ECLI:NL:RBOBR:2019:4091

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
10 juli 2019
Publicatiedatum
10 juli 2019
Zaaknummer
C/01/331764 / HA ZA 18-167
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Inzage in e-mailcorrespondentie van failliete vennootschappen en privacybescherming

In deze zaak vorderde de curator, mr. Jaap Anne van der Meer, inzage in de e-mailcorrespondentie van de failliete vennootschappen Paradigit Holding B.V. en aanverwante vennootschappen. De curator stelde dat deze correspondentie essentieel was voor het veiligstellen van de administratie van de failliete vennootschappen, zoals vereist door artikel 92 van de Faillissementswet (Fw). De e-mailcorrespondentie bevond zich op servers die eigendom waren van een derde vennootschap, SKP Holding B.V., en de bestuurders van de failliete vennootschappen hadden hun zakelijke e-mailadressen ook voor privédoeleinden gebruikt. De rechtbank oordeelde dat de curator recht had op inzage in de zakelijke e-mailcorrespondentie, maar dat de privécorrespondentie beschermd moest worden. De rechtbank bepaalde dat een onafhankelijke accountant moest worden aangesteld om een schifting te maken tussen zakelijke en privé-e-mails, waarbij alleen de zakelijke correspondentie aan de curator ter beschikking zou worden gesteld. De vordering van de curator werd onder deze voorwaarden toegewezen, en de kosten van de accountant werden voor de helft door de boedel en voor de andere helft door de gedaagden gedragen. De rechtbank benadrukte dat de curator zijn wettelijke taak naar behoren moet kunnen uitvoeren, maar dat de privacy van de bestuurders ook gerespecteerd moest worden.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Civiel Recht
Zittingsplaats Eindhoven
zaaknummer / rolnummer: C/01/331764 / HA ZA 18-167
Vonnis in verzet van 10 juli 2019
in de zaak van
mr. JAAP ANNE VAN DER MEER
in zijn hoedanigheid van curator in het faillissement van de besloten vennootschappen met beperkte aansprakelijkheid
PARADIGIT HOLDING BV, PARADIGIT RETAIL BV, PARAVEND RETAIL BV, ROPAM BVen
PDC BV,
wonende te Best,
eiser,
gedaagde in het verzet,
advocaat mr. S. Winkels-Koerselman te Best,
tegen

1.[gedaagde sub 1] ,

wonende te [woonplaats] ,
2.
[gedaagde sub 2],
wonende te [woonplaats] ,
3. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
SKP HOLDING B.V.,
gevestigd te Eindhoven,
gedaagden,
eisers in het verzet,
advocaat mr. I.C.J.C. van de Klundert te Eindhoven.
Eiser zal hierna Van der Meer q.q. worden genoemd. Gedaagden zullen hierna afzonderlijk [gedaagde sub 1] , [gedaagde sub 2] en SKP worden genoemd. Gedaagden zullen gezamenlijk [gedaagden] worden genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 11 april 2018, met de daarin genoemde stukken,
  • het proces-verbaal van comparitie van 27 november 2018, met de daarin genoemde stukken.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Bij vonnissen van de rechtbank Oost-Brabant van 9 februari 2016 zijn Paradigit Holding B.V., Paradigit Retail B.V., Paravend Retail B.V. Ropam B.V. en PDC B.V. (hierna gezamenlijk ‘Paradigit-vennootschappen’ genoemd) in staat van faillissement verklaard. Als curatoren zijn benoemd Van der Meer q.q. (hierna ook genoemd: de curator) en mr. W. Hekkelman (hierna gezamenlijk: de curatoren).
2.2.
Paradigit Holding B.V. heeft twee aandeelhouders. P-Hold B.V. houdt 6% van de aandelen. SKP houdt 94% van de aandelen in Paradigit Holding B.V.
2.3.
P-Hold B.V. is enig aandeelhouder van SKP.
2.4.
Paradigit Holding B.V. is statutair bestuurder van Paravend Retail B.V.
2.5.
[gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] zijn statutair bestuurders van Paradigit Holding B.V., Paradigit Retail B.V., Ropam B.V., PDC B.V., P-Hold B.V. en SKP.
2.6.
SKP is eigenaar van de servers waarop zich onder meer de e-mailboxen van [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] bevinden. [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] hebben hun e-mailboxen met de extensie @paradigit.nl gebruikt voor zakelijke e-mailberichten met betrekking tot de Paradigit-groep, waartoe behalve de failliete Paradigit-vennootschappen nog meer entiteiten behoren. Daarnaast hebben zij de e-mailboxen ook in privé gebruikt.
2.7.
