ECLI:NL:RBOBR:2019:4211

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
15 juli 2019
Publicatiedatum
12 juli 2019
Zaaknummer
18/3281
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen de beslissing van de Belastingdienst over zorgtoeslag en toepassing van de woonlandfactor

In deze zaak heeft de Rechtbank Oost-Brabant op 15 juli 2019 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser, een inwoner van Nederland, en de Belastingdienst/Toeslagen. Eiser had bezwaar gemaakt tegen de definitieve berekening van zijn zorgtoeslag voor het jaar 2017, waarbij de Belastingdienst had vastgesteld dat hij € 533,00 aan zorgtoeslag had ontvangen, terwijl hij recht had op € 1.022,00. De Belastingdienst stelde dat eiser teveel had ontvangen omdat zijn partner in Marokko woont en daar zorgverzekerd is, waardoor de woonlandfactor van toepassing zou zijn.

Eiser betwistte deze toepassing van de woonlandfactor en verwees naar informatie van de Belastingdienst die stelt dat de woonlandfactor niet van toepassing is voor iemand die in Nederland woont en daar verplicht verzekerd is. De rechtbank heeft de argumenten van beide partijen zorgvuldig gewogen. De rechtbank oordeelde dat de Belastingdienst de woonlandfactor terecht had toegepast op de standaardpremie van de partner van eiser, omdat deze een verdragsgerechtigde is.

De rechtbank concludeerde dat de Belastingdienst op juiste wijze had gehandeld door te besluiten dat eiser € 492,00 moest terugbetalen. Het beroep van eiser werd ongegrond verklaard, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd. De uitspraak werd openbaar gedaan en partijen werden geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep binnen zes weken na verzending van de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK OOST-BRABANT

Zittingsplaats 's-Hertogenbosch
Bestuursrecht
zaaknummer: SHE 18/3281

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 15 juli 2019 in de zaak tussen

[eiser] , te [woonplaats] , eiser,

en

Belastingdienst/ Toeslagen, verweerder

(gemachtigde: mr. R.A. Renfurm).

Procesverloop

Bij besluit van 7 september 2018 (het primaire besluit) heeft verweerder de zorgtoeslag van eiser voor 2017 definitief berekend en vastgesteld op € 533,00.
Bij besluit van 12 november 2018 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 11 juli 2019. Eiser is verschenen, bijgestaan door [persoon A] . Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Bij het primaire besluit is bepaald dat eiser € 492,00 moet terugbetalen, omdat hij aan voorschotten zorgtoeslag over 2017 € 1.022,00 heeft ontvangen, terwijl hij recht had op
€ 533,00. Volgens verweerder heeft eiser teveel aan zorgtoeslag ontvangen, omdat zijn partner in Marokko woont en daar in 2017 zorgverzekerd was, zodat om die reden de woonlandfactor moet worden toegepast op de berekening van de zorgtoeslag. In de voorschotfase heeft eiser zorgtoeslag ontvangen gebaseerd op het feit dat hij in Nederland zorgverzekerd was en zijn echtgenote in het buitenland niet zorgverzekerd was. Eiser ontving daarom toen 50% van de zorgtoeslag van personen met toeslagpartner, waardoor hij volgens verweerder teveel aan zorgtoeslag heeft ontvangen.
2. Eiser betwist verweerders standpunt dat nu zijn echtgenote in Marokko woont, de woonlandfactor moet worden toegepast. Eiser verwijst naar de website van de Belastingdienst waarop is vermeld dat de woonlandfactor afzonderlijk wordt bepaald voor de aanvrager en de toeslagpartner. De woonlandfactor wordt niet toegepast bij degene die in Nederland woont en verplicht verzekerd is voor ziektekosten. In de situatie van eiser is dat het geval. Hij betaalt voor zijn partner en zijn minderjarige kinderen de verdragsbijdrage aan het Centraal Administratiekantoor (CAK), zodat zij zorg krijgen in Marokko.
3. Verweerder heeft aangegeven dat de reden voor de toepassing van de woonlandfactor is gelegen in het feit dat de gemiddelde uitgaven voor zorg voor een persoon ten laste van de zorgverzekering in Marokko lager liggen dan in Nederland. Verder stelt verweerder zich op het standpunt dat hij ingevolge artikel 3, eerste lid van de Wet op de zorgtoeslag (Wzt) gehouden is om de woonlandfactor toe te passen op de standaardpremie van de partner van eiser. Uit bijlage 4 van de Regeling Zorgverzekering (zoals deze luidde ten tijde van belang) blijkt dat de woonlandfactor voor Marokko is vastgesteld op 0,0125 voor het berekeningsjaar 2017. Verweerder heeft in het verweerschrift de berekening van eisers zorgtoeslag toegelicht met toepassing van de woonlandfactor Marokko.
Verweerder stelt zich op het standpunt dat de woonlandfactor terecht en op een juiste wijze is toegepast bij de berekening van de zorgtoeslag.
4. Niet in geschil is dat de toeslagpartner van eiser met ingang van 1 september 2011 is aangemeld bij het CAK, waarmee zij een verdragsgerechtigde is. Verder is het vastgestelde gezamenlijke toetsingsinkomen waarvan verweerder bij zijn berekening van de zorgtoeslag is uitgegaan niet in geschil.
Ingevolge artikel 3, eerste lid, van de Wzt moet verweerder, nu de partner van eiser een verdragsgerechtigde is, op de standaardpremie van de partner van eiser de woonlandfactor toepassen. De woonlandfactor is neergelegd in een algemeen verbindend voorschrift, zodat verweerder en de bestuursrechter daaraan in beginsel zijn gebonden. Eiser heeft gelijk als hij stelt dat de woonlandfactor niet op zijn standaardpremie moet worden toegepast. Dat heeft verweerder ook niet gedaan. Uit het verweerschrift blijkt dat verweerder de woonlandfactor heeft toegepast op de standaardpremie van de partner van eiser en dat is terecht. De rechtbank is dan ook van oordeel dat verweerder de woonlandfactor op een juiste wijze heeft toegepast bij de berekening van eisers zorgtoeslag. Verweerder heeft daarom kunnen besluiten dat eiser, nu hij alleen recht heeft op € 533,00 aan zorgtoeslag over 2017, € 492,00 moet terugbetalen. Overigens is ter zitting gebleken dat eiser, gezien het verweerschrift, ook niet langer betwist dat het bestreden besluit rechtmatig is.
5. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J. Heijerman, rechter, in aanwezigheid van
mr. A.F. Hooghuis, griffier. De uitspraak is in het openbaar geschied op 15 juli 2019.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.