ECLI:NL:RBOBR:2019:3774

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
27 juni 2019
Publicatiedatum
1 juli 2019
Zaaknummer
7126604 / 18-6429
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Compensatie voor vertraging van vlucht door birdstrike en buitengewone omstandigheden

In deze zaak vorderden eisers, [A.] en [B.], compensatie van Ryanair DAC voor de vertraging van hun vlucht FR3092 van Lissabon naar Eindhoven op 7 juni 2018. De eisers stelden dat de vlucht met meer dan drie uur vertraging was aangekomen en dat zij recht hadden op een financiële compensatie van € 400,00 per passagier op basis van Verordening (EG) nr. 261/2004. Ryanair voerde aan dat de vertraging het gevolg was van buitengewone omstandigheden, namelijk een birdstrike tijdens de voorgaande vlucht FR3091, die leidde tot een noodzakelijke onderhoudsinspectie en een uitwijking naar Luik, België.

De kantonrechter te Eindhoven oordeelde dat de vordering van eisers binnen het toepassingsbereik van de Europese procedure voor geringe vorderingen viel, aangezien eisers in Nederland woonden en de luchtvaartmaatschappij in Ierland was gevestigd. De rechter bevestigde dat de eisers in beginsel recht hadden op compensatie, maar dat Ryanair zich terecht op buitengewone omstandigheden kon beroepen. De rechter oordeelde dat de vertraging als gevolg van de birdstrike niet kon worden voorkomen, en dat de luchtvaartmaatschappij niet verplicht was om compensatie te betalen.

Uiteindelijk werd de vordering van eisers afgewezen en werden zij veroordeeld in de proceskosten. De beschikking werd gegeven door mr. G.J. Roeterdink op 27 juni 2019.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK OOST-BRABANT

Civiel Recht
Zittingsplaats Eindhoven
Zaaknummer : 7126604
Rolnummer : 18-6429
Uitspraak : 27 juni 2019
Beschikking op grond van Verordening (EG) nr. 861/2007, zoals gewijzigd bij Verordening (EU) 2015/2421, in de zaak van:

1.[A.] ,

2. [B.] ,
beiden wonende te [woonplaats] ,
eisers,
gemachtigde: mr. R.A. Bos, Arag Flightclaim,
tegen:
de vennootschap naar buitenlands recht
Ryanair DAC,
gevestigd te Swords, Co. Dublin, Ierland,
verweerster,
gemachtigde: mr. A.C.J. Houwers, Dirkzwager advocaten & notarissen N.V.

1.Het verloop van het geding

1.1.
Dit blijkt uit het volgende:
het vorderingsformulier A van de verordening (EG) nr. 861/2007 met producties;
het verweerschrift met producties;
conclusie van repliek met producties;
conclusie van dupliek.
1.2.
Tot slot is een datum voor beschikking bepaald.

2.De feiten

Tussen partijen staat, voor zover voor de beoordeling van belang, het volgende vast.
Eisers hadden een vlucht geboekt voor 7 juni 2018 met vlucht FR3092 van Lissabon, Portugal naar Eindhoven Airport, Nederland.
Vlucht FR3092 is met een vertraging van meer dan drie uur op de luchthaven in Eindhoven aangekomen.

3.Het geschil

3.1.
Eisers stellen het volgende. Aangezien vlucht FR3092 met een vertraging van meer dan drie uur door verweerster is uitgevoerd, hebben zij op grond van Verordening 261/2004 (hierna de Verordening) en de rechtspraak van het Europese Hof van Justitie (hierna: HvJ EU) inzake onder meer
Sturgeonen
Nelsonrecht op financiële compensatie van € 400,00 per passagier. Van een buitengewone omstandigheid was geen sprake.
3.2.
Op grond van het voorgaande vorderen eisers betaling van een hoofdsom van
€ 800,00 te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 7 juni 2018, € 181,50 wegens buitengerechtelijke incassokosten en de proceskosten.
3.3.
Verweerster voert het volgende verweer. Er is sprake geweest van buitengewone omstandigheden in de zin van artikel 5 lid 3 van de Verordening. Tijdens de voorgaande vlucht, vlucht FR3091 heeft zich een birdstrike voorgedaan. Bij aankomst van het vliegtuig in Lissabon heeft de gezagvoerder de benodigde procedures in gang gezet. Er was een flinke deuk ontstaan als gevolg van de birdstrike. Als gevolg van de procedures die moesten worden gevolgd heeft de vlucht een zodanige vertraging opgelopen dat deze niet meer tijdig op Eindhoven Airport kon landen in verband met de nachtelijke sluiting van de luchthaven. De vlucht is daarom uitgeweken naar Luik, België en vanaf daar zijn bussen ingezet. Om de vertraging beperkt te houden heeft de gezagvoerder besloten om tijdens het afronden van de werkzaamheden alvast te gaan boarden om het vertrek te bespoedigen. Zelfs met de inzet van alle beschikbare materiële en personeelsmiddelen kon niet voorkomen worden dat de vlucht met vertraging uitgevoerd is.
3.4.
Primair verzoekt verweerster daarom de vordering af te wijzen met veroordeling van eiseres in de proceskosten en nakosten. Subsidiair dienen bij een toewijzing van de hoofdsom de gevorderde buitengerechtelijke kosten te worden afgewezen danwel gematigd te worden tot € 60,00, en dient de gevorderde wettelijke rente en de vordering voor (overige) kosten te worden afgewezen.

