In deze zaak heeft de Rechtbank Oost-Brabant op 10 juli 2019 uitspraak gedaan in een verzetprocedure. De zaak betreft de curator, mr. Rob Raaijmakers, die in zijn hoedanigheid als curator van het faillissement van Robos Limburg B.V. een vordering heeft ingesteld tegen de gedaagde, die als enig aandeelhoudster en bestuurder van de failliet wordt beschouwd. De curator vorderde onder andere een bedrag van € 17.212,69 uit hoofde van rekening-courant en een voorschot van € 463.204,16 op het faillissementstekort. De rechtbank heeft vastgesteld dat de gedaagde haar taken als bestuurder kennelijk onbehoorlijk heeft vervuld, wat haar aansprakelijk maakt voor de schulden van de failliet, voor zover deze niet door vereffening van de overige baten kunnen worden voldaan. De rechtbank heeft het eerder gewezen verstekvonnis vernietigd en de vorderingen van de curator toegewezen, met inachtneming van de wettelijke rente en proceskosten. De rechtbank oordeelde dat de gedaagde niet voldoende had aangetoond dat andere feiten of omstandigheden een belangrijke oorzaak van het faillissement waren, en dat zij niet had voldaan aan haar verplichtingen uit het Burgerlijk Wetboek, wat leidde tot haar aansprakelijkheid voor het faillissementstekort.