10.2Zoals de Afdeling meermaals in haar uitspraken heeft overwogen, heeft het opleggen van een last onder dwangsom ten doel de overtreder te bewegen tot naleving van de voor hem geldende regels. Om dit doel te bereiken kan de hoogte van het bedrag worden afgestemd op het financiële voordeel dat een overtreder kan verwachten bij het niet naleven van deze regels. Van de dwangsom moet een zodanige prikkel uitgaan, dat de opgelegde last wordt uitgevoerd zonder dat een dwangsom wordt verbeurd. Eiseres heeft niet betwist dat de opgelegde dwangsommen dit effect kunnen hebben, terwijl de rechtbank, anders dan eiseres, niet twijfelt aan de juistheid van de geconstateerde overtredingen, behoudens voor zover het de emissie van stof betreft. Wat eiseres over de hoogte van de dwangsommen heeft aangevoerd, kan daarom niet tot de conclusie leiden dat verweerder de hoogte van de dwangsom niet in redelijke verhouding tot de zwaarte van het geschonden belang heeft kunnen achten.
11. Het beroep tegen het bestreden besluit 1 is gegrond. Het bestreden besluit 1 komt, voor zover het betrekking heeft op de overtreding van voorschrift 3.1.1 van de vigerende omgevingsvergunning, voor vernietiging in aanmerking. De rechtbank zal zelf in de zaak te voorzien door primair besluit 1 te herroepen, voor zover het de overtreding van dit voorschrift betreft. Zoals hiervoor aangegeven, komt hiermee de grondslag aan het invorderingsbesluit te vervallen. Daarom is ook het beroep tegen het invorderingsbesluit gegrond en het vernietigt de rechtbank ook het invorderingsbesluit. Dat betekent dat eiseres de reeds betaalde dwangsom, als onverschuldigd betaald, kan terugvorderen.
12. Omdat het beroep dat is gericht tegen het bestreden besluit 1 en het invorderingsbesluit gegrond is, zal de rechtbank verweerder veroordelen in de door eiseres gemaakte proceskosten voor de behandeling van het beroep in de zaken SHE 18/1121 en SHE 19/693. De rechtbank stelt deze kosten vast op € 1.024,00 voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand (1 punt voor het indienen van een beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting, waarde per punt € 512,00, wegingsfactor 1).
13. Ook zal de rechtbank bepalen dat verweerder eiseres het door haar betaalde griffierecht in de zaak SHE 18/1121 moet vergoeden.
14. Het beroep tegen het bestreden besluit 2 is ongegrond.