De curatoren hebben Assist Automatisering in februari 2016 opdracht gegeven om de digitale administratie van de failliete Paradigit-vennootschappen veilig te stellen. Op 18 februari 2016 heeft een bespreking plaatsgevonden met de heer [naam IT manager] , IT-Manager voor de Paradigit Groep. Er is toen geïnventariseerd welke gegevens de curatoren wilden ontvangen uit de back-up die op de dag van de faillietverklaring van de financiële gegevens was gemaakt. Assist Automatisering heeft ook gevraagd naar e-mailbestanden.
2.8.
Fox-It B.V. (hierna: Fox-It) heeft de opdracht van Assist Automatisering overgenomen. Fox-It heeft een plan van aanpak opgesteld met een bijbehorende geheimhoudingsovereenkomst. De curatoren hebben het plan van aanpak ondertekend. Kort gezegd was de opdracht ingedeeld in drie fases, te weten de fase van het veiligstellen van de administratie, de fase van het filteren van de administratie en tot slot de fase van het beschikbaar stellen van de administratie aan de curatoren. [gedaagden] hebben niet ingestemd met dit plan van aanpak.
2.9.
Op 4 april 2016 heeft Fox-It een image gemaakt van alle data, in totaal 6 terabyte, die zich op de server bevond en dit opgeslagen. [naam IT manager] heeft een schifting aangebracht in de data. Dataset A betreft de volledige 6 TB aan data. Dataset B betreft data die zuiver betrekking had op de failliete Paradigit-vennootschappen en dus zonder meer kon worden vrijgegeven. In het overdrachtsdocument tussen Fox-It en SKP is neergelegd dat gedeeltes van data betreffende Dataset A alleen aan de curatoren worden verstrekt na schriftelijk akkoord van SKP, vertegenwoordigd door [gedaagde sub 1] .
2.10.
Dataset B bevat onder meer de e-mailboxen van [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] met de extensie @paradigit.nl. Zij hebben geweigerd de inhoud daarvan vrij te geven aan de curatoren.
2.11.
De curatoren hebben [gedaagden] op 4 en 5 augustus 2016 gedagvaard in kort geding. Samengevat vorderden de curatoren volledige inzage in de 6 TB aan data die veilig was gesteld, waaronder de e-mailboxen van [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] . De voorzieningenrechter heeft de vordering bij vonnis van 28 september 2016 afgewezen wegens het ontbreken van spoedeisend belang.
2.12.
De curatoren zijn vervolgens een bodemprocedure gestart, waarin is gevorderd zoals hierna onder 3.1. is weergegeven. Op 31 januari 2018 is een verstekvonnis gewezen door deze rechtbank, waarbij de primaire vordering van de curatoren is toegewezen.
2.13.
[gedaagden] hebben verzet aangetekend tegen het verstekvonnis.
2.14.
Mr. Hekkelman is na het verstekvonnis van 31 januari 2018 ontslagen als curator omdat zij niet langer werkzaam is als advocaat.

3.Het geschil

3.1.
Van der Meer q.q. heeft in de verstekprocedure gevorderd dat de rechtbank bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis:
Primair
1. voor recht verklaart dat curatoren onbeperkte en onvoorwaardelijke inzage hebben in de e-mailboxen van [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] , als onderdeel van de administratie van de failliete Paradigit-vennootschappen en dat zij die inzage in de veilig gestelde 6 TB aan data binnen 48 uur na het in deze te wijzen vonnis verkrijgen, zodat die administratie kan worden onderzocht; en
2. [gedaagde sub 1] , [gedaagde sub 2] en SKP Holding BV veroordeelt dat zij dienen te gehengen
en gedogen, dat curatoren de volledige 6 TB aan veiliggestelde data als in punt 10 van
de dagvaarding omschreven, althans de e-mailboxen van hen in die data, overhandigd
krijgen van Fox-It, inzien en daarin onderzoek doen – al dan niet door curatoren in te
schakelen derden –, op straffe van een hoofdelijke dwangsom van € 15.000,00 voor
iedere dag of deel daarvan dat de tegenwerking door [gedaagde sub 1] en/of [gedaagde sub 2]
en/of SKP Holding, of een derde die in hun opdracht en/of als hulppersoon en/of
ondergeschikte werkt, voortduurt;
Subsidiair
1. voor recht verklaart dat curatoren volledige inzage krijgen in de e-mailboxen van [gedaagde sub 1]
en [gedaagde sub 2] onder voorwaarden die door de rechtbank conform de regels
van de Faillissementswet in goede justitie worden bepaald en dat curatoren die inzage
in de veilig gestelde 6 TB aan data binnen 48 uur na het in deze te wijzen vonnis
verkrijgen; en