4.De beoordeling

Toepassingsbereik Europese procedure voor geringe vorderingen en bevoegdheid rechter
4.1.
De Europese procedure voor geringe vorderingen (hierna EPGV) is – zakelijk weergegeven – in grensoverschrijdende gevallen van toepassing in burgerlijke en handelszaken, indien de waarde van een vordering, alle rente, kosten en uitgaven niet meegerekend, op het tijdstip dat het vorderingsformulier ter griffie van de rechtbank wordt ontvangen, niet meer bedraagt dan € 5.000,00, en tenminste een van de partijen haar woonplaats of haar gewone verblijfplaats heeft in een andere lidstaat dan de lidstaat van het aangezochte gerecht (artikel 2 en 3 EPGV), een en ander behoudens de in artikel 2 lid 2 van de EPGV genoemde uitzonderingen.
4.2.
De kantonrechter stelt vast dat de vordering binnen het toepassingsbereik van de EPGV valt, nu eisers in Nederland wonen en verweerster in Ierland gevestigd is.
4.3.
De kantonrechter stelt verder vast dat hij conform de regels in de Verordening (EG) nr. 1215/2012 bevoegd is als Nederlandse rechter van de vordering kennis te nemen. Dat blijkt ook uit de uitspraak van het HvJ EU 09-07-2009, C-204/08 , LJN: BJ2979 (Rehder-arrest), waarin is bepaald dat in het geval van luchtvervoer van personen van een lidstaat naar een andere lidstaat op grond van een overeenkomst die is gesloten met één enkele luchtvaartmaatschappij die de vlucht uitvoert, het gerecht dat bevoegd is om kennis te nemen van een vordering tot compensatie gebaseerd op die vervoerovereenkomst en Verordening EG (261/2004), naar keuze van eiser het gerecht is in het rechtsgebied waarvan zich de plaats van vertrek of de plaats van aankomst van het vliegtuig bevindt, zoals deze plaatsen in die overeenkomst zijn overeengekomen.
De kantonrechter te Eindhoven is de relatief bevoegde rechter nu de overeengekomen plaats van aankomst Eindhoven was.
Buitengewone omstandigheden
4.4.
Beoordeeld dient te worden of verweerster terecht een beroep doet op artikel 5 lid 3 van de Verordening.
4.5.
Vooropgesteld wordt dat eiseres in het onderhavige geval, op grond van artikel 5 lid 1 sub c van de Verordening, in beginsel recht heeft op de in artikel 7 van de Verordening genoemde compensatie van (in dit geval) € 400,00 per passagier.
4.6.
De luchtvervoerder is niet verplicht die compensatie te betalen indien er sprake is van buitengewone omstandigheden in de zin van artikel 5 lid 3 van de Verordening. In dat artikellid is bepaald dat een luchtvaartmaatschappij niet verplicht is compensatie als bedoeld in artikel 7 te betalen, indien zij kan aantonen dat annulering van de vlucht het gevolg is van buitengewone omstandigheden die ondanks het treffen van alle redelijke maatregelen niet voorkomen konden worden. Deze regel geldt zowel in het geval de vlucht is geannuleerd dan wel is vertraagd.
4.7.
Verweerster heeft aangevoerd dat de vlucht (FR3091 Eindhoven-Lissabon) voorafgaand aan onderhavige vlucht bij het opstijgen vanaf Eindhoven Airport te maken heeft gehad met een zogenaamde
birdstrike. Zij verwijst in dit kader naar het door haar overgelegde Air Saftey Rapport (productie 1). Uit dit rapport volgt volgens verweerster dat de verplichte inspectie heeft plaatsgevonden waarna de vlucht Lissabon – Eindhoven uitgevoerd kon worden.
4.8.
Geoordeeld wordt dat een vertraging als gevolg van een birdstrike op een voorgaande vlucht onder omstandigheden gekwalificeerd kan worden als een buitengewone omstandigheid die ondanks het treffen van alle redelijke maatregelen niet kon worden voorkomen (zie de uitspraak van het Hof van Justitie van 4 mei 2017 inzake
Pešková, ECLI:EU:C:2017:342).
4.9.
Verweerster heeft door het overleggen van het Air Safety Rapport (productie 1) voldoende aangetoond dat tijdens de voorgaande vlucht sprake was van een birdstrike. In de
event-descriptionvan het Air Safety Rapport staat immers duidelijk omschreven dat:
“after lift off 3 small/medium birds approached the front under the window of the aircraft”, “Eindhoven found debris on runway”en
