ECLI:NL:RBOBR:2019:4333

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
19 juli 2019
Publicatiedatum
18 juli 2019
Zaaknummer
18/1805
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevoegdheid tot oplegging van een last onder dwangsom wegens overtreding van geluidsvoorschriften in het bestuursrecht

In deze zaak heeft de Rechtbank Oost-Brabant op 19 juli 2019 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, een café-exploitant, en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Bladel. De zaak betreft de oplegging van een last onder dwangsom aan eiseres wegens overtreding van de geluidsvoorschriften zoals vastgelegd in artikel 2.17 van het Activiteitenbesluit milieubeheer. Eiseres had een aanvraag gedaan voor een verruimd sluitingsuur, maar had geen melding gemaakt van een incidentele festiviteit, wat volgens verweerder noodzakelijk was om hogere geluidsniveaus te kunnen hanteren. De rechtbank oordeelde dat de geluidsmetingen die door de Omgevingsdienst waren uitgevoerd, correct waren en dat de geluidsnormen waren overschreden. Eiseres had geen recht op hogere geluidsniveaus en de rechtbank vond dat verweerder in redelijkheid had kunnen afzien van een bestuurlijk gesprek voorafgaand aan de last onder dwangsom. De rechtbank verklaarde het beroep van eiseres ongegrond, waarbij werd benadrukt dat de handhaving van de geluidsnormen noodzakelijk was ter bescherming van de omwonenden. De uitspraak biedt inzicht in de toepassing van bestuursrechtelijke handhaving en de verantwoordelijkheden van exploitanten van horecagelegenheden.

Uitspraak

RECHTBANK OOST-BRABANT

Zittingsplaats 's-Hertogenbosch
Bestuursrecht
zaaknummer: SHE 18/1805

uitspraak van de meervoudige kamer van 19 juli 2019 in de zaak tussen

[eiseres] , te [vestigingsplaats] , eiseres,

(gemachtigde: mr. drs. A.C.M. Brom),
en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Bladel, verweerder,

(gemachtigden: mr. A.H.G. Knops en K.R. Groenewoud).

Procesverloop

Bij besluit van 19 december 2017 (het primaire besluit) heeft verweerder eiseres gelast om artikel 2.17 van het Activiteitenbesluit milieubeheer (Activiteitenbesluit) niet meer te overtreden. Aan de last is een dwangsom verbonden van € 3.000,00 per geconstateerde overtreding, met een maximum van € 9.000,00.
Bij besluit van 20 maart 2018 heeft verweerder een door eiseres verbeurde dwangsom van € 3.000,00 ingevorderd.
Bij besluit van 2 juli 2018 heeft verweerder het invorderingsbesluit, naar aanleiding van het door eiseres daartegen gemaakte bezwaar, ingetrokken.
Bij besluit van 12 juli 2018 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres tegen het primaire besluit ongegrond verklaard en dat besluit in stand gelaten.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Op 7 maart 2019 heeft verweerder de rechtbank bericht dat de last onder dwangsom bij besluit van 4 maart 2019 op verzoek van eiseres is opgeheven.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 12 maart 2019. Eiseres en verweerder zijn vertegenwoordigd door hun gemachtigden.

Overwegingen

1.1
De rechtbank ziet zich, vanwege de opheffing van de last onder dwangsom, allereerst gesteld voor de vraag of eiseres nog belang heeft bij beoordeling van de rechtmatigheid van het bestreden besluit (procesbelang).
1.2
Eiseres heeft in dit verband naar voren gebracht dat dit belang nog aanwezig is, omdat zij haar proceskosten vergoed wil hebben, zowel in de beroeps- als de bezwaarfase. Bovendien wil zij uitsluitsel over de rechtmatigheid van het bestreden besluit, in verband met een nog in te dienen vordering om vergoeding van schade, die zij heeft geleden doordat zij meer dan een jaar door verweerder is benadeeld.
1.3
Volgens verweerder wil eiseres de uitspraak van de rechtbank gebruiken in een andere procedure. Dit levert volgens hem geen procesbelang op.
