ECLI:NL:RBOBR:2019:3384

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
6 juni 2019
Publicatiedatum
18 juni 2019
Zaaknummer
7388451 CV EXPL 18-8001
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding huurovereenkomst en ontruiming gehuurde woning wegens wanprestatie

In deze zaak heeft de kantonrechter op 6 juni 2019 uitspraak gedaan in een geschil tussen een verhuurder en een huurder over een huurovereenkomst. De huurder, aangeduid als [gedaagde sub 1], huurt sinds 2007 een woning van de verhuurder, aangeduid als [eiseres]. De huurovereenkomst is in de loop der jaren meerdere keren verlengd, maar de huurder is in gebreke gebleven met het betalen van de huur, wat heeft geleid tot een huurachterstand van € 7.484,-. De verhuurder heeft de kantonrechter verzocht om de huurovereenkomst te ontbinden en de huurder te veroordelen tot ontruiming van het gehuurde.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat de huurder tekort is geschoten in de nakoming van zijn verplichtingen uit de huurovereenkomst, wat de ontbinding van de huurovereenkomst rechtvaardigt. De huurder heeft aangevoerd dat hij de huur heeft opgeschort vanwege gebreken aan het gehuurde, maar de kantonrechter heeft geoordeeld dat de huurder niet voldoende bewijs heeft geleverd voor deze gebreken. De vorderingen van de verhuurder zijn dan ook toegewezen, inclusief de vordering tot betaling van de achterstallige huur en de ontruiming van het gehuurde binnen vier maanden na betekening van het vonnis.

In reconventie heeft de huurder vorderingen ingesteld tegen de verhuurder, waaronder herstel van gebreken en schadevergoeding. De kantonrechter heeft deze vorderingen afgewezen, omdat de huurder niet heeft aangetoond dat er sprake was van gebreken die de verhuurder niet had hersteld. De huurder is veroordeeld in de proceskosten, zowel in conventie als in reconventie.

Uitspraak

RECHTBANK OOST-BRABANT

Civiel Recht
Zittingsplaats ‘s-Hertogenbosch
Zaaknummer : 7388451
Rolnummer : 18-8001
Uitspraak : 6 juni 2019
in de zaak van:
[eiseres] ,
wonende te [woonplaats] ,
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
gemachtigde: mr. K. Bol,
tegen

1.[gedaagde sub 1] ,

wonende te [woonplaats] ,
2. de stichting Belangen Stichting Vleessektor (Stichting B.S.V.),
gevestigd te Sint-Oedenrode,
gedaagden in conventie,
eisers in reconventie,
procederend in persoon.
Partijen worden hierna “ [eiseres] ” en “ [gedaagde sub 1] ” en “Stichting B.S.V.” genoemd.

1.De procedure

1.1
Het verloop van de procedure blijk uit:
- het tussenvonnis van 21 februari 2019 en de daarin genoemde processtukken;
- de zijdens [gedaagde sub 1] ingediende aanvullende eis in reconventie inclusief één productie van 19 april 2019;
- de namens [eiseres] genomen conclusie van antwoord in reconventie, tevens akte overleggen producties van 26 april 2019;
- de comparitie van partijen van 7 mei 2019.
1.2
Het vonnis is bepaald op vandaag.

2.De feiten

2.1
[gedaagde sub 1] huurt sinds 2007 van [eiseres] de woning aan de [adres] (hierna: het gehuurde). Partijen hebben hun afspraken tot 2014 jaarlijks opnieuw vastgelegd. De laatste door beide partijen ondertekende huurovereenkomst dateert van 11 juli 2014.
2.2.
Het gehuurde betreft een vrijstaande woning gelegen bij de melkveehouderij van [eiseres] . Partijen zijn aanvankelijk een huurprijs overeengekomen van € 1.500,- per maand. Met ingang van 1 april 2016 is de huurprijs verlaagd naar € 1.250,- per maand.
2.3.
[gedaagde sub 1] is meermaals zijn betalingsverplichtingen uit de huurovereenkomst niet nagekomen, waardoor een huurachterstand is ontstaan. Ondanks aanmaningen van [eiseres] heeft [gedaagde sub 1] tot op heden nagelaten de achterstallige huurtermijnen te voldoen.

