vonnis
RECHTBANK OOST-BRABANT
Parketnummer: 01/845052-19
Parketnummer vordering: 03/210759-17
Datum uitspraak: 27 juni 2019
Vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [1968] ,
thans preventief gedetineerd te: P.I. HvB Grave (Unit A + B).
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 13 juni 2019.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte/veroordeelde naar voren is gebracht.
De tenlastelegging.
De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 6 mei 2019.
Nadat de tenlastelegging op de terechtzitting van 13 juni 2019 (ten aanzien van feit 3) is gewijzigd is aan verdachte ten laste gelegd dat:
1.
hij op een of meer tijdstippen gelegen in of omstreeks de periode van 5
november 2014 tot en met 1 maart 2019
te [pleegplaats 1] en/of [pleegplaats 2] , althans in Nederland,
wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op de
persoonlijke levenssfeer van [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] , in elk
geval van een ander,
met het oogmerk die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] , in elk geval die
ander te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden en/of vrees aan te
jagen, door:
- stelselmatig en/of veelvuldig, althans meermalen, WhatsApp (spraak)berichten
en/of sms-berichten te versturen (waaronder met dreigende teksten en/of
doodsbedreigingen),
- stelselmatig en/of veelvuldig, althans meermalen, telefonisch contact op te
nemen,
- stelselmatig en/of veelvuldig, althans meermalen, voicemailberichten achter
te laten en/of,
- langs de woning van die voornoemde personen te rijden, althans zich in de
omgeving van voornoemde personen op te houden.
2.
hij op een of meer tijdstippen gelegen in de periode van 5 november 2014 tot
en met 1 maart 2019
te [pleegplaats 1] en/of [pleegplaats 2] , althans in Nederland,
in persoon en/of door tussenkomst van derden ( [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] )
[slachtoffer 1] schriftelijk (via WhatsApp-berichten en/of sms-berichten)
en/of mondeling (tijdens telefonisch contact en/of door het achterlaten van
voicemailberichten en/of door het inspreken van WhatsApp-spraakberichten)
heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware
mishandeling, door die [slachtoffer 1] dreigend de woorden toe te voegen:
- "Die knijp ik kapot of schiet ze kapot",
- "Ik heb dat toen niet uitgesproken maar toen bedoelde ik dat ik dan één van
hun zou pakken en dat ik dan in de gevangenis kwam.",
- dat hij naar [slachtoffer 1] toe komt, haar keel dicht wil knijpen en haar langzaam
wil zien wegvallen,
- dat hij haar dood wil schieten,
- "Gas kunnen ze krijgen",
- "Pap kan alles nu alles en tot moord toe gaan alles ruim ik op. Alles",
- "Papa kan ze beter aan pakken en even laten lijden ze aan kijken en lagen
voelen!! [slachtoffer 3] is nr 1 als die voor me komt is ze voor mij!! Sorry de rest
volgt.. al is het over 7 jaar als ik vrij kom. Dan ga ik de rest opzoeken
meis." en/of
- "Zou er veel een fijne kogel of kogeltje geven en ze voor papa dood zien
gaan. Gek he?!?! Nee er zijn mensen die niet meer hoeve ademen.",
althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
3.
hij op een of meer tijdstippen gelegen in de periode van 5 november 2014 tot
en met 2 maart 2019
te [pleegplaats 1] en/of [pleegplaats 2] , in elk geval in Nederland,
[slachtoffer 3] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht
en/of met zware mishandeling,
door te bellen, de voicemail in te spreken en/of (indirect)
(WhatsApp)berichten te sturen met de woorden
-dat hij haar keel wil dichtknijpen (pagina's 67 en 70),
-dat hij haar wil doodschieten (pagina 67),
-dat hij haar in de ogen wil kijken en haar langzaam wil zien wegvallen
(pagina 70),
-'Nu ga ik vreemde acties uitvoeren. Eerst [betrokkene 1] !! Bij de bron aan pakken
toch..' (pagina 113) en/of
-'Wie was er bi. En heeft dit alles veroorzaak? Niet ik [betrokkene 2] . Ze gaat. Ja
echt [betrokkene 3] daar droom ik over. En [betrokkene 1] ja..' (pagina 113),
althans woorden van gelijke dreigende aard en strekking;
De vordering na voorwaardelijke veroordeling.
