II. de verklaring van [verdachte] ter terechtzitting d.d. 21 mei 2019 afgelegd.
Omwille van de leesbaarheid van het vonnis wordt voor wat betreft de door de rechtbank gebezigde bewijsmiddelen verwezen naar de uitwerking daarvan. Deze uitwerking is als bijlage bij dit vonnis gevoegd en de inhoud van die bijlage dient als hier herhaald en ingelast te worden beschouwd.
Het standpunt van de officier van justitie.
Op de in het schriftelijk requisitoir uitgewerkte gronden heeft de officier van justitie gevorderd dat de rechtbank tot een bewezenverklaring van feit 1, 2 en 3 zal komen.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsman heeft op gronden genoemd in zijn schriftelijke pleitnota vrijspraak van alle feiten bepleit.
Het oordeel van de rechtbank ten aanzien van feit 1.
De rechtbank baseert haar oordeel op de in de bewijsbijlage opgenomen bewijsmiddelen.
Vastgestelde feiten omstandigheden
Op zondag 30 september omstreeks 00:19 uur stopte er een witte bestelbus ter hoogte van de oprit van de woning van [slachtoffer] aan de [adres] te [plaatsnaam] . [verdachte] en een andere persoon liepen de oprit op. [verdachte] liep aan de voorkant van de woning de tuin in en de andere persoon belde aan. Laatstgenoemd persoon droeg plastic handschoenen, hield zijn hand voor zijn gezicht en droeg een pet. Na ongeveer een minuut liepen beide personen terug richting de witte bestelbus waarna deze is weggereden.
[slachtoffer] heeft omstreeks 00:20 uur het overvalalarm ingedrukt en 112 gebeld, waarna de politie ter plaatse is gegaan en andere politie-eenheden in de omgeving van de [adres] te [plaatsnaam] uitkeken naar een witte bestelbus. Op de Volmolenweg werd een witte Mercedes bestelbus gezien die kwam uit de richting van [plaatsnaam] . Er werd een stopteken gegeven, maar de bestelbus stopte niet. De bestelbus stopte ook niet nadat de politie de blauwe lamp op het politievoertuig activeerde. Op de Run in Veldhoven is de bestelbus uiteindelijk omstreeks 00:30 uur tot stilstand gekomen, nadat twee andere politie-eenheden op een voor de bestelbus naderend kruispunt positie hadden ingenomen. Het portier aan de bijrijderszijde werd geopend en er stapten twee personen uit. Dit was eerst [medeverdachte 2] en daarna kwam [medeverdachte 1] . De bestelbus werd bestuurd door [medeverdachte 3] . Uit de laadruimte van de bestelbus stapte [verdachte] .
Op de bodem van de cabine van de bestelbus trof de politie een vuurwapen aan. Uit nader onderzoek bleek dit een vuurwapen van het merk/type CZ P09 te zijn. Er was een magazijn in het wapen geplaatst met één patroon.
In de cabine van de bestelbus lagen verder drie paar handschoenen, waaronder twee paar zwarte plastic handschoenen, en daarnaast onder meer een zwarte pet met het logo van [postbedrijf] . In de laadruimte van de bestelbus werd ook een paar handschoenen aangetroffen en een bivakmuts. Vanuit de cabine van de bestelbus was geen rechtstreekse toegang tot de laadruimte.
Tevens lag in de cabine in een vak boven op het dashboard een smartphone van het merk Alcatel. Daarop was de applicatie TKSTAR GPS geïnstalleerd. Door het inloggen op deze applicatie werd contact gezocht met een GPS-tracker. Uit de historische GPS-gegevens bleek dat de huidige locatie van de betreffende GPS-tracker de [adres] in [plaatsnaam] betrof en dat de GPS-tracker vanaf 18 september 2018 vrijwel dagelijks in beweging was waarbij de routes begonnen en eindigden op de [adres] in [plaatsnaam] .
Bij medeverdachte [medeverdachte 3] werd bij zijn veiligheidsfouillering een iPhone aangetroffen. Op deze telefoon bleken op 23 september 2018 diverse zoekslagen te zijn gedaan, te weten onder meer [adres] homostel, [adres] woningovervallen, [adres] [plaatsnaam] woningovervallen, woningovervallers slaan en trappen slachtoffer, en [slachtoffer] .