1.4
De rechtbank is van oordeel dat alleen al de omstandigheid dat eiseres in de bezwaarfase heeft verzocht om de door haar gemaakte kosten voor de behandeling van het bezwaar te vergoeden en die vergoeding achterwege is gebleven, maakt dat eiseres nog procesbelang heeft. De rechtbank wijst in dit verband op de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) van 8 augustus 2018 (ECLI:NL:RVS:2018:2657). De Afdeling overweegt in rechtsoverweging 2.2 van die uitspraak dat de appellant in die zaak nog belang heeft bij het oordeel over zijn in beroep aangevoerde gronden, omdat kosten van bezwaar (…) slechts voor vergoeding in aanmerking komen, als het besluit waartegen het bezwaar is gericht wordt herroepen vanwege een aan het bestuursorgaan te wijten onrechtmatigheid.
2. De rechtbank gaat, bij de inhoudelijke beoordeling van de zaak, uit van de volgende feiten.
2.1
Eiseres exploiteert op het perceel [adres] [naam] (het café).
Het café is aan te merken als een inrichting type B, zoals beschreven in artikel 1.2 van het Activiteitenbesluit. Voor een dergelijke inrichting is geen omgevingsvergunning voor het oprichten en in werking hebben van de inrichting nodig. Wel zijn daarop algemene regels van toepassing, zoals artikel 2.17, eerste lid, van het Activiteitenbesluit. Op grond van die bepaling mag het langtijdgemiddelde beoordelingsniveau (LAr,LT) voor geluid, veroorzaakt door de inrichting, niet meer bedragen dan 50 dB(A) in de periode tussen 07.00 en 19.00 uur, niet meer dan 45 dB(A) in de periode tussen 19.00 en 23.00 uur en niet meer dan 40 dB(A) in de periode tussen 23.00 en 07.00 uur.
2.2
Naar aanleiding van klachten van omwonenden over geluidsoverlast afkomstig van het terras van het café, heeft verweerder op 13 april 2014, 24 mei 2014 en 7 juni 2014 geluidsmetingen laten uitvoeren door de Omgevingsdienst Zuid Oost Brabant Noord (de Omgevingsdienst). Verweerder heeft eiseres op 24 juni 2014 een voornemen tot oplegging van een last onder dwangsom toegezonden. Op 19 januari 2017 heeft verweerder wederom een voornemen om een last onder dwangsom op te leggen aan eiseres verzonden, waarna geen definitieve besluitvorming heeft plaatsgevonden.
2.3
Verweerder vermoedde dat bezoekers van het op 8 juli 2017 gehouden evenement "100% Blaal", aansluitend aan dit evenement, de avond zouden voortzetten bij het café. Hij heeft de Omgevingsdienst daarom verzocht om geluidsmetingen uit te voeren. De Omgevingsdienst heeft vroeg in de ochtend van 9 juli 2017 op zes verschillende tijdstippen metingen verricht naar het geluidsniveau. Drie metingen zijn verricht voor het pand [adres] en drie metingen voor het pand [adres] . Ook is nabij het pand [adres] het gemiddelde achtergrondgeluidsniveau gemeten.
In het meetverslag is vastgelegd dat het gemiddelde energetisch gemiddelde (LAR,LT) van de drie metingen voor het pand [adres] 81 dB(A) bedroeg en dat voor het pand [adres] 69 dB(A).
Naar aanleiding hiervan heeft verweerder geconstateerd dat het toegestane geluidsniveau ruimschoots werd overschreden en eiseres bij brief van 1 augustus 2017 medegedeeld voornemens te zijn om een last onder dwangsom op te leggen. Omdat de door eiseres naar voren gebrachte zienswijzen verweerder niet op andere gedachten brachten, heeft verweerder op 19 december 2017 de in geding zijnde last onder dwangsom opgelegd. Bij het bestreden besluit heeft verweerder deze last, onder verduidelijking ervan, gehandhaafd.