3.Het geschil in conventie en in reconventie

3.1
[eiseres] vordert – samengevat – bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
1. de tussen [eiseres] en [gedaagde sub 1] bestaande huurovereenkomst te ontbinden;
2. [gedaagde sub 1] en de Stichting BSV te veroordelen het gehuurde binnen veertien dagen na betekening van dit vonnis te ontruimen, op straffe van verbeurte van een dwangsom;
3. [gedaagde sub 1] te veroordelen om aan [eiseres] te betalen een bedrag van € 7.484,- aan achterstallige huur, te vermeerderen met wettelijke rente;
4. [gedaagde sub 1] te veroordelen om aan [eiseres] te betalen een bedrag van € 1.250,- per maand ter zake huur, te rekenen vanaf 1 december 2018 tot aan de datum van werkelijke ontruiming;
5. [gedaagde sub 1] te veroordelen om aan [eiseres] te betalen een bedrag van € 686,70 aan buitengerechtelijke kosten;
6. [gedaagde sub 1] te veroordelen in de proceskosten en de nakosten.
3.2.
[eiseres] legt aan haar vordering (samengevat) het volgende ten grondslag.
[gedaagde sub 1] is tekortgeschoten en schiet nog altijd tekort in de nakoming van zijn verplichtingen uit de huurovereenkomst. Ten tijde van de dagvaarding op 23 november 2018 bedroeg de huurachterstand € 7.484,-. (Op de dag van de comparitie bedraagt de huurachterstand (tot en met mei 2019) € 14.984,-.) Deze tekortkoming van [gedaagde sub 1] rechtvaardigt de ontbinding van de huurovereenkomst en de ontruiming van het gehuurde. Op het adres van het gehuurde is tevens gevestigd de Stichting BSV, waarvan [gedaagde sub 1] enig bestuurder is. Als gevolg hiervan dient ook Stichting BSV het gehuurde te ontruimen.
De stelling [gedaagde sub 1] dat het niet volledig betalen van de huur gerechtvaardigd is omdat sprake zou zijn van achterstallig onderhoud wordt door [eiseres] betwist. Meldingen van gebreken worden altijd direct door [eiseres] opgepakt. Indien daadwerkelijk sprake is van een gebrek, wordt dit ook zo snel als mogelijk hersteld. Verder heeft [gedaagde sub 1] zonder akkoord van [eiseres] een bedrag van € 700,- ingehouden op de huur van de maand april 2016, ter verrekening van eerder door hem betaalde borg. Ook heeft [gedaagde sub 1] over de maand augustus 2017 eenzijdig een bedrag van € 534,- ingehouden voor stalling van een grasmaaier, stroomverbruik van schrikdraad en een vernielde zinken bloembak. [eiseres] betwist dat zij voor deze zaken een vergoeding aan [gedaagde sub 1] verschuldigd is. Door de opstelling van [gedaagde sub 1] is [eiseres] genoodzaakt geweest haar vordering uit handen te geven aan haar gemachtigde. [gedaagde sub 1] dient de hiervoor gemaakte (buitengerechtelijke) kosten te vergoeden.
3.3.
[gedaagde sub 1] voert (samengevat) het volgende verweer.
De laatst getekende huurovereenkomst uit 2014 is vervallen per 1 augustus 2015. Vanwege het ontbreken van een rechtsgeldig getekende huurovereenkomst kan [eiseres] geen rechten meer ontlenen aan, dan wel zich beroepen op de in die huurovereenkomst opgenomen artikelen. [gedaagde sub 1] bestrijdt dat hij tekortschiet in de nakoming van de verplichtingen uit de huurovereenkomst. [gedaagde sub 1] heeft bij aanvang van de huurovereenkomst 2 maal € 1.600,- aan borg betaald. De huur is medio 2016 verlaagd naar €1.250,-. Het is logisch dat [gedaagde sub 1] het verschil van 2 maal € 350,- dan verrekend met de huur. Verder is het alleszins redelijk dat [gedaagde sub 1] en bedrag van € 534,- heeft ingehouden op de huur van augustus 2017. Dit bedrag bestaat uit een vergoeding van € 475,- voor de 19 maanden waarin de motormaaier van de zoon van [eiseres] in zijn garage heeft gestaan, een vergoeding van € 20,- voor het ongevraagd en zonder overleg aftappen van stroom voor schrikdraad en een schadevergoeding van € 39,- voor het beschadigen van een zinken bloembak. [gedaagde sub 1] betwist dat [eiseres] meldingen van gebreken direct oppakt en indien nodig hersteld. Aan het merendeel van de gebreken wordt niet, nauwelijks of halfslachtig gewerkt. [gedaagde sub 1] is dan ook gerechtigd de huur op te schorten. [gedaagde sub 1] heeft tot op heden nog steeds te maken met een aantal gebreken die niet door [eiseres] zijn hersteld en die afdoen aan zijn leef- en woongenot. Het gaat hierbij onder meer om: groot onderhoud aan de bestrating aan de voor- en achterzijde van de woning; een omvangrijke renovatie aan een lekkende en stinkende tuinvijver; het vervangen van een beschadigde garagedeur; het vervangen van een inferieure zonneluifel; het bestrijden van overlast door ongedierte en renovatie van het keukenmeubel. Verder heeft [gedaagde sub 1] schade geleden doordat [eiseres] hem begin 2016 heeft gelast al zijn hobbymatig gehouden dieren op te ruimen, terwijl bij aanvang van de huurovereenkomst een wezenlijke voorwaarde was dat [gedaagde sub 1] deze dieren mocht houden. Naast de negatieve aanslag op het woongenot, negeert [eiseres] categorisch de gevaren op het geestelijk en lichamelijk welzijn van [gedaagde sub 1] . Uit het voorgaande volgt dat juist [eiseres] vergaand tekort is geschoten en bij voortduring tekortschiet in de nakoming van haar verplichtingen jegens [gedaagde sub 1] . Redenen waarom [gedaagde sub 1] het navolgende vordert in reconventie.
3.4.
[gedaagde sub 1] vordert (samengevat) in reconventie [eiseres] te veroordelen: 1. om binnen 1 maand de finale afwerking bestrating looppaden achtertuin en parkeerplaats voorkant woning te voltooien, op straffe van verbeurte van een dwangsom;
2. om binnen 2 maanden de tuinvijver te renoveren of dicht te storten op straffe van verbeurte van een dwangsom;
3. om binnen 1 maand de ondermaatse schuurdeur met slotdefect te vervangen, op straffe van verbeurte van een dwangsom;
4. om binnen 1 maand de inferieure zonneluifel te vervangen, op straffe van verbeurte van een dwangsom;
5. om binnen 1 maand het vergeelde plafond in het voorportaal te witten, op straffe van verbeurte van een dwangsom;
6. om binnen 1 maand de gekapte bomen in de achter- en zijtuin te herplanten, op straffe van verbeurte van een dwangsom;
7. om binnen 1 maand de door haar afgebroken stenen bloembak in de voortuin te herstellen, op straffe van verbeurte van een dwangsom;
8. om binnen 14 dagen op professionele wijze de vliegenplaag te bestrijden op straffe van verbeurte van een dwangsom;
9. om binnen 1 maand de renovatie of vervanging van het keukenmeubel op professionele wijze te realiseren op straffe van verbeurte van een dwangsom;
10. tot betaling binnen 14 dagen van een schadebedrag van € 2.000,- voor geleden materiele schade en verlies van levende haven, op straffe van verbeurte van een dwangsom;
11. tot het betalen binnen 14 dagen van een schadebedrag van € 2.500,- wegens immateriële schade, op straffe van verbeurte van een dwangsom;
12. tot onmiddellijk herstel en herplaatsing van de bloembakstellage, op straffe van verbeurte van een dwangsom;
13. tot intrekking van de gevorderde buitengerechtelijke kosten, de procedurekosten en de nakosten;
14. in de proceskosten.
3.5
[eiseres] heeft hiertegen verweer gevoerd. Wat partijen verder nog hebben aangevoerd ter ondersteuning van hun standpunten zal, voor zover nodig, bij de beoordeling worden weergegeven.

