Uitspraak
RECHTBANK OOST-BRABANT
[verzoeker] , te [woonplaats] , verzoeker
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Bladel, verweerder
Procesverloop
Overwegingen
- Bij besluit van 30 juni 2016 heeft verweerder onder oplegging van dertien dwangsommen verzoeker gelast om binnen zes weken na de dag van deze aanschrijving de bouwwerken 3, 4, 5, 6, 7, 8, 9a, 9b, 9c en 10 te verwijderen en verwijderd te houden. Tevens is verzoeker gelast het gebruik van het perceel als hondenfokkerij ten behoeve van de bedrijfsmatige verkoop van honden en het bedrijfsmatig houden van honden en paarden te beëindigen en beëindigd te houden. Bij besluit van 18 juli 2017 heeft verweerder het hiertegen ingediende bezwaar ongegrond verklaard. Bij uitspraak van 26 juni 2018 (SHE 17/2421) heeft de rechtbank het beroep gegrond verklaard, het bestreden besluit vernietigd voor zover het betrekking heeft op de last tot het beëindigen en beëindigd houden van het bedrijfsmatig houden van paarden op het perceel en verweerder opgedragen een nieuw besluit op bezwaar te nemen met inachtneming van wat in deze uitspraak is overwogen. Tegen de uitspraak van de rechtbank heeft verzoeker hoger beroep bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) ingesteld. De Afdeling heeft nog geen uitspraak gedaan.
- Verweerder heeft enkele invorderingsbesluiten genomen naar aanleiding van het besluit van 30 juni 2016. De Afdeling zal ook een uitspraak doen op de beroepen ingevolge artikel 5:39 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) met betrekking tot deze invorderingsbesluiten. Verweerder heeft in ieder geval een voornemen voor een tweede invordering laten uitgaan op 21 maart 2019.
- Op 22 juli 2017 heeft verweerder een beleidsregel vastgesteld, de 'regeling vergroten bijgebouwen in het buitengebied'(verder: Regeling).
- Op 3 mei 2018 heeft verzoeker een aanvraag voor een omgevingsvergunning 1e fase ingediend. De eerste fase heeft betrekking op de activiteit 'gebruik in strijd met het bestemmingsplan' als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid onder c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo).
- Op 28 december 2018 heeft verzoeker een verzoek tot heroverweging van het besluit van 30 juni 2016 ingediend voor zover dat ziet op bouwwerken 3 en 4. Verzoeker verzoekt verweerder ook de last te heroverwegen met betrekking tot bouwwerken 3 en 4 voor zover die liggen op 5 meter van de perceelsgrens.
- Bij besluit van 24 april 2019 heeft verweerder de aanvraag om een omgevingsvergunning 1ͤ fase afgewezen.
- Op 21 maart 2019 heeft de gemeenteraad van Bladel het bestemmingsplan "Buitengebied Bladel 2014, tweede herziening 2018" vastgesteld. Dit vastgestelde bestemmingsplan heeft ter inzage gelegen vanaf 9 mei 2019.
- Bouwwerken 3 en 4 liggen in het achtererfgebied van het perceel [adres] . De voorgevel van de woning aan perceel [adres] loopt evenwijdig aan een pad dat uitkomt op de [straatnaam] .
- verzoeker wenst dat verweerder geen invorderingsmaatregelen gaat treffen met betrekking tot dwangsommen die zouden zijn verbeurd op basis van het besluit van 30 juni 2016 voor bouwwerken 3 en 4. Hij wil ook dat reeds getroffen invorderingsmaatregelen worden ingetrokken.
- verzoeker wenst ook met zoveel woorden dat verweerder zich onthoudt van contact met de pers om aantasting van zijn goede naam te voorkomen.
Beslissing
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit ;
- draagt verweerder op binnen twintig weken na de dag van verzending van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen op het bezwaar met inachtneming van deze uitspraak doch niet eerder dan nadat verweerder een nieuw besluit heeft genomen op de aanvraag omgevingsvergunning 1e fase van 3 mei 2018;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 348,- aan verzoeker te vergoeden;
- wijst de gevraagde voorlopige voorziening af