“found a deep dent on star board side after the random”.Eisers hebben dit verder ook niet gemotiveerd betwist waardoor vastgesteld kan worden dat een birdstrike (en als gevolg daarvan schade) plaatsgevonden heeft tijdens vlucht FR3091 van Eindhoven naar Lissabon.
4.10.
Het Flight Safety Rapport vermeldt verder dat
“delay due maintenace 1 hour 2 minutes”.Gelet hierop kan vastgesteld worden dat de (onderhouds-)inspectie van het vliegtuig één uur en twee minuten geduurd heeft. Uit het door eisers overgelegde schema met vertrekdetails (productie 2) blijkt dat de onderhavige vlucht oorspronkelijk om 18:25 uur zou vertrekken en om 22:15 uur in Eindhoven zou aankomen. Bij een vertraging van één uur en twee minuten als gevolg van de onderhoudsinspectie zou dat er toe leiden, dat de vlucht pas om 23:17 uur in Eindhoven zou aankomen. De luchthaven van Eindhoven sluit echter om 23:00 uur, hetgeen een omstandigheid is die niet in de risicosfeer van verweerster ligt. Het kan verweerster daarom niet worden aangerekend, dat zij heeft besloten uit te wijken naar de luchthaven van Luik (België); door zo te handelen kon zij de vertraging van eisers zoveel mogelijk beperken en voorkomen dat eisers in Lissabon zouden moeten overnachten. Gesteld noch gebleken is, dat een alternatieve vlucht voorhanden was waarbij eisers wèl tijdig (dat wil zeggen: vóór 23:00 uur) in Eindhoven zouden zijn aangekomen.
4.11.
Hoewel onduidelijk is gebleven waarom vlucht FR3092 pas om 21:24 uur (zoals blijkt uit de door eisers overgelegde gegevens) is vertrokken en niet al om 19:27 uur (één uur en twee minuten na de oorspronkelijke vertrektijd), moet er vanuit worden gegaan dat de opgetreden vertraging minder dan drie uur zou zijn geweest indien de vertraging van één uur en twee minuten zich niet zou hebben voorgedaan. Ter zake die laatste vertraging en het uitwijken naar de luchthaven van Luik kan verweerster zich immers op een buitengewone omstandigheid beroepen. Ingevolge de eerdergenoemde
Pešková-uitspraak van het Europees Hof van Justitie dient bij een vertraging, die niet alleen is veroorzaakt door een buitengewone omstandigheid maar ook door andere omstandigheden, de vertraging die valt toe te rekenen aan eerstgenoemde omstandigheid te worden afgetrokken van de totale duur van de aankomstvertraging van de betrokken vlucht. Na aftrek resteert in onderhavig geval een vertraging van minder dan drie uur.
4.12.
De slotsom is, dat verweerster zich in onderhavig geval terecht kan beroepen op een buitengewone omstandigheid die ondanks het treffen van maatregelen niet kon worden voorkomen. De vordering van eisers dient daarom te worden afgewezen.
Proceskosten
4.13.
Eiseres wordt als de in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de kosten van de procedure. De gevorderde veroordeling in de nakosten is in deze procedure toewijsbaar voor zover deze kosten op dit moment kunnen worden begroot. De nakosten zullen worden toegewezen zoals in de beslissing is vermeld.

5.De beslissing

De kantonrechter:
wijst de vordering af;
veroordeelt eisers in de kosten van de procedure, aan de zijde van verweerster tot heden vastgesteld op € 72,00 als bijdrage in het salaris van de gemachtigde (niet met btw belast), met de wettelijke rente hierover vanaf veertien dagen nadat eisers schriftelijk tot betaling van deze kosten zijn aangemaand;
veroordeelt eisers in de kosten die na dit vonnis ontstaan, begroot op € 72,00 als bijdrage in het salaris van de gemachtigde (niet met btw belast), en te vermeerderen, onder de voorwaarde dat eisers niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan het vonnis hebben voldaan en vervolgens betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, met de explootkosten van de betekening van het vonnis.
verklaart deze beschikking wat betreft voormelde veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mr. G.J. Roeterdink, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 27 juni 2019.