Naar aanleiding van de op 4 maart 2018 door de Omgevingsdienst uitgevoerde controlemetingen heeft verweerder geconstateerd dat in de nachtperiode een overschrijding van de geluidsnormen heeft plaatsgevonden. Het gemiddelde energetisch gemiddelde (LAR,LT) van drie metingen bedroeg 54,3 dB(A), wat een overschrijding opleverde van het toegestane langtijdgemiddelde beoordelingsniveau van 40 dB(A). Dit heeft verweerder aanleiding gegeven tot het invorderingsbesluit van 20 maart 2018.
3.1
Volgens eiseres is het bestreden besluit onbevoegd genomen. De rechtbank begrijpt dat eiseres vindt dat niet verweerder, maar de burgemeester het besluit heeft genomen, zodat niet namens verweerder kon worden ondertekend. Daardoor is volgens eiseres sprake van détournement de pouvoir.
3.2
Uit de ondertekening van het bestreden besluit blijkt dat het namens verweerder is ondertekend. Op grond van artikel 18.2, eerste lid, onder a, sub 1o, van de Wet milieubeheer, heeft het college van burgemeester en wethouders van de gemeente waarin een inrichting geheel of in hoofdzaak is gelegen tot taak om zorg te dragen voor de bestuursrechtelijke handhaving van de voorschriften die voor de drijver van de inrichting gelden op grond van het bepaalde bij of krachtens deze wet en de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht. De handhaving van (bepalingen van) het Activiteitenbesluit behoort tot die taak.
Het besluit is daardoor bevoegd genomen.
Dit betoog faalt.
4.1
Eiseres heeft aangevoerd dat verweerder het advies van de Commissie voor de bezwaarschriften niet als bijlage bij het bestreden besluit aan haar heeft meegezonden. Het is haar, op de dag van de advisering, door de Commissie zelf toegezonden. Eiseres gaat er daarom vanuit dat het advies niet betrokken is bij het bestreden besluit, zodat het onzorgvuldig tot stand is gekomen. De Commissie volgt in het advies verder blindelings de opvatting van verweerder en gaat niet in op de uitgebreide zienswijzen en motiveringen van eiseres. Eiseres veronderstelt dat dit een gevolg is van de omstandigheid dat de Commissie geen enkele kennis heeft van geluidsmetingen en hoe deze plaats moeten vinden.
4.2
Een bestuursorgaan behoeft, op grond van artikel 7:13, zevende lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), een over het bezwaar uitgebracht advies alleen met de beslissing op bezwaar mee te zenden, als die beslissing afwijkt van het advies. In dit geval is hiervan geen sprake. De rechtbank heeft geen enkele aanwijzing dat het bestreden besluit niet op het uitgebrachte advies is gebaseerd. Omdat eiseres zelf al aangeeft het advies van de Commissie te hebben ontvangen, is zij bovendien op geen enkele wijze in haar belangen geschaad. Dat de Commissie heeft geweigerd om, volgens eiseres, feitelijke onjuistheden in het verslag van de hoorzitting en het advies van de hoorzitting te herstellen, maakt dit niet anders. Ook dit kan in beroep aan de orde worden gesteld, wat eiseres ook heeft gedaan.
4.3
De rechtbank deelt niet eiseres' opvatting dat de Commissie in de bezwaarfase niet adequaat is ingegaan op wat eiseres heeft aangevoerd. De rechtbank betrekt hierbij dat zij allerminst vermag in te zien dat wat eiseres over de toetsing van de gemeten geluidsniveaus heeft aangevoerd aanleiding had moeten zijn voor een andersluidend advies. De rechtbank komt hierop verderop in deze uitspraak nog terug.
Dit betoog faalt.
5. Het beroep heeft verder alleen betrekking op de vraag of sprake is van een overtreding en of verweerder, in verband hiermee bevoegd was om een last onder dwangsom op te leggen. De beoordeling van de rechtbank is dan ook verder hiertoe beperkt.
6.1
In dit verband heeft eiseres allereerst aangevoerd dat sprake was van een incidentele festiviteit.