De zaak met parketnummer 03/210759-17 is aangebracht bij vordering van 24 april 2019. Deze vordering heeft betrekking op het vonnis van de politierechter te Limburg
d.d. 6 februari 2019. Een kopie van de vordering is aan dit vonnis gehecht.
De formele voorvragen.
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in de vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.
Bewijs
Inleiding.
Verdachte is ten laste gelegd dat hij zijn ex-vrouw en dochter heeft belaagd en dat hij zijn ex-vrouw en haar nieuwe partner meerdere malen heeft bedreigd met misdrijven tegen het leven gericht.
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie acht de drie ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen.
Het standpunt van de verdediging.
De verdediging heeft zich ten aanzien van een bewezenverklaring van de feiten gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Het oordeel van de rechtbank.
Ten aanzien van feiten 1, 2 en 3:
- Aangifte door [slachtoffer 1] inclusief bijlagen (blz. 24-53, 62-63);
- Verklaring getuige [slachtoffer 3] (blz. 64-65);
- Verklaring getuige [slachtoffer 2] (blz. 71-72);
- Verklaring van verdachte ter terechtzitting d.d. 13 juni 2019.
Er is met betrekking tot het hierna bewezenverklaarde sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, laatste zin van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
De bewezenverklaring.
Op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de hierboven uitgewerkte bewijsmiddelen in onderling verband en samenhang bezien komt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte
1.
in de periode van 5 november 2014 tot en met 1 maart 2019 in Nederland,
wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] , met het oogmerk die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] , te dwingen iets te dulden en vrees aan te jagen, door:
- stelselmatig en veelvuldig, althans meermalen, WhatsApp (spraak)berichten en sms-berichten te versturen (waaronder met dreigende teksten en doodsbedreigingen),
- stelselmatig en veelvuldig, telefonisch contact op te nemen,
- stelselmatig en veelvuldig, voicemailberichten achter te laten en,
- langs de woning van die voornoemde personen te rijden, althans zich in de omgeving van voornoemde personen op te houden.
2.
in de periode van 5 november 2014 tot en met 1 maart 2019 in Nederland,
in persoon en/of door tussenkomst van derden ( [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] ) [slachtoffer 1] schriftelijk (via WhatsApp-berichten en/of sms-berichten)
en mondeling (tijdens telefonisch contact en/of door het achterlaten van
voicemailberichten en/of door het inspreken van WhatsApp-spraakberichten)
heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht door die [slachtoffer 1] dreigend de woorden toe te voegen:
- "Die knijp ik kapot of schiet ze kapot",
- "Ik heb dat toen niet uitgesproken maar toen bedoelde ik dat ik dan één van
hun zou pakken en dat ik dan in de gevangenis kwam.",
- dat hij naar [slachtoffer 1] toe komt, haar keel dicht wil knijpen en haar langzaam
wil zien wegvallen,
- dat hij haar dood wil schieten,
- "Gas kunnen ze krijgen",
- "Pap kan alles nu alles en tot moord toe gaan alles ruim ik op. Alles",
- "Papa kan ze beter aan pakken en even laten lijden ze aan kijken en lagen
voelen!! [slachtoffer 3] is nr 1 als die voor me komt is ze voor mij!! Sorry de rest
volgt.. al is het over 7 jaar als ik vrij kom. Dan ga ik de rest opzoeken
meis." en/of
- "Zou er veel een fijne kogel of kogeltje geven en ze voor papa dood zien
gaan. Gek he?!?! Nee er zijn mensen die niet meer hoeve ademen.",
althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking.
3.
in de periode van 5 november 2014 tot en met 2 maart 2019 in Nederland,
[slachtoffer 3] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht door te bellen, de voicemail in te spreken en/of (indirect) (WhatsApp)berichten te sturen met de woorden
-dat hij haar keel wil dichtknijpen,
-dat hij haar wil doodschieten,
-dat hij haar in de ogen wil kijken en haar langzaam wil zien wegvallen,
althans woorden van gelijke dreigende aard en strekking.
De bewijsmiddelen worden slechts gebezigd met betrekking tot het feit waarop zij in het bijzonder betrekking hebben.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
De strafbaarheid van het feit.
Het bewezen verklaarde levert op de in de uitspraak vermelde strafbare feiten.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De strafbaarheid van verdachte.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.
Oplegging van straf en/of maatregel.