2. [gedaagde sub 1] , [gedaagde sub 2] en SKP Holding BV veroordeelt dat zij dienen te gehengen en gedogen dat curatoren de volledige 6 TB aan veiliggestelde data (thans opgeslagen
bij Fox IT), althans de e-mailboxen van hen in die data, onder de door de rechtbank
opgelegde voorwaarden van Fox-It ontvangen, inzien en onderzoek doen – al dan niet
door curatoren in te schakelen derden –, op straffe van een hoofdelijke dwangsom van
€ 15.000,00 voor iedere dag of deel daarvan dat de tegenwerking door [gedaagde sub 1] en/of
[gedaagde sub 2] en/of SKP Holding, of een derde die in hun opdracht en/of als hulppersoon
en/of ondergeschikte werkt, voortduurt;
Meer subsidiair
1. [gedaagde sub 1] , [gedaagde sub 2] en SKP Holding BV veroordeelt dat zij dienen te gehengen
en gedogen dat de filtering conform de filtertermen van curatoren (zie productie 6) uit
wordt gevoerd, althans dat een filtering wordt uitgevoerd conform filtertermen die door
de rechtbank met verwijzing naar vermelde filtertermen in productie 6 in goede justitie
worden bepaald, waarbij [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] worden veroordeeld in alle kosten
van die filtering; en
2. [gedaagde sub 1] , [gedaagde sub 2] en SKP Holding BV tevens veroordeelt om te gehengen en gedogen dat curatoren de data van Fox-It ontvangen en na de filtering inzage hebben in en onderzoek doen in de data die door filtering naar voren is gekomen, op straffe van een hoofdelijke dwangsom van € 15.000,00 voor iedere dag of deel daarvan dat de tegenwerking door [gedaagde sub 1] en/of [gedaagde sub 2] en/of SKP Holding, of een derde die in hun opdracht werkt, voortduurt;
Zowel primair, subsidiair als meer subsidiair
[gedaagden] veroordeelt in de kosten van het geding, te vermeerderen met de wettelijke rente over deze toegewezen bedragen vanaf de veertiende dag van het in dezen te wijzen vonnis tot aan de dag van algehele voldoening;
[gedaagden] veroordeelt in de nakosten ten bedrage van een bedrag van € 131,00 zonder betekening in conventie of reconventie en € 205,00 zonder betekening in conventie en reconventie tezamen, en verhoogd met € 68,00 in geval van betekening, te vermeerderen met de wettelijke rente over deze toegewezen bedragen vanaf de veertiende dag van het in dezen te wijzen vonnis tot aan de dag van algehele voldoening.
3.2.
Bij het verstekvonnis is de primaire vordering van Van der Meer q.q. toegewezen. Aan de gevraagde dwangsom is een maximum verbonden van € 1.500.000,00. [gedaagden] zijn veroordeeld in de proceskosten, aan de zijde van Van der Meer q.q. tot de dag van de uitspraak begroot op in totaal € 1.211,21, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW met ingang van de vijftiende dag na betekening van het vonnis tot de dag van volledige betaling. Ook zijn [gedaagden] veroordeeld in de nakosten conform de vordering van Van der Meer q.q., vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW met ingang van de vijftiende dag na betekening van het vonnis tot de dag van volledige betaling.
3.3.
[gedaagden] vorderen in het verzet dat het verstekvonnis wordt vernietigd en dat de vorderingen van Van der Meer q.q. alsnog worden afgewezen.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Het verzet is tijdig en op de juiste wijze ingesteld, zodat [gedaagden] in zoverre in hun verzet kunnen worden ontvangen.
4.2.
Omdat mr. Hekkelman is ontslagen als curator, is zij verder geen partij meer in de procedure.
4.3.
Het geschil betreft volgens de eigen stellingen van Van der Meer q.q. de inzage/afgifte van de e-mailboxen van [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] . Het is de rechtbank niet gebleken dat partijen nog een geschil hebben met betrekking tot de afgifte/inzage van de overige administratie van de failliete Paradigit-vennootschappen. Voor zover de vorderingen van Van der Meer q.q. betrekking hebben op de
volledige6 Terabyte aan veiliggestelde data, zijn die dus niet toewijsbaar.
4.4.
Van der Meer q.q. stelt dat de e-mailboxen die gebruikt werden door de bestuurders van de failliete Paradigit-vennootschappen behoren tot de administratie van de failliete Paradigit-vennootschappen, in ieder geval voor zover het correspondentie betreft aangaande aangelegenheden van of met de failliete vennootschappen, in de ruimste zin van het woord. Van der Meer q.q. grondt zijn vordering op de artikelen 68, 92, 105 en 106 Faillissementswet (Fw). In de kern gaat het echter om de reikwijdte van artikel 92 Fw.