4.De beoordeling in conventie en in reconventie

4.1.
In de samenhang van de vorderingen ziet de kantonrechter aanleiding deze gezamenlijk te bespreken.
4.2.
Het enkele feit dat partijen na 1 augustus 2015, toen de laatst ondertekende tijdelijke huurovereenkomst afliep, geen huurovereenkomst meer hebben getekend, brengt niet met zich dat er geen huurovereenkomst meer tussen partijen zou gelden. De laatst getekende huurovereenkomst is dan van rechtswege voor onbepaalde tijde verlengd.
4.3.
Tussen partijen staat (mede daarom) vast dat de huurprijs voor het gehuurde € 1.250,- per maand bedraagt en dat dit bedrag vóór de eerste van de maand moet worden voldaan.
[gedaagde sub 1] heeft ter zitting erkend dat hij ook de laatste maanden geen huur meer heeft betaald. Hij stelt de huur te hebben opgeschort in verband met een aantal gebreken aan het gehuurde. Ook stelt hij terecht een aantal bedragen op de huur te hebben ingehouden voor teveel betaalde borg en andere vergoedingen. [gedaagde sub 1] heeft in reconventie herstel van de gebreken en schadevergoeding gevorderd.
[eiseres] heeft de door [gedaagde sub 1] gestelde gebreken en geleden schade betwist. De kantonrechter zal deze hieronder bespreken.
Afwerking bestrating
[gedaagde sub 1] stelt dat het grind op de looppaden in de tuin aan de voor- en achterzijde van het huis moet worden aangevuld. Doordat er nu geen of onvoldoende grind op de paden ligt, moet hij, volgens hem, als het nat is door de modder lopen.
[eiseres] betwist dat dat de grindpaden moeten worden aangevuld met grind. De zoon van [eiseres] heeft het grindpad aan de zijkant al een keer aangevuld en op het pad aan de voorkant ligt nog voldoende grind, zo voert zij aan. Ter onderbouwing van haar standpunt heeft [eiseres] foto’s van de grindpaden overgelegd. Verder heeft [eiseres] toegelicht dat er een grote lindeboom in de achtertuin staat waar veel blad van af valt. Dat blad stapelt op op het grindpad waardoor dat niet meer zichtbaar is. Hoewel dit eigenlijk de taak van [gedaagde sub 1] is, ruimt de zoon van [eiseres] ieder jaar het blad op, waarna het grindpad weer tevoorschijn komt. Verder heeft [eiseres] zich nog op het standpunt gesteld dat het aanvullen van het grindpad klein huurdersonderhoud betreft, zodat deze werkzaamheden op grond van artikel 7:217 BW voor rekening van [gedaagde sub 1] komen.
[gedaagde sub 1] heeft tegenover deze gemotiveerde betwisting geen nadere stellingen aangevoerd. Uit de foto’s blijkt dat er voldoende grind op de paden ligt. Naar het oordeel van de kantonrechter is dan ook niet komen vast te staan dat sprake is van een gebrek aan de bestrating.
De vijver
[gedaagde sub 1] stelt dat er een lek in de vijver in de tuin zit en dat de vijver in de zomer zodanige stankoverlast veroorzaakt dat je niet buiten kunt zitten. [gedaagde sub 1] heeft de vijver de afgelopen drie jaar twee keer per jaar moeten bijvullen.
[eiseres] betwist dat er een lek in de vijver zit. Afgelopen zomer(s) is het erg droog geweest en volgens [eiseres] is het sowieso gebruikelijk dat je in droge perioden een vijver bijvult omdat het water verdampt of door de waterplanten wordt opgenomen. Bovendien staat het [gedaagde sub 1] vrij de vijver te dempen met het zand dat nog naast de vijver ligt. En ook hier geldt volgens [eiseres] dat tuinonderhoud en reparaties aan delen van de tuin op grond van het Besluit kleine herstellingen voor rekening van [gedaagde sub 1] komen.
Ook met betrekking tot de vijver is gelet op de gemotiveerde betwisting van [eiseres] naar het oordeel van de kantonrechter niet komen vast te staan dat sprake is van een gebrek aan het gehuurde als bedoeld in de wet.
De schuurdeur
[gedaagde sub 1] stelt dat de schuurdeur klemt en het slot daarvan defect is. Hij stelt dat de deur al drie keer is bijgeschaafd, waardoor je nu een vinger tussen het kozijn en de deur kunt houden en deze met een koevoet makkelijk kan worden losgebroken. De deur kan nu wel op slot, maar de timmerman heeft de veiligheidspal aan de onderkant moeten afbreken. Ook klemt de deur nog enigszins.
