ECLI:NL:RBOBR:2019:4106

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
12 juli 2019
Publicatiedatum
10 juli 2019
Zaaknummer
19/927
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van het beroep inzake aanvraag rechtsbijstand

Op 12 juli 2019 heeft de Rechtbank Oost-Brabant uitspraak gedaan in de zaak tussen eiser en het bestuur van de raad voor rechtsbijstand. Eiser had beroep ingesteld tegen het bestreden besluit van 13 februari 2019, waarin het bezwaar van zijn kantoorgenoot, [naam 1], ongegrond was verklaard. De rechtbank heeft ambtshalve de ontvankelijkheid van het beroep van eiser beoordeeld. Eiser had namens zichzelf beroep ingesteld, maar de rechtbank constateerde dat hij geen belanghebbende was in deze procedure. De oorspronkelijke aanvraag om toevoeging was gericht aan [naam 2], en er had een mutatie plaatsgevonden naar [naam 1] als rechtsbijstandverlener. Eiser was op dat moment niet de rechtsbijstandverlener van de rechtzoekende, en er was geen mutatie toevoeging ingediend. Hierdoor werd het beroep van eiser niet-ontvankelijk verklaard. De rechtbank oordeelde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd in het openbaar gedaan en een afschrift werd verzonden aan de partijen. Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK OOST-BRABANT

Zittingsplaats 's-Hertogenbosch
Bestuursrecht
zaaknummer: SHE 19/927

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 12 juli 2019 in de zaak tussen

[eiser] , te [woonplaats] , eiser

(gemachtigde: mr. F.J.M. van Rossem),
en

het bestuur van de raad voor rechtsbijstand, verweerder

(gemachtigde: mr. M. Doets).

Procesverloop

Bij besluit, verzonden op 20 december 2018 (het primaire besluit), heeft verweerder de aanvraag om vergoeding van de toevoeging met het nummer [nummer] van de kantoorgenoot van eiser, [naam 1] , afgewezen.
Bij besluit van 13 februari 2019 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van [naam 1] ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 25 juni 2019. Eiser heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich eveneens laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Ambtshalve stelt de rechtbank de ontvankelijkheid van het beroep van eiser aan de orde. Eiser heeft namens zichzelf beroep ingesteld tegen het bestreden besluit. De oorspronkelijke aanvraag om toevoeging met het nummer [nummer] vermeldt
[naam 2] als rechtsbijstandverlener van de rechtzoekende waar rechtsbijstand aan is verleend. Op 14 december 2018 heeft een mutatie plaatsgevonden naar [naam 1] als rechtsbijstandverlener van rechtzoekende. Het primaire besluit is ook aan hem gericht en het bezwaar tegen dat besluit is eveneens door hem ingediend. Het is de rechtbank dan ook niet gebleken dat eiser in deze procedure belanghebbende is. Ter zitting heeft de gemachtigde van eiser naar voren gebracht dat eiser op dit moment de rechtsbijstandverlener van rechtzoekende is. Uit de stukken blijkt echter niet dat een mutatie toevoeging - opvolgend advocaat is ingediend. Omdat eiser geen belanghebbende is, zal zijn beroep niet-ontvankelijk worden verklaard.
2. Het beroep is niet-ontvankelijk. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. W. Heijninck, rechter, in aanwezigheid van
mr. A.G.M. Willems, griffier. De uitspraak is in het openbaar geschied op
12 juli 2019.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.