4.5.
Uit artikel 92 Fw vloeit de taak van de curator voort om onmiddellijk na zijn benoeming alles in het werk te stellen om – onder meer – de administratie en alle aanwezige informatie daarover veilig te stellen voor zijn latere onderzoek daarvan in het belang van de boedel. Tot genoemde ‘bescheiden en andere gegevensdragers’ behoren tevens digitale bestanden waarop zich dergelijke informatie bevindt, dan wel redelijkerwijs vermoed kan worden zich daarop te bevinden. In dit geval is de administratie van de failliete Paradigit-vennootschappen veilig gesteld door het maken van een image van de server van SKP door Fox-It, zoals ook de voorzieningenrechter van deze rechtbank in zijn vonnis van 28 september 2016 heeft overwogen. De vraag die ter beoordeling voor ligt is of de curator op grond van artikel 92 Fw bevoegd is kennis te nemen van alle gegevens (hierna ook ‘data’ genoemd) die veilig zijn gesteld.
4.6.
Het feit dat de server waarop de administratie van de failliete Paradigit-vennootschappen zich bevindt geen eigendom is van (een van) de failliete Paradigit-vennootschappen, staat niet aan inzage/afgifte aan de curator in de weg. Ook tot de administratie behorende (e-mail)gegevens die zich op een aan een derde toebehorende server bevinden vallen onder artikel 92 Fw (vgl. Hof Den Haag 11 maart 2014, ECLI:NL:GHDHA:2014:2206). Zou dit niet het geval zijn, dan kan op zeer eenvoudige wijze (een deel van) de administratie aan de werking van artikel 92 Fw worden onttrokken. Daarmee zou artikel 92 Fw, als het gaat om administratie die op digitale wijze wordt bewaard, buiten spel gezet kunnen worden. In het verlengde daarvan zou de curator zijn algemene taak betreffende het beheer en de vereffening van de boedel (artikel 68 Fw) niet naar behoren kunnen uitvoeren. Het strookt met de kennelijke bedoeling van de wetgever en het past in het stelsel van de wet om de curator het recht toe te kennen tot het veiligstellen van data van failliet op gegevensdragers van derden (vgl. Rb. Breda 31 juli 2008, JOR 2008/254 (Janssens q.q./Schlüter)). Het verweer van [gedaagden] dat het feit dat SKP eigenaar is van de server met daarop de e-mailboxen aan inzage/afgifte van de e-mailboxen in de weg staat, slaagt daarom niet.
4.7.
Het verweer dat de extensie @paradigit.nl eigendom is van een andere, niet-failliete Paradigit-vennootschap, IEP B.V., en de e-mailboxen daarom geen deel uitmaken van de administratie van de failliete Paradigit-vennootschappen, slaagt ook niet. Onder de administratie van een failliet valt naar het oordeel van de rechtbank ook de e-mailcorrespondentie van de failliet. Daarom moet wanneer er sprake is van e-mailcorrespondentie die wordt gevoerd met behulp van de e-mailadressen van een failliet, deze tot de administratie van de failliet gerekend worden. Dat volgens [gedaagden] niet alle e-mailberichten die zich in een e-mailbox bevinden van belang zijn voor het kunnen kennen van de rechten en plichten van een vennootschap (vgl. artikel 2:10 BW), zoals ongewenste mail, reclame en irrelevante mail, leidt niet tot een ander oordeel.
4.8.
In dit geval zijn de e-mailadressen van [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] formeel geen eigendom van een failliet. Tussen partijen is echter niet in geschil dat het overgrote deel van de personen die werkzaam zijn bij alle ondernemingen binnen de Paradigit Groep een
e-mailadres hebben dat eindigt op @paradigit.nl. Vast staat dat ook [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] deze e-mailextensie gebruikten voor al hun zakelijke e-mailverkeer, waaronder dus ook de uitoefening van hun bestuurstaak, met betrekking tot alle ondernemingen binnen de Paradigit-groep. Voor de werking van artikel 92 Fw moeten daarom de e-mailadressen van [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] voor zover het de failliete Paradigit-vennootschappen betreft, worden beschouwd als e-mailadressen van die vennootschappen en daarmee als onderdeel van de administratie van die vennootschappen. Een ander oordeel zou betekenen dat door simpelweg een e-mailextensie te gebruiken die eigendom is van een derde, dit deel van de administratie aan de werking van artikel 92 Fw kan worden onttrokken. Dat is in strijd met de bedoeling van artikel 92 Fw.
4.9.