[eiseres] stelt dat zij nooit iets heeft gehoord van een ontbrekende veiligheidspal. Het betreft de deur van een fietsschuurtje die aan de onderkant enigszins uitzette. [eiseres] heeft dat door een timmerman laten verhelpen en nu klemt de deur niet meer. Voorts betwist [eiseres] dat een klemmende schuurdeur een gebrek oplevert, aangezien het huurgenot hier niet door wordt verminderd.
[gedaagde sub 1] heeft tegen deze gemotiveerde betwisting geen nadere stellingen ingebracht. Voorts heeft hij erkend dat de deur wel op slot kan. Het gaat om een schuurdeur. Daar kunnen niet dezelfde eisen aan worden gesteld als aan een deur van een woning. Kennelijk heeft de timmerman de schuurdeur functionerend gemaakt. Er moet dan van worden uitgegaan dat het gebrek aan de deur is verholpen.
De zonneluifel
[gedaagde sub 1] stelt dat de zonneluifel aan de keuken spontaan naar beneden is gekomen en daarbij op zijn op hoofd is gevallen. De zoon van [eiseres] heeft de luifel gewoon weer teruggehangen, aldus [gedaagde sub 1] . De bovenrand van de luifel hangt echter een stuk uit de kast. Hierdoor durft [gedaagde sub 1] de zonneluifel niet meer te gebruiken, terwijl dit wel nodig is.
[eiseres] betwist dat de zonneluifel gebrekkig is of was. Ieder bewijs dat er iets mis is (of was) met de zonneluifel ontbreekt volgens haar. Na de melding van [gedaagde sub 1] dat de luifel op zijn hoofd zou zijn gevallen zijn de zoon en schoonzoon van [eiseres] gaan kijken. Zij hebben de zonneluifel gedemonteerd op de grond aangetroffen met de schroeven erlangs. Er was niets afgebroken en de pluggen zaten nog in de muur. De zoon en schoonzoon van [eiseres] hebben de luifel vervolgens weer aan de muur gemonteerd en een paar keer zonder problemen naar beneden gedraaid. Volgens [eiseres] is dan ook geen sprake (meer) van enig gebrek aan de zonneluifel.
Nu de luifel weer is bevestigd en [gedaagde sub 1] de zonneluifel sindsdien zelf niet meer heeft gebruikt, en bewijs dat de luifel niet goed functioneert ontbreekt, moet ervan worden uitgegaan dat de luifel weer goed werkt. Er is dan geen sprake van een gebrek.
Vergeeld plafond voorportaal
[eiseres] heeft hierover onbetwist gesteld dat zij heeft aangeboden dit te laten witten door een schilder, ondanks dat dit een taak is van de huurder. [gedaagde sub 1] heeft de schilder echter geweigerd. [eiseres] heeft de schilder gevraagd zelf rechtstreeks contact op te nemen met [gedaagde sub 1] omdat haar is gebleken dat het lastig is om een afspraak met [gedaagde sub 1] te maken. [gedaagde sub 1] heeft ter zitting erkend dat hij de schilder heeft geweigerd, omdat het midden in de winter was en de deuren na het schilderen open moeten staan. Momenteel wil hij eerst deze procedure afwachten.
De kantonrechter stelt vast dat [eiseres] heeft aangeboden het plafond te laten witten, maar dat [gedaagde sub 1] vooralsnog geen gebruik heeft gemaakt van dit aanbod. Dat betekent dat, als al sprake is van een gebrek, het niet herstellen daarvan niet aan [eiseres] kan worden toegerekend.
Omgekapte bomen
[gedaagde sub 1] stelt dat de zoon van [eiseres] zonder zijn toestemming zeven (gezonde) bomen heeft omgekapt, waaronder een mooie grote kastanjeboom.
(De zoon van) [eiseres] stelt dat het ging om vijf bomen en dat deze bomen zijn omgekapt omdat ze al ruim een jaar dood in de tuin stonden en met de storm de toppen afbraken. Omdat dit onveilige situaties opleverde heeft de zoon van [eiseres] de bomen gekapt. In het Besluit kleine herstellingen is uitdrukkelijk als verantwoordelijkheid van de huurder genoemd: het vervangen van beplanting die dood is gegaan. Omdat [gedaagde sub 1] hiermee in gebreke bleef, zijn de bomen in opdracht van [eiseres] verwijderd om schade aan het gehuurde of andere in de omgeving gelegen opstellen en personen te voorkomen, aldus [eiseres] .
