Uitspraak
RECHTBANK OOST-BRABANT
uitspraak van de meervoudige kamer van 21 juni 2019 in de zaak tussen
[eiser] , te [woonplaats] , eiser
de heffingsambtenaar van de gemeente Meierijstad, verweerder
Procesverloop
Bij brief van 19 juli 2018 heeft [naam] , WOZ-ambtenaar bij de gemeente Meierijstad, meegedeeld dat de door de gemachtigde per e-mail ingediende bezwaren niet in behandeling worden genomen.
Overwegingen1.De rechtbank gaat op grond van de stukken en wat besproken is op de zitting uit van de volgende van belang zijnde feiten en omstandigheden.
Bezwaarschrift voor [naam]” en verder “
Hierbij doe ik u toekomen het bezwaarschrift namens onze cliënt [naam] , tegen de aanslag/beschikking met kenmerk [aanslagnummer] voor het belastingjaar 2018.”. De rechtbank stelt dus vast dat eiser geen bezwaar heeft gemaakt tegen de aanslag.
de heer [naam]” (punt 2 onder zijn standpunt in het beroepschrift) en bij het beroepschrift een machtiging heeft overgelegd van “
[naam]”. Het beroep is dus ingesteld door eiser via zijn gemachtigde. Eiser heeft echter geen bezwaar gemaakt. Eiser heeft geen feiten of omstandigheden naar voren gebracht die nopen tot het oordeel dat het achterwege zijn gebleven van het maken van bezwaar redelijkerwijs niet aan hem verweten zou kunnen worden. Voor eiser geldt daarmee dat, zo hij al belanghebbende is (wat niet vaststaat), er geen feiten of omstandigheden naar voren zijn gekomen die met zich brengen dat het achterwege zijn gebleven van het maken van bezwaar redelijkerwijs niet aan hem verweten zou kunnen worden.