[gedaagden] voeren als verweer aan dat Van der Meer q.q. al over alle relevante informatie beschikt. De volledige administraties van de failliete Paradigit-vennootschappen zijn ter beschikking gesteld, inclusief de e-mailboxen van de medewerkers van die vennootschappen. Ook zijn de mappen uit de e-mailboxen van [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] waarin zij correspondentie inzake de failliete Paradigit-vennootschappen opsloegen aan de curator ter beschikking gesteld.
4.10.
De rechtbank overweegt dat het uitgangspunt is dat de curator zijn wettelijke taak, als omschreven in artikel 68 Fw, naar behoren moet kunnen uitvoeren. Hij kan hierbij naar eigen inzicht handelen, zonder aan iemands bevelen of goedkeuring onderworpen te zijn. Daarnaast zijn [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] als (indirect) bestuurders van de verschillende failliete Paradigit-vennootschappen op grond van artikel 105 Fw verplicht aan Van der Meer q.q. alle inlichtingen te verstrekken, waaronder de volledige administratie van de failliete Paradigit-vennootschappen. Met het vorenstaande is het standpunt van [gedaagden] , dat Van der Meer q.q. maar concreet moet aangeven welke gegevens ontbreken en hij daar om moet vragen bij [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] , niet te verenigen. Als het standpunt van [gedaagden] wordt gevolgd zou Van der Meer q.q. volledig afhankelijk zijn van het bestuur voor wat hij wel en niet te zien krijgt. Van der Meer q.q. wijst er terecht op dat dat niet de bedoeling is. De curator kan niet vragen om gegevens waarvan hij het bestaan niet kent. Van de curator kan niet worden verlangd dat hij moet vertrouwen op de mededeling dat in dit geval alle e-mailcorrespondentie van [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] als (indirect) bestuurders van de failliete Paradigit-vennootschappen beperkt was tot e-mailverkeer met de medewerkers van die vennootschappen, zoals [gedaagden] aanvoeren. De curator moet dat zelf kunnen vaststellen. Dat Van der Meer q.q. geen concreet belang heeft aangevoerd bij afgifte/inzage van de bedoelde gegevens, volgt de rechtbank daarom niet. Dat belang is in het vorenstaande voldoende belicht.
4.11.
[gedaagden] voeren als verweer ook aan dat Van der Meer q.q. geen recht heeft op toegang tot e-mailcorrespondentie die behoort tot de administratie van derden. Dit is in beginsel juist. In dit geval speelt echter dat [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] alle e-mailcorrespondentie met betrekking tot alle vennootschappen van de Paradigit-groep via dezelfde e-mailadressen hebben laten verlopen. Volgens [gedaagden] is de e-mailcorrespondentie die betrekking heeft op uitsluitend de failliete Paradigit-vennootschappen al aan Van der Meer q.q. ter beschikking gesteld. Daarvoor geldt echter wat de rechtbank hiervoor in r.o. 4.10. heeft overwogen: de curator moet niet afhankelijk zijn van het bestuur van de failliet voor wat hij wel en niet te zien krijgt. De curator moet zelf kunnen vaststellen of hij beschikt over de volledige administratie van de failliete Paradigit-vennootschappen. Dat hij daarbij inzage krijgt in gegevens die mogelijk behoren tot de administratie van andere, niet-failliete vennootschappen is in dit geval onvermijdelijk, gelet op de wijze waarop het e-mailverkeer binnen de Paradigit-groep is ingericht. Dat komt voor risico van de vennootschappen die voor deze manier van werken hebben gekozen en is geen grond om de vordering van Van der Meer q.q. af te wijzen. De rechtbank overweegt daarbij wel dat Van der Meer q.q. de gegevens van andere vennootschappen dan de failliete Paradigit-vennootschappen, waarop hij dus geen recht heeft, als ‘ongelezen’ terzijde moet leggen. Van Van der Meer q.q. mag worden verwacht dat hij over voldoende inzicht en ervaring beschikt om hier uiterst behoedzaam mee om te kunnen gaan. Hij zal vertrouwelijke informatie – niet alleen die van de vennootschappen uit de Paradigit-groep, maar ook van niet-gelieerde derden die vertrouwelijke informatie met [gedaagde sub 1] , [gedaagde sub 2] of aan hen gelieerde ondernemingen hebben gedeeld – ook als zodanig dienen te behandelen en er streng voor moeten waken dat die informatie niet bij derden terecht komt, indien die derden daar geen recht op hebben. Van der Meer q.q. heeft tijdens deze procedure meerdere keren uitdrukkelijk bevestigd zorgvuldig met de gegevens te zullen omgaan en de rechtbank ziet geen grond om daaraan te twijfelen. De rechtbank ziet daarom geen aanleiding om op dit punt een nadere voorziening te treffen.