Hoewel aannemelijk is dat de bomen dood waren (aangezien niet aannemelijk is dat de zoon van [eiseres] goede bomen zou kappen), is de kantonrechter van oordeel dat, ongeacht de staat waarin deze bomen zich bevonden, het kappen van de bomen niet kan worden aangemerkt als een gebrek aan het gehuurde als bedoeld in de wet.
Stenen bloembak
[gedaagde sub 1] stelt dat de zoon van [eiseres] zijn stenen bloembak heeft afgebroken en de stenen heeft meegenomen.
De zoon van [eiseres] heeft ter zitting verklaard dat hij niets afweet van een beschadigde stenen bloembak. Indien dat anders zou zijn geweest zou hij niet moeilijk hebben gedaan over herstel van die bloembak, zo heeft hij verklaard.
[gedaagde sub 1] heeft ter zitting geen nadere toelichting op dit punt gegeven. [eiseres] is dan geen vergoeding verschuldigd. Bovendien kan dit niet als een gebrek aan het gehuurde worden aangemerkt.
Vliegenplaag
[gedaagde sub 1] heeft ter zitting het volgende verklaard. De vliegenplaag is al van jaren terug. Hij heeft dit destijds gemeld bij de zoon van [eiseres] en die heeft hem een spuitbus met gif gegeven. [eiseres] zou de vliegenplaag ook door een professional laten bestrijden, maar die is nooit gekomen. [eiseres] is zelf met haar zoon en dochter gekomen om de vliegen op te ruimen en daar zijn ze een behoorlijke tijd mee bezig geweest. [gedaagde sub 1] heeft ter zitting een plastic zakje met insecten laten zien die hij in het gehuurde zou hebben aangetroffen. Hij stelt verder dat hij nog naar het ziekenhuis is geweest omdat hij door een van deze insecten zou zijn gebeten in zijn hand. Deze beten heeft de specialist behandeld, aldus [gedaagde sub 1] .
[eiseres] betwist dat sprake is (geweest) van een vliegenplaag. De dode insecten die [gedaagde sub 1] ter zitting heeft getoond betreffen volgens haar schildwantsen. Die kunnen volgens [eiseres] echter niet recent in het gehuurde zijn aangetroffen, omdat die er in deze tijd van het jaar niet zijn. Vorig jaar is in het nieuws geweest dat er veel schildwantsen waren. Wel is juist dat [eiseres] en haar zoon en dochter een aantal jaren geleden naar aanleiding van een klacht van [gedaagde sub 1] over een vliegenplaag de zolder van het gehuurde hebben schoongemaakt. Zij hebben daar toen slaapvliegen aangetroffen bij de velux-ramen, die zij in twee minuten hebben opgezogen. Omdat de ramen nooit gewassen waren en de zolder nooit was schoongemaakt, hebben zij dat maar meteen gedaan. Het gehuurde is naast een koeienstal gelegen en daar zijn vliegen. Die vliegen worden volgens [eiseres] echter vier keer per jaar door een professioneel bedrijf bestreden. [eiseres] is dit ook verplicht bij wet. Verder dient [gedaagde sub 1] het opruimen van de vliegen volgens [eiseres] zelf bij te houden. Los van het voorgaande geldt nog dat ongediertebestrijding op grond van artikel 7:217 BW en het Besluit kleine herstellingen een taak is van [gedaagde sub 1] , aldus [eiseres] .
Tegen deze gemotiveerde betwisting heeft [gedaagde sub 1] geen nadere stellingen ingebracht. Nergens uit blijkt dat [eiseres] verantwoordelijk is voor de vliegen- of insektenplaag waarvan [gedaagde sub 1] last heeft (gehad). De vordering van [gedaagde sub 1] op dit punt wordt afgewezen.
Keuken
[gedaagde sub 1] stelt dat de fineerlaag van alle 27 keukendeurtjes los laat. [eiseres] zou daarvoor een professioneel bedrijf uit Eindhoven laten komen, maar dat is nooit geweest. [eiseres] heeft één paneel zelf geschilderd, maar de kleur van dit paneel wijkt af van de overige panelen. Bovendien is [eiseres] drie dagen bezig geweest met het herstellen van één paneel en wil zij de overige panelen (ook) in de schuur van het gehuurde opknappen. [gedaagde sub 1] wil dat niet.