6.2
Verweerder heeft zich op het standpunt gesteld dat eiseres alleen aan aanvraag heeft gedaan voor een verruimd sluitingsuur en geen melding heeft gedaan voor een incidentele festiviteit. Daardoor golden voor haar niet de voor 100% Blaal geldende hogere geluidsniveaus. Deze aanvraag kan ook niet worden geacht een melding voor een incidentele festiviteit te zijn.
6.3
De rechtbank volgt verweerder in zijn opvatting dat eiseres diende te voldoen aan de geluidgrenswaarden van artikel 2.17 van het Activiteitenbesluit. Eiseres heeft een aanvraag gedaan voor het verruimen van het sluitingsuur in de nacht van 8 op 9 juli 2017. Op 26 juni 2017 heeft de burgemeester daarvoor een ontheffing op grond van de Algemene plaatselijke verordening (APV) verleend tot 03.00 uur. Eiseres heeft echter geen kennisgeving gedaan van een incidentele festiviteit.
6.4
De rechtbank volgt eiseres niet in haar opvatting dat een aanvraag voor een verruimd sluitingsuur alleen maar kan bij een incidentele festiviteit, nog daargelaten of eiseres verweerder van een dergelijke festiviteit in kennis had gesteld. Het moge zo zijn dat eiseres dit niet zinvol achtte, maar ook regulier cafébezoek kan met een verruimd sluitingsuur gepaard gaan. Om dezelfde reden gaat de rechtbank niet mee in de redenering van eiseres dat een aanvraag voor een verruimd sluitingsuur moet worden geacht een melding voor een incidentele festiviteit in te houden.
6.5
Dat eiseres nooit een aanvraag voor een verruimd sluitingsuur zou hebben gedaan als het evenement 100% Blaal, waarbij eiseres ook was betrokken, niet zou hebben plaatsgevonden, maakt niet dat van eiseres daarom niet zou mogen worden verwacht dat zij verweerder in kennis zou stellen van een incidentele festiviteit met een zodanige geluidbelasting, dat het op grond van artikel 2.17, eerste lid, van het Activiteitenbesluit toegestane geluidsniveau zou worden overschreden. Voor zover eiseres van mening mocht zijn dat zij rechten kon ontlenen aan de evenementenvergunning voor 100% Blaal, volgt de rechtbank verweerder in zijn opvatting dat dit eiseres niet zou kunnen baten, omdat dit evenement mocht plaatsvinden tot 1.00 uur, maar de geluidsmetingen op 9 juli 2017, waarbij de overtreding van artikel 2.17, eerste lid, van het Activiteitenbesluit is geconstateerd, rond 1.30 uur zijn begonnen.
6.6
Wat eiseres verder aanvoert over de motivering van het bestreden besluit vermag aan het voorafgaande niet af te doen.
Dit betoog faalt.
7.1
Volgens eiseres is de Handleiding meten en rekenen industrielawaai toegepast, terwijl er geen sprake is van industrielawaai. Er had moeten worden gemeten zoals dat in de APV is voorgeschreven.
Voor zover de geluidsnormen van artikel 2.17 van het Activiteitenbesluit van toepassing zouden zijn, wordt aan die normen voldaan. Uit de metingen blijkt namelijk dat het equivalente geluidsniveau om 1.49 uur 59,4 dB(A) bedroeg, terwijl tussen 23.00 uur en 7.00 uur een maximaal geluidsniveau van 60 dB(A) is toegestaan. Volgens eiseres bedraagt het gemeten geluidsniveau, na gevelcorrectie rond 70 dB(A). De strafcorrectie voor muziek kan en mag niet toegepast worden. Verder geldt volgens de bezwaarschriftencommissie een maximum van 40 dB(A), maar bedroeg het daadwerkelijke achtergrondgeluidsniveau al 45,1 dB(A).
Anders dan in de rapportage is aangegeven, is er geen sprake van een overdekt en verwarmd terras, zodat het stemgeluid van bezoekers niet mocht worden meegenomen. Er is sprake van terraslampen. Verder mag geluid dat ontsnapt bij het open doen van de deur voor het onmiddellijk doorlaten van personen niet worden meegeteld.