4.12.
Volgens [gedaagden] verzetten wettelijke geheimhoudingsplichten van vennootschappen binnen de Paradigit-groep zich tegen vrijgave van alle data op de server aan de curator. De niet-failliete vennootschappen verwerken een aanzienlijke hoeveelheid persoonsgegevens van klanten en leveranciers, waarbij zij SKP hebben ingeschakeld als bewerker. Op grond van de Wet Bescherming Persoonsgegevens staat het SKP niet vrij om aan Van der Meer q.q. als derde zomaar een volledige kopie te verstrekken van alle data van de Paradigit-groep die zich op de server bevindt. Dit geldt ook als het gaat om de privacy van de werknemers van de Paradigit-groep en vertrouwelijke bedrijfsinformatie van alle niet in staat van faillissement verkerende vennootschappen.
4.13.
De rechtbank is van oordeel dat dit verweer niet slaagt. De Wet Bescherming Persoonsgegevens (WPB) is inmiddels vervangen door de Verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van Richtlijn 95/46/EG (Algemene Verordening Gegevensbescherming, AVG) en de Uitvoeringswet Algemene Verordening Gegevensbescherming (Uitvoeringswet AVG)). Op de eerste plaats zien de AVG en de Uitvoeringswet AVG op de verwerking van persoonsgegevens. Bedrijfsinformatie valt daar niet onder. Op de tweede plaats is, zoals hiervoor in r.o. 4.3. al is overwogen, het geschil tussen partijen beperkt tot de inzage/afgifte van de e-mailboxen van [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] . De rechtbank is van oordeel dat voor zover die e-mailboxen persoonsgegevens als bedoeld in de AVG en de Uitvoeringswet AVG bevatten, zonder nadere toelichting, die ontbreekt, niet valt in te zien dat verstrekking van die gegevens aan de curator in het kader van de uitoefening van zijn wettelijke taak in strijd is met de AVG of de Uitvoeringswet AVG. Het enkele wijzen op de verantwoordelijkheid die een bewerker op grond van de WPB (lees: AVG en Uitvoeringswet AVG), heeft, is daartoe onvoldoende. In de considerans van de AVG is namelijk onder meer opgenomen dat rechtmatige verwerking van persoonsgegevens (waaronder afgifte aan een derde valt, Rb) een gerechtvaardigde grondslag vereist waarin de wet voorziet. Die gerechtvaardigde grondslag wordt in dit geval naar het oordeel van de rechtbank gevormd door de artikelen 68 Fw en 92 Fw.
4.14.
[gedaagden] wijzen erop dat [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] de e-mailboxen ook hebben gebruikt in privé en ten behoeve van alle maatschappelijke en zakelijke functies die zij bekleden of in het verleden hebben bekleed. Inzage in de e-mailboxen vormt dan ook een ongeoorloofde inmenging in hun privéleven (artikel 8 EVRM) en is in strijd met de artikelen 10 en 13 van de Grondwet (Gw). Daarnaast hebben ook de kinderen van [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] recht op bescherming van hun persoonlijke levenssfeer, aldus [gedaagden]
4.15.
Artikel 10 Gw beschermt het recht op eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer. Op grond van artikel 10 Gw heeft ieder recht op eerbiediging van zijn persoonlijke levenssfeer, behoudens bij of krachtens de wet te stellen beperkingen. Artikel 13 Gw is een lex specialis daarvan en biedt extra bescherming tegen inbreuk op het briefgeheim.
E-mailverkeer valt (nog) niet onder het bereik van artikel 13 Gw, dus het beroep op dat artikel slaagt niet.
4.16.
Van der Meer q.q. wijst ter onderbouwing van zijn standpunt dat kennisneming van privé e-mailberichten in dit geval niet in strijd is met artikel 10 Gw op het arrest van het Hof Den Haag van 10 maart 2014, JOR 2014, 218. Het Hof Den Haag oordeelde – kort gezegd – dat het grondrecht van artikel 10 Gw niet absoluut is en voorziet in beperkingen bij of krachtens de wet. Op grond van de Faillissementswet heeft de curator ruime bevoegdheden om informatie op te vragen en tot zich te nemen. Volgens het Hof valt daaronder ook het e-mailverkeer. Het Hof concludeerde dan ook dat kennisneming van het e-mailverkeer niet verboden is op grond van artikel 10 Gw.
4.17.
De rechtbank overweegt dat het Hof Den Haag in de hiervoor genoemde zaak alleen heeft getoetst aan artikel 10 Gw. In dit geval is echter ook een beroep gedaan op artikel 8 EVRM. E-mail, als correspondentiemiddel, valt onder de reikwijdte van dat artikel. De gestelde inbreuk op artikel 10 Gw, welk artikel minder ver gaat dan artikel 8 EVRM, behoeft gelet op het vorenstaande en wat hierna volgt verder geen bespreking.
4.18.
Beperking van het respecteren van het correspondentiegeheim kan volgens artikel 8 EVRM alleen als die beperkingen zijn gebaseerd op een wettelijke regeling en noodzakelijk zijn in een democratische samenleving in het belang van de in artikel 8, lid 2 EVRM genoemde doeleinden, wat inhoudt dat de beperking proportioneel moet zijn in verhouding tot het doel dat ermee wordt gediend. De nationale veiligheid, de openbare veiligheid of het economisch welzijn van het land, voorkoming van wanordelijkheden of strafbare feiten, de bescherming van de gezondheid of de goede zeden, of de bescherming van de rechten en vrijheden van anderen vormen een legitiem doel voor beperkingen.
4.19.
De rechtbank is van oordeel dat de vereiste wettelijke regeling voor de beperking van het grondrecht in dit geval is gelegen in artikel 92 jo. 68 Fw. Met betrekking tot de overige hiervoor genoemde vereisten voor beperking van het grondrecht van artikel 8 EVRM zoekt de rechtbank aansluiting bij het arrest van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) van 20 september 2000, zaak 33274/96 (Foxley/Engeland). In dat arrest was – kort gezegd – sprake van een postblokkade en moest het EHRM zich uitspreken over het door de curator openen en lezen van brieven aan een failliet. Uit dat arrest blijkt dat de bescherming van de rechten van schuldeisers een legitiem doel is voor beperking van het grondrecht van artikel 8 EVRM. Het EHRM oordeelde dat een postblokkade, met kennisneming van de inhoud van de correspondentie, is toegestaan voor opsporing van activa, maar dat dit wel gepaard moet gaan met adequate en effectieve maatregelen zodat de beperking van het briefgeheim tot een minimum wordt beperkt. De rechtbank is van oordeel dat vanwege de reikwijdte van artikel 8 EVRM, wat het EHRM heeft geoordeeld ook van toepassing is in het geval geen sprake is van correspondentie door middel van brieven, maar via e-mail.
4.20.
In het onderhavige geval is sprake van privécorrespondentie in de e-mailboxen van [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] . Van der Meer q.q. heeft geen concrete grond aangevoerd waarom het in dit geval noodzakelijk is ook kennis te nemen van de privécorrespondentie, anders dan dat hij op grond van artikel 92 Fw daartoe bevoegd is. Het feit dat [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] ervoor hebben gekozen om hun privémail te laten lopen via één en hetzelfde zakelijke e-mailadres leidt niet tot een ander oordeel. In zoverre slaagt het verweer van [gedaagden] dat het belang van [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] bij bescherming van hun privéleven – en dat van hun kinderen – en correspondentie zwaarder weegt dan het belang van Van der Meer q.q. bij onbeperkte inzage in de e-mailboxen. Van der Meer q.q. heeft dus geen recht op onbeperkte en onvoorwaardelijke inzage in de e-mailboxen van [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] .
4.21.
Het vorenstaande laat onverlet dat de curator wel recht heeft op inzage van de administratie van de failliete Paradigit-vennootschappen. Vanwege de verwevenheid van zakelijke en privé e-mail zal er dus eerst een schifting moeten worden gemaakt om te voorkomen dat de curator kennis neemt van privé e-mailcorrespondentie van [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] . De rechtbank zal daarom, zoals Van der Meer q.q. ook heeft gevorderd in de primaire en subsidiaire vordering, bepalen dat de e-mailboxen van [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] aan een onafhankelijke, door Van der Meer q.q. aan te wijzen deskundige ter beschikking moeten worden gesteld die moet onderzoeken welke e-mailberichten privécorrespondentie zijn. Deze deskundige moet een accountant zijn.
4.22.
Fox-It zal aan de accountant op diens eerste verzoek een kopie van de door Fox-It veiliggestelde data verstrekken. De accountant moet zijn bevindingen schriftelijk vastleggen – zonder daarbij in te gaan op de inhoud van de door hem gevonden privécorrespondentie – en deze aan alle partijen sturen. De accountant zal een digitale kopie van de e-mailboxen met daaruit verwijderd de privé e-mailcorrespondentie van [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] aan partijen verstrekken. Voor het overige dient de accountant de privé e-mailcorrespondentie geheim te houden ten opzichte van Van der Meer q.q. en derden. Nadat de accountant zijn taak heeft volbracht dient hij de aan hem ter beschikking gestelde kopie van de door Fox-It veiliggestelde data te vernietigen.
4.23.
Met betrekking tot de kosten van de werkzaamheden van de accountant die zien op zijn onderzoek overweegt de rechtbank als volgt. De bevoegdheid van artikel 92 Fw is gegeven in het belang van de boedel. Dat pleit ervoor om deze kosten voor rekening van de boedel te brengen. Daar staat tegenover dat het [gedaagden] zijn geweest die ervoor hebben gekozen om hun zakelijke en persoonlijke e-mail via hetzelfde account te laten lopen. Als zij dat niet hadden gedaan, had de boedel nu geen kosten hoeven maken om de e-mailboxen te filteren. De rechtbank is daarom van oordeel dat de kosten van de werkzaamheden van de accountant die zien op zijn onderzoek van de veiliggestelde data voor de ene elft door de boedel en voor de andere helft door [gedaagden] moeten worden gedragen.
4.24.
De door Van der Meer q.q. gevorderde dwangsom zal worden afgewezen. [gedaagden] wijzen er terecht op dat de data al zijn veiliggesteld en in kopie worden gehouden door Fox-It. [gedaagden] stellen dat partijen voorafgaand aan de procedure hebben afgestemd dat de data door Fox-It worden vrijgegeven aan de curatoren op basis van een uitvoerbare uitspraak. Dit is door Van der Meer q.q. niet betwist. Er is dus geen actieve medewerking van partijen vereist voor het door Fox-It ter beschikking stellen van de
e-mailboxen van [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] aan de door Van der Meer q.q. aan te wijzen accountant.
4.25.
[gedaagden] stellen dat de vordering om het vonnis uitvoerbaar bij voorraad te verklaren moet worden afgewezen. Wanneer het vonnis eenmaal ten uitvoer is gelegd kan dit niet meer ongedaan worden gemaakt. In feite wordt daarmee [gedaagden] de mogelijkheid ontnomen om hoger beroep in te stellen. De rechtbank is van oordeel dat door [gedaagden] genoemde belang bij het achterwege laten van uitvoerbaar bij voorraadverklaring, mede gelet op de voorziening die wordt getroffen met betrekking tot de privécorrespondentie, niet opweegt tegen het belang van Van der Meer q.q. om het vonnis ten uitvoer te kunnen leggen.
4.26.
Het verstekvonnis zal op grond van het vorenstaande worden vernietigd. Het toewijsbare deel van de vorderingen van Van der Meer q.q. zal als volgt worden toegewezen.
4.27.
[gedaagden] zullen als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij in de kosten worden verwezen. De kosten van de verstekprocedure worden begroot op de in het verstekvonnis begrote kosten. De kosten van de verzetprocedure worden aan de zijde van Van der Meer q.q. begroot op € 543,00 (1,0 punt × tarief € 543,00) voor salaris advocaat.

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
vernietigt het door deze rechtbank op 31 januari 2018 onder zaaknummer / rolnummer 328475 / HA ZA 17-811 gewezen verstekvonnis,
en opnieuw beslissend
5.2.
verklaart voor recht dat Van der Meer q.q. inzage krijgt in de e-mailboxen van [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] , met uitzondering van de privécorrespondentie en onder de voorwaarden zoals genoemd onder 4.11., 4.21., 4.22. en 4.23.,
5.3.
veroordeelt [gedaagden] te gehengen en gedogen dat Van der Meer q.q. van de door Fox-It veiliggestelde data de e-mailboxen van [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] ontvangt onder de voorwaarden zoals genoemd onder 4.11., 4.21., 4.22. en 4.23. en deze inziet en daarin onderzoek doet,
5.4.
veroordeelt [gedaagden] in de kosten van de verstekprocedure, aan de zijde van Van der Meer q.q. tot op heden begroot op € 1.211,21, en in de kosten van de verzetprocedure, aan de zijde van Van der Meer q.q. tot op heden begroot op € 543,00, derhalve in totaal € 1.754,21, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over dit bedrag met ingang van de vijftiende dag na betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling,
5.5.
veroordeelt [gedaagden] in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 131,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat [gedaagden] niet binnen 14 dagen na aanschrijving aan het vonnis hebben voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 68,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak, en te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de nakosten met ingang van de vijftiende dag na betekening van dit vonnis tot aan de voldoening,
5.6.
verklaart dit vonnis wat betreft de onder 5.3., 5.4. en 5.5. genoemde beslissingen uitvoerbaar bij voorraad,
5.7.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.J.M.A. van der Put en in het openbaar uitgesproken op 10 juli 2019.