[eiseres] erkent dat de folie op de keukendeurtjes los laat, maar betwist dat hierdoor het huurgenot wordt aangetast. De keuken functioneert naar behoren en van een gebrek is volgens [eiseres] geen sprake. [eiseres] wil de keukendeurtjes zelf herstellen. Zij heeft daarvoor volgens haar de oorspronkelijke kleurcode gebruikt. Als zij alle panelen heeft hersteld hebben zij volgens haar alle ook weer dezelfde originele kleur. [gedaagde sub 1] weigert echter zijn medewerking te verlenen aan herstel door haarzelf, aldus [eiseres] .
De kantonrechter is van oordeel dat [eiseres] in de gelegenheid behoort te worden gesteld om de keukenkastjes zelf te herstellen, aangezien nergens uit blijkt dat dat herstel ondeugdelijk zou zijn. Ten onrechte heeft [gedaagde sub 1] het aanbod tot herstel door de deurtjes te schilderen geweigerd.
Geleden materiële schade en verlies levende have
[gedaagde sub 1] stelt dat hij de huurovereenkomst met [eiseres] is aangegaan omdat hij hobbydieren mocht houden. Hij stelt dat hij door [eiseres] werd verplicht de dieren weg te doen omdat het houden van hobbydieren op een veehouderij niet zou zijn toegestaan. Hij is van mening dat [eiseres] onachtzaamheid, nalatigheid en misleiding is te verwijten. Hij stelt dat hij als gevolg daarvan ruim € 4.000,- schade heeft geleden aan materiaalkosten en verlies van levende have. Ook eist [gedaagde sub 1] genoegdoening in de vorm van een schadevergoeding voor het ongeoorloofd afschieten van zijn nog zes rondvliegende witte sierduiven.
[eiseres] stelt dat de Omgevingsdienst Brabant Noord (hierna: de Omgevingsdienst) in september 2016 een controle heeft uitgevoerd op het bedrijf inclusief het gehuurde. [gedaagde sub 1] bleek toen niet alleen een grote hoeveelheid niet geregistreerde dieren te bezitten, maar ook werd geconstateerd dat sprake was van illegale bewoning van de bij het gehuurde behorende garage die [gedaagde sub 1] had onderverhuurd. Omdat de omgevingsdienst voornemens was een last onder dwangsom op te leggen aan [eiseres] , moest aan de illegale bewoning alsmede aan het bezit van de vele dieren een einde komen. [gedaagde sub 1] beschikte over meerdere schapen, geiten, hangbuikzwijnen, eenden, poelepetaten, kippen en ganzen. Als het op grond van wettelijke regels niet toegestaan is op een betreffende locatie bepaalde activiteiten te verrichten, zoals het houden van dieren, dient een huurder zich daaraan te conformeren. [gedaagde sub 1] heeft er volgens [eiseres] mee ingestemd dat de dieren zouden worden verkocht. Volgens [eiseres] is dit in goed overleg gegaan en is van schade sowieso geen sprake. [eiseres] betwist dat zij of haar zoon de witte sierduiven heeft afgeschoten of laten afschieten.
De kantonrechter is van oordeel dat vast staat dat de Omgevingsdienst het houden van hobbydieren in de mate zoals dat door [gedaagde sub 1] werd gedaan, niet toelaatbaar heeft geoordeeld. Daar staat [eiseres] buiten. Nergens uit blijkt verder dat [gedaagde sub 1] schade heeft geleden als gevolg van enig handelen van (de zoon van) [eiseres] . Ook blijkt nergens uit dat de zoon van [eiseres] de witte duiven heeft afgeschoten of heeft laten afschieten. De vordering van [gedaagde sub 1] op dit punt wordt afgewezen.
Schadevergoeding voor psychisch leed, infectiegevaar, geestelijke mishandeling en smart
[gedaagde sub 1] stelt dat naast de aanslag op zijn woongenot, [eiseres] categorisch de gevaren voor zijn geestelijke en lichamelijk welzijn negeert. [gedaagde sub 1] voelt zich geterroriseerd door de zoon van [eiseres] . Ondanks dat [gedaagde sub 1] meerdere malen heeft aangegeven dat hij hem niet op zijn terrein wenst, maait hij evengoed het gras en spuit hij onkruidbestrijder om de stenen schoon te krijgen, aldus [gedaagde sub 1] .
[eiseres] betwist het opzettelijk toebrengen en veroorzaken van psychisch leed, het onbekommerd negeren van op de loer liggend infectiegevaar, en geestelijke mishandeling van [gedaagde sub 1] . Ter zitting heeft de zoon van [eiseres] toegelicht dat het maaien van het gras jarenlang in goed overleg is gegaan. Hij begrijpt nu dat dit inmiddels niet meer door [gedaagde sub 1] gewenst is en heeft toegezegd het gras daar ook niet meer te zullen maaien.