Er zijn meer horecagelegenheden op [naam] . Het geluid van deze horecagelegenheden kan het geluid van het café hebben overstemd. Op 9 juli 2017 waren deze horecagelegenheden tot 2.00 uur geopend.
Geluidsmetingen moeten voor een woning of een ander geluidgevoelig gebouw worden uitgevoerd. Als dat niet het geval is, is het rapport onbruikbaar.
Volgens eiseres wordt met het rapport van de metingen door de Omgevingsdienst op 9 juli 2017 niet aangetoond dat er sprake is van een overtreding.
7.2
De Handleiding meten en rekenen industrielawaai bevat regels voor het meten en berekenen van geluidniveaus afkomstig van inrichtingen, ten behoeve van onder meer handhaving in het kader van de Wet milieubeheer en gemeentelijke verordeningen. Het gebruik van de Handleiding is in vaste jurisprudentie van de Afdeling geaccepteerd. Niet valt in te zien waarom de Omgevingsdienst bij het meten en de beoordeling van het geluidsniveau van het café niet van deze Handleiding gebruik mocht maken. De enkele omstandigheid dat in de benaming van de Handleiding wordt gesproken over industrielawaai is daarvoor onvoldoende. De APV bevat geen meetvoorschriften, zodat de rechtbank niet inziet waarom had moeten worden gemeten zoals in de APV is voorgeschreven.
7.3
Duidelijk is dat er op 9 juli 2017 geen sprake was van een collectieve festiviteit en eiseres verweerder niet in kennis had gesteld van een incidentele festiviteit.
Niet is in geschil is dat het café een inrichting type B is, zoals bedoeld in het Activiteitenbesluit. Voor zover hier van belang mocht het LAr,LT op de gevel van gevoelige gebouwen in de periode tussen 23.00 en 07.00 uur niet meer bedragen dan 40 dB(A) en het LAmax niet meer dan 60 dB(A). De omstandigheid dat het langtijdgemiddeld beoordelingsniveau (volgens de Handleiding meten en rekenen industrielawaai ongeveer overeenkomende met het equivalent geluidsniveau) is vastgesteld op 59,4 dB(A) op de gevel van [adres] , betekent dat de voor het LAr,LT geldende norm van 40 dB(A) ruim is overschreden.
7.4
Het komt de rechtbank voor dat eiseres het verschil tussen de verschillende gemeten geluidsniveaus ontgaat. Zij lijkt de begrippen door elkaar te halen. Het LAmax betreft geluiden die kortstondig optreden en is gebaseerd op de hoogste aflezing op de meetapparatuur in de meterstand 'fast'. De daarvoor geldende geluidsnorm stelt daarmee geen bovengrens aan het LAr,LT, anders dan eiseres lijkt te menen.
De wijze waarop eiseres het geluidsniveau van 80 dB(A), dat zij volgens haar tussen 23.00 uur en de sluitingstijd (03.00 uur) zou mogen produceren, spreidt over de 8 uren die de nachtperiode bedraagt, zodanig dat volgens eiseres het langtijdgemiddelde geluidsniveau van 40 dB(A) in de nachtperiode niet wordt overschreden, is onnavolgbaar.
7.5
De stelling van eiseres dat er geen sprake was van een verwarmd terras wordt gelogenstraft door de bij het rapport van de omgevingsdienst gevoegde, en in de visie van de rechtbank, duidelijke foto's. De omstandigheid dat het goed weer was, omdat het publiek op het terras met t-shirts en korte mouwen buiten staat, vormt geen afdoende verklaring. Net zo goed zou kunnen worden betoogd dat dit een gevolg was van de aanwezigheid van terrasverwarming. Eiseres heeft, tegenover de door de naar waarheid opgemaakte en door de toezichthouder ondertekende verklaring onder het controlerapport, geen bewijsmiddelen gesteld die aan die verklaring afbreuk doen.
Verweerder mocht dan ook rekening houden met het door bezoekers veroorzaakte geluid.