Witte bestelbus op de plaats delict
De rechtbank is anders dan de raadsman van oordeel dat uit het dossier voldoende blijkt dat de witte bestelbus die door de politie is aangehouden dezelfde witte bestelbus is als die eerder die nacht omstreeks 00:19 uur gestopt is bij de woning van [slachtoffer] . De rechtbank betrekt hierbij dat [slachtoffer] om 00:20 uur 112 heeft gebeld en het (afgaande op GOOGLE- maps) nog geen 10 minuten rijden is tussen de woning en de plaats waar de politie omstreeks 00.30 uur in Veldhoven de bestelbus liet stoppen. Daarbij weegt de rechtbank mee dat uit de telefoon van [medeverdachte 3] en de aangetroffen Alcatel telefoon blijkt dat de inzittenden van de bestelbus belangstelling hadden voor de woning en persoon van [slachtoffer] en bovendien dat [verdachte] , die in de bestelbus zat, heeft verklaard dat hij korte tijd in de tuin van de woning is geweest en daarna weer in de bestelbus gestapt en dat de bestelbus door de politie werd aangehouden.
Strafbare poging
Gelet op de vaststelling van de rechtbank dat de bestelbus dezelfde bestelbus was die circa tien minuten eerder was gestopt bij de woning van [slachtoffer] is aannemelijk dat dat dezelfde vier personen die door de politie zijn aangetroffen in de bestelbus ook op het moment van aanbellen bij de woning (al dan niet in de bestelbus) bij die woning aanwezig waren.
De rechtbank ziet zich vervolgens voor de vraag gesteld of uit de overige omstandigheden kan worden afgeleid dat verdachten zich schuldig hebben gemaakt aan een poging tot diefstal met geweld en/of een poging tot afpersing. Daarvoor is van belang te constateren of er sprake is van gedragingen en bevindingen die gelet op hun uiterlijke verschijningsvorm niet anders geïnterpreteerd kunnen worden dan te zijn gericht op dat misdrijf.
De rechtbank stelt op basis van de bewijsmiddelen het volgende vast:
- De verdachten hebben zich in de nachtelijke uren naar de woning begeven in een bestelbus, waarna ten minste twee personen, zijnde [verdachte] en een andere persoon de bestelbus hebben verlaten. [verdachte] is vervolgens de tuin is ingelopen en de ander heeft aangebeld, waarbij hij handschoenen droeg, een pet op had en zijn hand voor zijn gezicht hield om zo zijn gezicht aan het zicht te onttrekken. Na ongeveer één minuut zijn de personen weer vertrokken.
- De persoon die heeft aangebeld betrof [medeverdachte 1] . Zoals hierboven reeds is aangegeven, bevond hij zich op het moment van aanbellen in de directe nabijheid van de woning en is daarnaast door de verbalisanten beschreven hoe zij hem herkennen op de beelden.
- De politie heeft rond 00:21 uur een melding van een woningoverval ontvangen, waarbij een witte bestelbus was betrokken en zij heeft kort daarna een witte bestelbus voorbij zien rijden komende uit de richting van [plaatsnaam] . Opvallend is dat de bestelbus niet voldeed aan het door de politie afgegeven stopteken, maar pas na interventie van meerdere politie-eenheden rond 00:30 uur tot stilstand kwam.
- Uit de zoekgeschiedenis van de iPhone bleek dat meerdere malen is gezocht op het trefwoord ‘
- In de bestelbus waren een geladen vuurwapen, een bivakmuts en vier paar handschoenen aanwezig.
- Ondanks deze uiterst opmerkelijke omstandigheden en activiteiten hebben verdachten niet of slechts uiterst summier verklaard over de reden waarom zij zich in de bestelbus bevonden toen die door de politie werd aangehouden. In zoverre zij hebben verklaard zijn die verklaringen niet aannemelijk en oncontroleerbaar.
De rechtbank is van oordeel dat bovenstaande gedragingen zijn aan te merken als een begin van uitvoering van het voorgenomen misdrijf, omdat zij naar uiterlijke verschijningsvorm moeten worden beschouwd als te zijn gericht op de voltooiing van het misdrijf, te weten een diefstal met geweld en een afpersing.
