgesproken om de overval te bespreken. [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] ontkennen dat [verdachte] door hen is bedreigd.
De rechtbank stelt vast dat zowel verdachte als zijn [medeverdachte 2] hebben verklaard dat zij een overval op een geldwagen hebben gepland. Hoewel het plan niet in al zijn onderdelen even uitgewerkt en doordacht was, staat vast dat hun gezamenlijk opzet erop gericht was om uit een geldtransport van [bedrijf] een hoeveelheid geld buit te maken. Tevens blijkt dat [verdachte] daadwerkelijk hieraan heeft meegewerkt met [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] . Desgevraagd heeft zij informatie van allerlei aard aan hen verstrekt, zoals over gevolgde procedures, het interieur van een geldwagen en haar collega/bijrijder.
Hiertoe zijn er meerdere momenten geweest dat zij gedrieën elkaar hebben getroffen om het plan in zijn onderdelen te bespreken, zoals
-het gebruik van een nepbomvest,
-de wijze waarop het geld overhandigd zou worden,
-informatie waarmee de collega/bijrijder onder druk gezet kon worden,
-het gebruik van tiewraps om [verdachte] en haar collega/bijrijder na het overhandigen van het geld vast te binden,
-het ter beschikking stellen van een telefoon aan [verdachte] .
De verklaring van [verdachte] , dat zij enkel heeft meegewerkt, omdat zij werd bedreigd, acht de rechtbank ongeloofwaardig en niet betrouwbaar. [verdachte] heeft van aanvang af tegenover haar familie, haar vriendin, alsmede tegenover de politie in haar eerste verklaringen als getuige niet de waarheid gesproken over zogenaamde briefjes op de voorruit van haar auto, waarmee de bedreigingen begonnen zouden zijn. Tevens heeft zij niet de waarheid gesproken over de “mannen van de briefjes”, die haar in Oss ontmoet en bedreigd zouden hebben. De bedreiging met een wapen bij de [supermarkt] , waarover zij verklaard heeft, vindt geen bevestiging in het dossier en wordt ontkend door [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] . Desgevraagd heeft zij niet concreet kunnen of willen maken op welke wijze zij bedreigd is door medeverdachten. Ook uit de telefooncontacten en de tussen [verdachte] en [medeverdachte 1] uitgewisselde berichten kan niet worden afgeleid dat sprake is geweest van dreiging of dwang om haar te bewegen mee te werken. De rechtbank acht de verklaringen van [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] op dit punt wel geloofwaardig en betrouwbaar, aangezien zij zowel over het aandeel van [verdachte] als ook over hun eigen aandeel in zichzelf belastende zin hebben verklaard. De rechtbank acht daarom bewezen dat [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] en [verdachte] het plan in gelijkwaardige rollen, gedrieën hebben bedacht en verder uitgevoerd, waarbij [verdachte] de initiatiefneemster was.
De rechtbank is van oordeel dat van de bij [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] aangetroffen spullen binnen enkele minuten een nepbomvest gemaakt kon worden. [verdachte] zou voorafgaand aan het misdrijf de Nokia telefoon krijgen en het nepbomvest om krijgen. Zij zou na het overgeven van het geld samen met de bijrijder worden vastgebonden met tiewraps. [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] zouden naar de plek komen waar de overval/afpersing zou plaats vinden. [verdachte] heeft ter terechtzitting verklaard dat zij meestal op de route richting Utrecht, Hilversum en Nieuwegein reed. In de auto van [medeverdachte 2] zijn o.a. overalls, handschoenen, een fles ammoniak, tiewraps en een geladen pistool aangetroffen. De rechtbank is daarom van oordeel dat het niet anders kan dan dat de auto die in Nistelrode geparkeerd stond, voor het uitvoeren van de overval/afpersing gebruikt zou worden.
[medeverdachte 1] heeft met de Samsung telefoon één keer gebeld naar de Nokia telefoon die [verdachte] zou krijgen om te kijken of die het deed en er voldoende beltegoed op stond. De Nokia-telefoon was verder niet gebruikt. [medeverdachte 2] heeft verklaard dat hij de Nokia telefoon had geregeld en schoongemaakt met ammoniak om zijn DNA-sporen te verwijderen en hem daarna aan [medeverdachte 1] heeft gegeven.
[medeverdachte 2] heeft het pistool meegenomen in de auto naar Nistelrode, waar hij met [medeverdachte 1] had afgesproken, voor als er iets zou gebeuren. [medeverdachte 1] was op de hoogte van de aanwezigheid van het pistool in de auto.
[verdachte] heeft ook geprobeerd er voor te zorgen dat zij die vrijdag dienst had met [collega] met wie zij vaak samenwerkte. Hij zou volgens haar geen alarm slaan als hij het (nep)bomvest zou zien.
Op grond van het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] en [verdachte] en de Nokia-telefoon en tiewraps voorhanden hadden en dat [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] samen ook de overige middelen voorhanden hadden.
Die middelen konden, mede gezien de foto’s van het nepbomvest, naar hun uiterlijke verschijningsvorm gezamenlijk dienstig zijn – mede gelet op het daarvan gemaakte gebruik door de verdachten – voor de diefstal met (bedreiging met) geweld en/of afpersing.
De rechtbank is van oordeel dat, hoewel het plan voor de overval/afpersing krakkemikkig was en niet doordacht, het niet per se onmogelijk was die te plegen. Aldus is bewezen dat de middelen die [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] en [verdachte] voorhanden hadden bestemd waren tot het begaan van dat misdrijf.
Op grond van het voorgaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] en [verdachte] tezamen en in vereniging een diefstal met geweld of bedreiging met geweld en/of een afpersing op een waardetransport hebben voorbereid.
De rechtbank verwerpt het verweer van de raadsvrouw dat er geen plannen waren om geweld te gebruiken en er daarom geen sprake is van voorbereiding van een misdrijf waarop een gevangenisstraf van acht jaar of meer is gesteld. Verdachte en medeverdachten hadden het plan om door middel van nepbomvest de bijrijder van de geldwagen in elk geval te bedreigen. Diefstal met bedreiging van geweld en afpersing gepleegd door twee of meer verenigde personen betreffen misdrijven waarop meer dan acht jaar gevangenisstraf is gesteld.