7.6
Dat het geluid van andere horecagelegenheden het geluid van het café van eiseres kan hebben overstemd, is door eiseres niet alleen niet aangetoond - zij stelt slechts dat dit het geval zou kunnen zijn - maar is ook in tegenspraak met wat in de rapportage van de Omgevingsdienst van 9 juli 2017 is vermeld. Vermeld is dat muziekgeluid en stemgeluid afkomstig van het café duidelijk hoorbaar waren en er geen (muziek)geluid van andere inrichtingen hoorbaar was.
7.7
De rechtbank komt, op grond hiervan, tot de conclusie dat niet aannemelijk is geworden dat de geluidsmetingen op onjuiste wijze zijn uitgevoerd en dat op grond van die metingen duidelijk is dat artikel 2.17, eerste lid, van het Activiteitenbesluit werd overtreden.
Dit betoog kan niet slagen.
8. Vervolgens voert eiseres gronden aan over het verkeerd toepassen van het evenementenbeleid. Deze gronden hebben als gemeenschappelijke noemer dat eiseres ervan uitgaat dat, als er een verruiming van het sluitingsuur is aangevraagd, moet worden aangenomen dat hiermee ook een kennisgeving is gedaan van een incidentele festiviteit. De rechtbank heeft hierover in rechtsoverweging 6.4 al een oordeel gegeven, zodat de rechtbank de gronden over het verkeerd toepassen van het evenementenbeleid verder buiten beschouwing laat.
9.1
Eiseres stelt zich op standpunt dat vóór 9 juli 2017 nooit geluidsoverlast is vastgesteld. Er is daarom sprake van een eerste overtreding waarvoor eerst, overeenkomstig de door verweerder toegepaste handhavingsstrategie, een waarschuwing had moeten worden gegeven.
Verder wijst eiseres erop dat in de Beleidsnota evenementen, horeca en terrassen van de gemeente Bladel van 1 juli 2013 is vermeld dat het "gezien het incidentele karakter van deze activiteiten en de functie van het centrum (…) echter niet onredelijk (is) het algemene belang van deze activiteiten te laten prevaleren boven de overlast die door omwonenden kan worden ervaren" en "uiteraard (…) aan deze activiteiten voorwaarden verbonden (dienen) te worden teneinde onevenredige overlast (voor omwonenden) te voorkomen." Verweerder kan dan ook afzien van het gebruik maken van zijn bevoegdheid bij overtreding van wettelijke voorschriften. Eiseres wijst er in dit verband op dat zij beschikte over een vergunning voor een incidentele festiviteit.
9.2
In de door verweerder toegepaste landelijke handhavingsstrategie wordt bij bestuursrechtelijk optreden in niet aanzienlijke gevallen de voorkeur uitgesproken om eerst een bestuurlijke gesprek te voeren, voordat een waarschuwing, in de vorm van een voornemen tot oplegging van een bestuursrechtelijke sanctie, wordt gegeven. Daarbij mag rekening worden gehouden met de houding van de overtreder.
9.3
Onder de gedingstukken bevinden zich diverse rapportages van geluidsmetingen uit 2014 en 2016, waaruit kan worden afgeleid dat er al langer sprake is van klachten over geluidsoverlast van het café. De overschrijding van de norm voor het LAR,LT van 40 dB(A) die regelmatig wordt geconstateerd hangt hoofdzakelijk samen met het geluid dat wordt veroorzaakt door bezoekers op het terras van het café.
Op 24 juni 2014 hebben de klachten geleid tot een voornemen om een last onder dwangsom op te leggen.
Uit het, naar aanleiding van een daartoe door de rechtbank ter zitting gedaan verzoek, door eiseres nagezonden voornemen tot oplegging van een last onder dwangsom van 19 januari 2017 blijkt dat in de nacht van 26 op 27 juli 2016 geluidsmetingen zijn uitgevoerd, die aanleiding gaven tot dit voornemen.
Ook in de in geding zijnde zaak is een voornemen tot het opleggen van een last onder dwangsom uitgegaan.