De eis van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft een gevangenisstraf voor de duur van twaalf maanden waarvan zes maanden voorwaardelijk geëist met een proeftijd van drie jaren en de oplegging van bijzondere voorwaarden, te weten: meldplicht bij reclassering, ambulante behandeling bij De Omslag, ambulante behandeling bij Novadic/Kentron (met mogelijkheid tot kortdurende klinische opname) en een alcoholverbod.
De officier van justitie heeft voorts gevorderd dat de rechtbank aan verdachte de vrijheidsbeperkende maatregel als bedoeld in artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht zal opleggen voor de duur van vijf (5) jaren, te vervangen door twee (2) weken hechtenis bij iedere overtreding van de maatregel. De maatregel houdt in dat verdachte geen contact zal hebben met [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] en dat hij zich niet in de gemeente [pleegplaats 1] zal begeven. De officier van justitie heeft de dadelijke uitvoerbaarheid van de maatregel gevorderd.
Een kopie van de vordering van de officier van justitie is aan dit vonnis gehecht.
Het standpunt van de verdediging.
De verdediging kan zich vinden in de eis van de officier van justitie.
Het oordeel van de rechtbank.
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Bij de beoordeling van de ernst van de door verdachte gepleegde strafbare feiten betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan langdurige belaging van zijn ex-vrouw en zijn dochter en het op indringende wijze meermalen bedreigen met de dood van zijn ex-vrouw en haar nieuwe partner. Verdachte heeft zijn slachtoffers aanzienlijk, mogelijk onherstelbaar, leed aangedaan. Daarbij valt in het bijzonder op dat verdachte er zelfs niet voor is teruggeschrokken om zijn eigen minderjarige dochter - zonder dat hiervoor enige aanleiding was - zodanig te benaderen dat hij zich ook ten opzichte van haar aan belaging heeft schuldig gemaakt. Hij heeft een grote inbreuk gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van ieder van zijn slachtoffers. De belaging en bedreigingen moeten een grote indruk op hen hebben gemaakt. Slachtoffers van dit soort ernstige feiten ondervinden daar vaak nog jarenlang last van en de herinnering eraan hindert hen in hun dagelijks bestaan. Uit de ter zitting voorgedragen slachtofferverklaringen is zonder meer gebleken dat dit ook in deze zaak het geval is.
Blijkens zijn strafblad is verdachte in 2018 onherroepelijk veroordeeld voor een delict in de relationele sfeer. De rechtbank weegt dit mee in het nadeel van verdachte.
In een rapport van klinisch psycholoog M.H.C.C. Nieuwhof d.d. 22 april 2019 is verwoord dat verdachte een persoonlijkheidsstoornis met antisociale, borderline en narcistische kenmerken heeft en dat hij verslaafd is aan alcohol. Daarnaast heeft verdachte forse problemen op het gebied van zijn verbaal begripsvermogen. Hij was evenwel bekend met het effect van alcohol op zijn (slechte) impulscontrole. Bovendien was hij ook al eerder veroordeeld naar aanleiding van een bedreiging in 2014, waarbij eveneens het gebruik van alcohol een rol speelde. Voor het aanpakken van zijn alcoholprobleem heeft verdachte nooit hulp gezocht. De deskundige ziet onvoldoende grond om te adviseren het tenlastegelegde verminderd aan verdachte toe te rekenen. De rechtbank neemt de conclusie van de deskundige over en is van oordeel dat het tenlastegelegde volledig aan verdachte is toe te rekenen.
De rechtbank is van oordeel dat in verband met een juiste normhandhaving niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of geringere straf dan een gevangenisstraf zoals door de officier van justitie is geëist.
De rechtbank zal deze gevangenisstraf evenwel voor een gedeelte voorwaardelijk opleggen om verdachte ervan te weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen.
Aan deze voorwaardelijke straf zullen na te noemen bijzondere voorwaarden worden gekoppeld.