De bewezenverklaring.

Op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de hierboven uitgewerkte bewijsmiddelen komt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte
in de periode van 1 juli 2018 tot en met 21 december 2018 te Oss en/of Nistelrode, gemeente Bernheze, en elders in het arrondissement Oost-Brabant, tezamen en in vereniging met anderen, ter voorbereiding van een misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van acht jaren of meer is gesteld, te weten het (medeplegen van) afpersing als bedoeld in artikel 317 Wetboek van Strafrecht en/of het (medeplegen van) diefstal met geweld of bedreiging met geweld als bedoeld in artikel 312 Wetboek van Strafrecht, voorwerpen bestemd tot het al dan niet in vereniging begaan van genoemd(e) misdrijf/misdrijven opzettelijk voorhanden heeft gehad, te weten
- een GSM (Nokia, type TA-1010) en
- tiewraps.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.

De strafbaarheid van het feit.

De rechtbank overweegt dat in de tekst van de tenlastelegging niet de term opzettelijk is opgenomen. Van strafbare voorbereidingshandelingen is in gevallen als de onderhavige alleen sprake, indien de verdachte de goederen opzettelijk voorhanden had.
Nu de tenlastelegging blijkens de tekst onmiskenbaar betrekking heeft op het in artikel 46, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde misdrijf, zal de rechtbank het bestanddeel opzettelijk inlezen in de tenlastelegging en ook expliciet bewezen verklaren.
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat geen sprake is van vrijwillige terugtred, omdat uit de bewijsmiddelen blijkt dat aanwezigheid van de aangetroffen goederen in de BMW en buddyseat van de scooter naar aard en verschijningsvorm juist duiden op verdere voltooiing van de getroffen voorbereidingen. Vrijwillige terugtred is niet aannemelijk geworden.
Het standpunt van de verdediging.
Er is sprake van vrijwillige terugtred. Verdachte is tot inkeer gekomen en haar vader heeft namens haar de politie ingeschakeld. Verdachte dient daarom ontslagen te worden van alle rechtsvervolging.
Het oordeel van de rechtbank.
De rechtbank stelt voorop dat van vrijwillige terugtred in de zin van art. 46b Sr sprake is, indien de verdachte vrijwillig is teruggetreden voordat het misdrijf is voltooid. Of gedragingen van de verdachte toereikend zijn om de gevolgtrekking te wettigen dat het misdrijf niet is voltooid tengevolge van omstandigheden die van zijn wil afhankelijk zijn, hangt - mede gelet op de aard van het misdrijf - af van de concrete omstandigheden van het geval. Daarbij verdient opmerking dat voor het aannemen van vrijwillige terugtred veelal een zodanig optreden van de verdachte is vereist dat dit naar aard en tijdstip geschikt is het intreden van het gevolg te beletten. (zie o.a. HR 19 december 2006, ECLI:NL:HR:2006:AZ2169).
De rechtbank overweegt ten aanzien van het beroep op vrijwillige terugtred het volgende.
Bewezenverklaard is dat de verdachte samen met anderen voorbereidingshandelingen heeft getroffen voor een diefstal met geweld of bedreiging met geweld dan wel afpersing.
Op 18 december 2018 heeft verdachte aan haar vriendin, [vriendin] , een foto gestuurd van een kogel die in huis lag. Vervolgens belde verdachte de politie die de kogel heeft opgehaald. Zij heeft de politie op dat moment verder niets verteld. ’s Middags heeft verdachte haar vriendin verteld dat ze werd bedreigd en dat er een plan was om geld te stelen uit de geldauto van het bedrijf waar verdachte werkte. Tevens heeft ze haar zus telefonisch ingelicht. In de avond van 18 december 2018 heeft een familieberaad plaats gehad, waarbij verdachte, haar vriendin, ouders en zus aanwezig waren. Tijdens dit beraad bleek dat allen het eens waren dat de politie ingelicht moest worden. De vader van verdachte heeft vervolgens de politie gebeld. Verdachte was het daarmee eens. Verdachte is daarna als getuige gehoord en heeft toen meer over de plannen verteld.