9.4
De stelling van eiseres dat vóór 9 juli 2017 nooit geluidsoverlast is vastgesteld, vindt geen steun in de feiten. Verweerder heeft er, gelet op de voorgeschiedenis, in redelijkheid van kunnen afzien om met eiseres, voorafgaande aan de toezending van het voornemen tot oplegging van de last onder dwangsom op 1 augustus 2017, een bestuurlijk gesprek te voeren. Eiseres is, doordat zij tegen het voornemen een zienswijze kon indienen - wat zij ook heeft gedaan - verder voldoende in de gelegenheid gesteld om tegen de oplegging van de last te ageren. De rechtbank ziet niet in op welke wijze dit niet strookt met het door verweerder gevoerde handhavingsbeleid.
Voor zover eiseres verwijst naar de Beleidsnota evenementen, horeca en terrassen van de gemeente Bladel van 1 juli 2013, is sprake van een verwijzing naar in dit geval niet toepasselijk beleid. Dit beleid ziet namelijk op buitenactiviteiten van de horeca tijdens kermis en carnaval, waarvan in dit geval geen sprake was. Ook aan de verwijzing door eiseres naar de Uitvoeringsregels van deze Beleidsnota komt daarom geen betekenis toe.
Ook dit betoog faalt.
10. Het beroep is, gelet op het voorafgaande, ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. D.J. de Lange, voorzitter, en mr. J. Heijerman en mr. J.H.G. van den Broek, leden, in aanwezigheid van mr. A.F. Hooghuis, griffier. De beslissing is in het openbaar geschied op 19 juli 2019.
De griffier is buiten staat om voorzitter
deze uitspraak te ondertekenen.
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Artikel 4:2 van de APV Bladel

Aanwijzing collectieve festiviteiten
1. Als collectieve festiviteiten worden aangewezen:
- carnaval (zaterdag tot en met dinsdag per dorpskern);
- kermis (zaterdag tot en met dinsdag per dorpskern); en
- jaarwisseling in de gehele gemeente;
2. De geluidsnormen als bedoeld in de artikelen 2.17, 2.19 en 2.20 van het Besluit en artikel 4:5 van deze verordening gelden niet voor deze aangewezen collectieve festiviteiten.
3. De voorwaarden met betrekking tot verlichting ten behoeve van sportbeoefening in de buitenlucht als bedoeld in artikel 3.148, eerste lid van het Besluit gelden niet voor deze aangewezen collectieve festiviteiten.
4. Het college kan wanneer een collectieve festiviteit redelijkerwijs niet te voorzien was, een festiviteit terstond als collectieve festiviteit als bedoeld in het eerste lid aanwijzen.
5. Het equivalente geluidsniveau LAeq veroorzaakt door de inrichting, bedraagt niet meer dan 70 dB(A), gemeten op de gevel van gevoelige gebouwen op een hoogte van 1,5 meter.
6. De geluidswaarde als bedoeld in het vijfde lid is inclusief onversterkte muziek en exclusief 10 dB(A) toeslag vanwege muziekcorrectie. Tevens wordt de bedrijfsduurcorrectie buiten beschouwing gelaten.
7. Op de dagen als bedoeld in het eerste lid dient het ten gehore brengen van extra muziek - hoger dan de geluidsnorm als bedoeld in de artikelen 2.17, 2.19 en 2.20 van het Besluit en artikel 4:5 van deze verordening - uiterlijk om 1.00 uur te worden beëindigd.
8. Het college kan nadere regels vaststellen met andere normen zoals bedoeld in het vijfde lid.
Artikel 4:3 Kennisgeving incidentele festiviteiten
1. Het is een inrichting toegestaan maximaal 4 incidentele festiviteiten per kalenderjaar te houden waarbij de geluidsnormen als bedoeld in de artikelen 2.17, 2.19 en 2.20 van het Besluit en artikel 4:5 van deze verordening niet van toepassing zijn mits de houder van de inrichting ten minste twee weken voor de aanvang van de festiviteit het college daarvan in kennis heeft gesteld.
2. Het is een inrichting toegestaan om tijdens maximaal 4 incidentele festiviteiten per kalenderjaar de verlichting langer aan te houden ten behoeve van sportactiviteiten waarbij artikel 3.148, eerste lid, van het Besluit niet van toepassing is mits de houder van de inrichting ten minste twee weken voor de aanvang van de festiviteit het college daarvan in kennis heeft gesteld.