Naar het oordeel van de kantonrechter zijn de verwijten die [gedaagde sub 1] aan (de zoon van) [eiseres] maakt niet meer dan blijken van een inmiddels verstoorde verhouding tussen partijen. Mede gelet op hetgeen hiervoor ten aanzien van de gestelde gebreken is overwogen en op de toelichtingen van partijen ter zitting, moet worden vastgesteld dat op geen enkele wijze is komen vast te staan dat [eiseres] en/of haar zoon geestelijk of lichamelijk leed aan [gedaagde sub 1] heeft toegebracht of heeft beoogd toe te brengen.
De bloembakstellage
[gedaagde sub 1] heeft ter zitting verklaard dat deze weer op zijn plek is gezet.
4.4.
Uit het voorgaande volgt dat er geen sprake is van gebreken aan het gehuurde als bedoeld in de wet en dat geen van de vorderingen van [gedaagde sub 1] in reconventie doel treft, zodat deze worden afgewezen.
Verrekening uit hoofde van een schadevergoeding met de verschuldigde huur is evenmin aan de orde. Ook is [gedaagde sub 1] naar het oordeel van de kantonrechter niet eenzijdig gerechtigd een deel van de in 2007 betaalde borg in te houden. Dit geldt eveneens voor de van de huur ingehouden vergoedingen voor het stallen van de maaier, het (minimale) verbruik van elektriciteit voor stroomdraad en de gestelde beschadiging aan een bloembak. Partijen zijn geen vergoeding voor het stallen van de maaier overeen gekomen en [gedaagde sub 1] is niet gerechtigd voor deze posten een deel van de huur in te houden.
Dit betekent dat de vordering ten aanzien van de huurachterstand tot en met oktober 2018 ten bedrage van € 7.484,- dient te worden toegewezen. Ook de daarover gevorderde wettelijke rente zal worden toegewezen.
4.5.
De huurachterstand ten tijde van de dagvaarding bedroeg meer dan drie maanden. Dat rechtvaardigt de ontbinding van de huurovereenkomst en de ontruiming van het gehuurde. De vorderingen daartoe zijn toewijsbaar. De ontruimingstermijn zal worden gesteld op vier maanden na betekening van het vonnis, zodat [gedaagde sub 1] voldoende tijd heeft om andere woonruimte te vinden.
De kantonrechter ziet geen aanleiding aan de tijdige ontruiming een dwangsom te verbinden, zodat dat deel van de vordering zal worden afgewezen. Indien [gedaagde sub 1] het gehuurde niet tijdig heeft ontruimd, kan voor de gedwongen ontruiming de bijstand van de deurwaarder op de voet van artikel 556 e.v. Rv worden ingeroepen.
4.6.
[eiseres] heeft verder een bedrag van € 686,70 aan buitengerechtelijke incassokosten gevorderd. Dit bedrag is in overeenstemming met de in het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke kosten bepaalde tarieven en zal dan ook worden toegewezen.
De gevorderde rente over de buitengerechtelijke incassokosten is slechts toewijsbaar vanaf de dag waarop deze kosten zijn voldaan. Nu niet is gesteld of gebleken dat deze kosten al daadwerkelijk door [eiseres] zijn betaald, wordt de rente over de buitengerechtelijke incassokosten afgewezen
4.7.
De vordering tot betaling van huur dan wel (na ontbinding) van een gebruiksvergoeding van € 1.250,- per maand vanaf december 2018 tot aan het moment van ontruiming en de daarover gevorderde wettelijke rente is eveneens toewijsbaar.
4.8.
[gedaagde sub 1] zal als de in conventie en in reconventie in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten in conventie en in reconventie.
In conventie worden deze kosten aan de zijde van [eiseres] tot vandaag begroot op € 925,91 (griffierecht € 226,-, explootkosten € 99,91 en € 600,- aan salaris gemachtigde, niet met btw belast). In reconventie worden deze kosten aan de zijde van [eiseres] begroot op € 300,- aan salaris gemachtigde (niet met btw belast). De nakosten zijn toewijsbaar, als hierna vermeld.