Op grond hiervan is de rechtbank van oordeel dat de oorzaak van het niet voltooien van het misdrijf is gelegen in van de wil van de verdachte afhankelijke omstandigheden, te weten dat zij het plan voor een overval op een geldwagen naar buiten heeft gebracht. Tevens stemde zij ermee in dat haar vader de politie zou bellen en deze zou inlichten over het plan. De politie werd daardoor en daarna door de daarop volgende getuigenverhoren van verdachte op de hoogte gesteld van een concreet plan voor een misdrijf, waar de politie eerder niet van de hoogte was. Vervolgens werden beide medeverdachten op de ochtend van de dag van het voorgenomen misdrijf aangehouden. Daarmee acht de rechtbank voldoende aannemelijk geworden dat het misdrijf niet is voltooid als gevolg van het vrijwillig terugtreden van de verdachte.
Dat gedragingen van verdachte, te weten het maken van plannen, het sturen van (sms-) -berichten en filmpjes met informatie over haar werk en de ontmoetingen met medeverdachten, naar hun uiterlijke verschijningsvorm moeten worden aangemerkt als een voorbereiding voor de diefstal met (bedreiging met) geweld dan wel afpersing staat aan een vrijwillige terugtred niet in de weg. Evenmin staat aan het aannemen van vrijwillige terugtred door verdachte in de weg dat zij dubieus heeft verklaard om haar eigen rol te verdoezelen, noch dat de rechtbank haar verklaringen ten aanzien van de bedreigingen ongeloofwaardig acht. Het misdrijf waarop de voorbereidingshandelingen zagen is immers niet voltooid. Verdachte heeft ruim voor de voorziene uitvoering van het plan de politie zodanig concrete informatie verschaft, dat het tot die uitvoering vervolgens niet is gekomen.
De omstandigheid dat verdachte onder invloed of druk van haar familie tot inkeer is gekomen en haar vader namens haar de politie heeft gebeld, kan worden aangemerkt als een van buiten komende factor die mede van invloed is geweest op het niet voltooien van het misdrijf staat, maar staat aan het aannemen van vrijwillige terugtred door de verdachte evenmin in de weg, nu dit is ingeleid door het naar buiten treden door verdachte over het bestaan van het plan voor de overval.
Het beroep op vrijwillige terugtred slaagt. Dit betekent dat het bewezen verklaarde feit niet kan worden gekwalificeerd en dat de verdachte dient te worden ontslagen van alle rechtsvervolging.

Beslag.De rechtbank is van oordeel dat het in het dictum nader te noemen inbeslaggenomen voorwerp vatbaar is voor onttrekking aan het verkeer, omdat - zoals blijkt uit het onderzoek ter terechtzitting – dit een voorwerp is met betrekking tot welke het feit is begaan en het van zodanige aard is dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet.

Toepasselijke wetsartikelen.

De beslissing is gegrond op de artikelen:
Wetboek van Strafrecht art. 36b, 36c, 46, 46b, 312, 317.

Vordering gevangenneming.

Ter terechtzitting heeft de officier van justitie de gevangenneming van verdachte gevorderd.
De rechtbank wijst die vordering af, aangezien de rechtbank tot ontslag van alle rechtsvervolging komt.

DE UITSPRAAK

De rechtbank:
verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven.
verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt haar daarvan vrij.
ontslaat verdachte van alle rechtsvervolging, omdat dit geen strafbaar feit oplevert.
onttrekt aan het verkeer het in beslag genomen voorwerp, te weten: een patroon kaliber .45.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. A.H.J.J. van de Wetering, voorzitter,
mr. E.M. Vermeulen en mr. D.D.M. Xanthopoulos, leden,
in tegenwoordigheid van mr. E. de Dooij, griffier,
en is uitgesproken op 23 juli 2019.
mr. A.H.J.J. van de Wetering en mr. D.D.M. Xanthopoulos zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.