3. Het college stelt een formulier vast voor het doen van een kennisgeving.
4. De kennisgeving wordt geacht te zijn gedaan wanneer het formulier, volledig en naar waarheid ingevuld, tijdig is ingeleverd op de plaats op dat formulier vermeld.
5. De kennisgeving wordt tevens geacht te zijn gedaan wanneer het college op verzoek van de houder van een inrichting een incidentele festiviteit, die redelijkerwijs niet te voorzien was, terstond toestaat.
6. Het equivalente geluidsniveau LAeq veroorzaakt door de inrichting bedraagt niet meer dan 70 dB(A), gemeten op de gevel van geluidgevoelige gebouwen op een hoogte van 1,5 meter.
7. De geluidswaarde als bedoeld in het zesde lid is inclusief onversterkte muziek en exclusief 10 dB(A) toeslag vanwege muziekcorrectie. Tevens wordt de bedrijfsduurcorrectie buiten beschouwing gelaten.
8. Op de dagen als bedoeld in het eerste lid wordt het ten gehore brengen van extra muziek - hoger dan de geluidsnorm als bedoeld in de artikelen 2.17, 2.19 en 2.20 van het Besluit en artikel 4:5 van deze verordening - uiterlijk om 1.00 uur beëindigd.
9. De geluidsnorm als bedoeld in het zesde lid geldt zowel voor het bebouwde gedeelte van de inrichting als voor de buitenruimte.
10. Bij het ten gehore brengen van muziekgeluid blijven ramen en deuren gesloten, behoudens voor het onmiddellijk doorlaten van personen of goederen.
11. Het college kan nadere regels vaststellen met andere normen zoals bedoeld in het zesde lid.
Op grond van het Activiteitenbesluit milieubeheer (Activiteitenbesluit) moet de inrichting van eiseres voldoen aan een aantal standaardgeluidnormen.
Ingevolge artikel 2.17 van het Activiteitenbesluit geldt voor het langtijdgemiddelde beoordelingsniveau LAr,Lt ter plaatse van gevoelige gebouwen een standaardgeluidnorm van 50, 45 en 40 dB(A) voor respectievelijk de dag-, avond- en nachtperiode. Voor het maximale geluidniveau LAmax geldt ter plaatse een standaardgeluidnorm van 70, 65 en 60 dB(A) voor deze respectieve perioden.
In artikel 2.18 van het Activiteitenbesluit is een deel van het geluid uitgezonderd van toetsing. Op grond van artikel 2.18, eerste lid, onderdeel a. wordt bij het bepalen van het geluidsniveau, bedoeld in de artikelen 2.17, 2.17a, 2.19, 2.19a dan wel 2.20, het stemgeluid van personen op een onverwarmd en onoverdekt terrein buiten beschouwing gelaten, tenzij dit terrein kan worden aangemerkt als een binnenterrein
Artikel 2.21 van het Activiteitenbesluit luidt als volgt:
1. De waarden bedoeld in de artikelen 2.17, 2.17a, 2.19, 2.19a dan wel 2.20 zijn voor zover de naleving van deze normen redelijkerwijs niet kan worden gevergd, niet van toepassing op dagen of dagdelen in verband met de viering van:
a. festiviteiten die bij of krachtens een gemeentelijke verordening zijn aangewezen, in de gebieden in de gemeente waarvoor de verordening geldt;
b. andere festiviteiten die plaatsvinden in de inrichting, waarbij het aantal bij of krachtens een gemeentelijke verordening aan te wijzen dagen of dagdelen per gebied of categorie van inrichtingen kan verschillen en niet meer mag bedragen dan twaalf per kalenderjaar.
2. Bij of krachtens gemeentelijke verordening kunnen voorwaarden worden verbonden aan de festiviteiten ter voorkoming of beperking van geluidhinder.
3. Een festiviteit als bedoeld in het eerste lid die maximaal een etmaal duurt, maar die zowel voor als na 00.00 uur plaatsvindt, wordt beschouwd als plaatshebbende op één dag.