5.De beslissing

De kantonrechter:
in conventie:
5.1.
ontbindt de tussen [eiseres] en [gedaagde sub 1] bestaande huurovereenkomst met betrekking tot de woonruimte gelegen aan de [adres] ;
5.2.
veroordeelt [gedaagde sub 1] en Stichting B.S.V. om binnen vier maanden na betekening van dit vonnis het gehuurde met al de hunnen en het hunne te ontruimen en onder afgifte van de sleutels ter vrije en algehele beschikking van [eiseres] te stellen;
5.3.
veroordeelt [gedaagde sub 1] om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan [eiseres] te betalen een bedrag van € 7.484,- aan achterstallige huur, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf de respectievelijke vervaldata van de achterstallige huurtermijnen, tot aan de dag der voldoening;
5.4.
veroordeelt [gedaagde sub 1] om aan [eiseres] te betalen een bedrag van € 1.250,- per maand voor elke maand of gedeelte daarvan vanaf 1 december 2018 tot de dag der algehele ontruiming, te vermeerderen met de wettelijke rente over de afzonderlijke (huur)termijnen vanaf het moment dat hij met betaling daarvan in verzuim is tot aan de dag der voldoening;
5.5.
veroordeelt [gedaagde sub 1] om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan [eiseres] te betalen een bedrag van € 686,70 aan buitengerechtelijke kosten;
5.6.
veroordeelt [gedaagde sub 1] in de proceskosten, aan de zijde van [eiseres] tot heden begroot op € 925,91, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf de 15e dag na betekening van dit vonnis tot de dag van voldoening;
5.7.
wijst het meer of anders gevorderde af;
in reconventie:
5.8.
wijst de vorderingen af;
5.9.
veroordeelt [gedaagde sub 1] in de proceskosten, aan de zijde van [eiseres] tot heden begroot op € 300,-;
in conventie en in reconventie:
5.10.
veroordeelt [gedaagde sub 1] in de kosten die na dit vonnis ontstaan, begroot op € 120,- als bijdrage in het salaris van de gemachtigde (niet met btw belast), te vermeerderen, onder de voorwaarde dat [gedaagde sub 1] niet binnen 14 dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, met de explootkosten van de betekening van het vonnis en met de wettelijke rente over deze nakosten vanaf de 15e dag na betekening van dit vonnis tot de dag van voldoening;
5.11.
verklaart dit vonnis waar het de veroordelingen betreft uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.H. Wiggers, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 6 juni 2019.