Maatregel als bedoeld in artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan misdrijven die, gezien de ernst daarvan, een maatregel betreffende het gedrag rechtvaardigen. Ter zitting heeft verdachte verklaard dat hij van goede wil is. De rechtbank twijfelt daaraan. Het lukt verdachte tot op heden niet om zelf zijn gedrag aan te passen en ook ter terechtzitting is nog gebleken dat hij zijn eigen belang plaatst boven het belang van de slachtoffers, zelfs boven het belang van zijn dochter, die als enige contact met verdachte op de lange duur niet uitsluit. Het risico op recidive blijft daardoor hoog. De rechtbank ziet daarom grond om een vrijheidsbeperkende maatregel als bedoeld in artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht op te leggen om de slachtoffers te beschermen. Om te waarborgen dat verdachte in de nabije toekomst geen contact met hen zoekt en opnieuw een strafbaar feit pleegt of zich belastend jegens hen gedraagt, zal de rechtbank aan hem de maatregel als bedoeld in artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht voor een periode van
drie jarenopleggen. Deze maatregel houdt in dat verdachte zich zal onthouden van elke vorm van contact met [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] en
[slachtoffer 3] en dat hij zich gedurende deze periode niet in de gemeente [pleegplaats 1] begeeft. De rechtbank zal daarbij de vervangende hechtenis stellen op twee weken per overtreding.
De rechtbank zal bovendien bevelen dat het contact- en locatieverbod waaruit de maatregel bestaat, dadelijk uitvoerbaar is, omdat er naar het oordeel van de rechtbank reeds op grond van de aard van het bewezenverklaarde ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte wederom een strafbaar feit zal begaan. Dit betekent dat het contact- en locatieverbod ingaat op het tijdstip dat dit vonnis is uitgesproken.
De vorderingen van de benadeelde partijen.
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie acht de vorderingen van de benadeelde partijen geheel toewijsbaar, inclusief wettelijke rente en vordert tevens oplegging van de maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht.
Het standpunt van de verdediging.
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de gevorderde immateriële schadevergoeding gematigd dient te worden.
Beoordeling.Ten aanzien van de benadeelde partij [slachtoffer 1] :
De rechtbank acht toewijsbaar, als rechtstreeks door de bewezen verklaarde feiten toegebrachte schade, de volgende onderdelen van de vordering: immateriële schadevergoeding tot een bedrag van € 4.000,= en alle gevorderde materiële schadevergoeding. Voor verdere matiging acht de rechtbank geen grond aanwezig, mede gelet op de ter onderbouwing van dit gedeelte van de vordering overgelegde rechterlijke uitspraak.
De immateriële schadevergoeding vermeerderd met de wettelijke rente vanaf
de datum van het delict tot aan de dag der algehele voldoening.
De materiële schadevergoeding vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de
datum van het indienen van de vordering tot aan de dag der algehele voldoening.
De rechtbank zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren ten aanzien van de overige gevorderde immateriële schadevergoeding, omdat nader onderzoek dient plaats te vinden naar de gegrondheid van dit gedeelte van de vordering. De rechtbank is daarom van oordeel dat behandeling van dit gedeelte van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert.
De benadeelde partij kan deze onderdelen van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Schadevergoedingsmaatregel.
De rechtbank zal voor het toegewezen bedrag tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen, nu de rechtbank het wenselijk acht dat de Staat schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf datum delict tot de dag der algehele voldoening.
Aangezien aan verdachte meer verplichtingen tot vergoeding van dezelfde schade worden opgelegd, zal de rechtbank bepalen dat als verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij komt te vervallen en andersom, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij, daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat komt te vervallen.
Ten aanzien van de benadeelde partij [slachtoffer 3] :
De rechtbank acht de vordering in haar geheel toewijsbaar, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum van het delict tot de dag der algehele voldoening. Voor matiging acht de rechtbank geen grond aanwezig, mede gelet op de ter onderbouwing van dit gedeelte van de vordering overgelegde rechterlijke uitspraak.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil. Verder wordt verdachte veroordeeld in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Schadevergoedingsmaatregel.
De rechtbank zal voor het toegewezen bedrag tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen, nu de rechtbank het wenselijk acht dat de Staat schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf datum delict tot de dag der algehele voldoening.
Aangezien aan verdachte meer verplichtingen tot vergoeding van dezelfde schade worden opgelegd, zal de rechtbank bepalen dat als verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij komt te vervallen en andersom, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij, daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat komt te vervallen.
Motivering van de beslissing na voorwaardelijke veroordeling 03/210759-17.
De rechtbank zal het openbaar ministerie niet-ontvankelijk verklaren in de vordering tot tenuitvoerlegging, omdat is gebleken dat er thans geen openstaande voorwaardelijke straf (meer) is die ten uitvoer gelegd kan worden.
Toepasselijke wetsartikelen.
De beslissing is gegrond op de artikelen:
Wetboek van Strafrecht art. 14a, 14b, 14c, 14d, 36f, 38v, 38w, 57, 63, 285, 285b.