Medeplegen van de poging
Vervolgens dient beoordeeld te worden welke rol verdachte bij die poging heeft gehad. Medeplegen kan volgens vaste rechtspraak bewezen worden verklaard indien is komen vast te staan dat bij het begaan daarvan sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking. De intellectuele en/of materiële bijdrage van verdachte aan het delict moet van voldoende gewicht zijn.
Op basis van hetgeen hierboven reeds is vastgesteld is er sprake van een complex aan gedragingen die duiden op een gezamenlijk ondernomen poging, en daarmee ook op een gezamenlijke uitvoering. De rechtbank herhaalt dat de vier verdachten gezamenlijk in een bestelbus naar de woning zijn gereden, terwijl zij in het bezit waren van een wapen, handschoenen, een bivakmuts en nauwkeurige informatie over het/de beoogde slachtoffer(s). Zij hebben daar aangebeld en zijn met zijn allen vertrokken toen het beoogde resultaat niet werd bereikt. Daarna hebben zij gezamenlijk getracht aan de politie de ontkomen. Over een eventuele taakverdeling hebben verdachten zich niet uitgelaten. Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat er sprake is van een bewuste en nauwe samenwerking die in de kern bestaat uit een gezamenlijke uitvoering van de ten laste gelegde poging, en daarmee dat sprake is van het tenlastegelegde medeplegen.
Conclusie
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan verdachte onder feit 1 primair is ten laste gelegd.
Ten aanzien van feit 2De rechtbank stelt voorop dat voor een veroordeling wegens het voorhanden hebben van een wapen in de zin van artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie is vereist, dat sprake is geweest van een meerdere of mindere mate van bewustheid bij de verdachte omtrent de aanwezigheid daarvan.
Aan de hand van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting stelt de rechtbank de volgende feiten en omstandigheden vast. Verdachte bevond zich in de nacht van 29 op 30 september 2018 in de laadbak van een bestelbus op het moment dat de bestuurder van die bestelbus tot stoppen werd gedwongen. In de bestuurderscabine van de bestelbus bevonden zich drie personen. Tevens werd in de bestuurderscabine op de vloer een geladen vuurwapen aangetroffen. Uit het dossier en verhandelde ter terechtzitting volgt niet dat verdachte in de bestuurderscabine is geweest op het moment dat het vuurwapen zich daar bevond of dat hij op enige andere wijze wist dat er een vuurwapen voorhanden was.
De rechtbank is op grond hiervan van oordeel dat niet is komen vast te staan dat de verdachte zich van de aanwezigheid van het vuurwapen bewust is geweest.
Conclusie
Daarom is niet bewezen dat de verdachte het vuurwapen voorhanden heeft gehad, zodat hij van het onder 2 ten laste gelegde moet worden vrijgesproken.
Ten aanzien van feit 3
Aan de hand van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting kan niet worden vastgesteld dat verdachte zich al dan niet samen met anderen schuldig heeft gemaakt aan de ten laste gelegde heling.
Uit onderzoek bleek dat de betreffende bestelbus - die bij de poging tot diefstal met geweld dan wel afpersing werd gebruikt - was voorzien van het [chassisnummer] . De bestelbus voorzien van voornoemd chassisnummer bleek - tussen 8 september 2018 omstreeks 16:00 uur en 9 september 2018 omstreeks 11:15 uur - te zijn weggenomen te Nijmegen. De rechtbank stelt vast dat op de bestelbus geen braaksporen aanwezig waren, de bestelbus was voorzien van regulier uitziende kentekenplaten en kon worden gestart / geopend met een als origineel uitziende sleutel. Verder heeft verdachte verklaard dat hij niet wist dat de bestelbus gestolen was.
De rechtbank is van oordeel dat het dossier geen, althans onvoldoende feiten en omstandigheden bevat over het moment van het verkrijgen van voornoemd voertuig en de omstandigheden waaronder dit dan zou zijn gebeurd. Het feit dat verdachte zich in de bestelbus bevond, is onvoldoende om te komen tot een bewezenverklaring van het onder feit 3 ten laste gelegde. Er kan immers niet worden vastgesteld dat verdachte een bijdrage heeft geleverd aan enig crimineel handelen met betrekking tot de weggenomen bestelbus.
Conclusie
De rechtbank acht derhalve niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan verdachte onder feit 3 is ten laste gelegd, zodat de verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken.