ECLI:NL:RBOBR:2019:3225

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
13 juni 2019
Publicatiedatum
12 juni 2019
Zaaknummer
18/2305
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Naheffingsaanslag parkeerbelasting en de rechtmatigheid van de locatievermelding

In deze zaak gaat het om een naheffingsaanslag parkeerbelasting die aan eiser is opgelegd door de heffingsambtenaar van de gemeente Eindhoven. De aanslag, opgelegd op 14 juli 2018, betrof een bedrag van € 63,60, bestaande uit € 1,60 parkeerbelasting en € 62,00 kosten voor naheffing. Eiser heeft bezwaar gemaakt tegen deze aanslag, maar de gemeente heeft deze gehandhaafd in een uitspraak op bezwaar van 14 augustus 2018. Eiser heeft vervolgens beroep ingesteld bij de Rechtbank Oost-Brabant.

Tijdens de zitting op 15 maart 2019 heeft eiser aangevoerd dat zijn voertuig niet op de Alberdingk Thijmlaan geparkeerd stond, maar voor het Stadspaviljoen aan de Dr. Schaepmanlaan in Eindhoven. Eiser betoogde dat de aanslag onterecht was opgelegd en verwees naar een eerdere uitspraak van de rechtbank Amsterdam ter ondersteuning van zijn standpunt. De gemeente heeft in haar verweerschrift toegelicht dat de locatie van de parkeerplaats, waar eiser zijn voertuig had geparkeerd, correct was vastgesteld op basis van GPS-coördinaten, en dat de melding van de Alberdingk Thijmlaan op de aanslag geen invloed had op de rechtmatigheid van de opgelegde aanslag.

De rechtbank heeft overwogen dat, hoewel de vermelding van de Alberdingk Thijmlaan verwarrend kan zijn, dit niet afdoet aan de vaststelling dat eiser zijn voertuig in een betaald parkeren gebied had geparkeerd en dat de parkeercontroleur terecht een overtreding heeft geconstateerd. De rechtbank heeft geoordeeld dat de aanslag terecht is opgelegd en dat het beroep van eiser ongegrond is verklaard. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. I. Boekhorst, rechter, en is openbaar gemaakt op 13 juni 2019.

Uitspraak

RECHTBANK OOST-BRABANT

Zittingsplaats 's-Hertogenbosch
Bestuursrecht
zaaknummer: SHE 18/2305

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 13 juni 2019 in de zaak tussen

[eiser] , te [woonplaats] , eiser

en

de heffingsambtenaar van de gemeente Eindhoven, verweerder

(gemachtigde: mr. L.J. Boone).

Procesverloop

Verweerder heeft aan eiser op 14 juli 2018 een naheffingsaanslag parkeerbelasting (met aanslagnummer [aanslagnummer] , hierna: de aanslag) opgelegd ter hoogte van € 63,60, bestaande uit € 1,60 parkeerbelasting en € 62,00 kosten naheffing.
Bij uitspraak op bezwaar van 14 augustus 2018 (de bestreden uitspraak) heeft verweerder de aanslag gehandhaafd.
Eiser heeft tegen de bestreden uitspraak beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Eiser heeft na het verweerschrift een nader stuk ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 15 maart 2019. Eiser is verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

FeitenOp 5 juli 2018 om 17.23 uur stond het voertuig van eiser met het kentekennummer [kenteken] geparkeerd op een parkeerplaats in Eindhoven. De aanslag vermeldt ter zake de precieze locatie: “
Alberdingk Thijmlaan”. De parkeerplaats waar de auto van eiser geparkeerd stond, is op grond van de Verordening op de heffing en invordering van parkeerbelastingen 2018 van de gemeente Eindhoven aangewezen als plaats waar parkeerbelasting wordt geheven. Een parkeercontroleur van de gemeente Eindhoven heeft geconstateerd dat in de auto van eiser geen duidelijk zichtbaar betaalbewijs te zien was en geen sprake was van digitale aanmelding. Hij heeft daarop de aanslag opgelegd.
Geschil en beoordeling
1. In geschil is of de aanslag terecht aan eiser is opgelegd.
2. Eiser vindt van niet. Hij voert aan dat de aanslag onterecht is opgelegd, omdat zijn voertuig niet op de Alberdingk Thijmlaan geparkeerd stond, maar voor het Stadspaviljoen aan de Dr. Schaepmanlaan in Eindhoven. Eiser heeft aangevoerd dat de handelwijze van verweerder uitermate onzorgvuldig en onjuist is en heeft voor de daaraan te verbinden gevolgen verwezen naar een uitspraak van rechtbank Amsterdam van 18 oktober 2016 (ECLI:NL:RBAMS:2016:6634).
3. Verweerder heeft in de uitspraak op bezwaar vermeld dat op de aanslag abusievelijk Alberdingk Thijmlaan vermeld staat in plaats van Dr. Schaepmanlaan. Verweerder heeft verder vermeld dat dit niets afdoet aan de rechtmatigheid van de opgelegde aanslag, immers de betreffende overtreding werd geconstateerd en de hiervoor noodzakelijke handelingen zijn correct uitgevoerd.
4. In het verweerschrift heeft verweerder toegelicht dat het voertuig van eiser geparkeerd stond op een parkeerplaats gelegen tussen de Dr. Schaepmanlaan en het Parktheater aan de noordkant en de Alberdingk Thijmlaan en de Le Sage ten Broeklaan aan de zuidkant. Onder overlegging van stukken heeft verweerder erop gewezen dat het Stadspaviljoen waar eiser over spreekt als adres Alberdingk Thijmlaan heeft, evenals de aan het parkeerterrein gelegen kiosk. Eveneens onder overlegging van stukken heeft verweerder erop gewezen dat de op het parkeerterrein aanwezige betaalautomaten in het systeem worden aangeduid met Alberdingk Thijmlaan. Op de zitting heeft de gemachtigde van verweerder nader toegelicht, dat het parkeerterrein geen officieel eigen adres heeft. Verder is ter toelichting aangevoerd dat de handheld van de parkeercontroleur op basis van de GPS-coördinaten de locatie van de auto bepaald. In dit geval was de Alberdingk Thijmlaan de dichtstbijzijnde straat.
5. De rechtbank overweegt als volgt.
6. Erkend wordt dat verwarrend is dat verweerder in de uitspraak op bezwaar heeft aangegeven dat abusievelijk Alberdingk Thijmlaan vermeld staat op de aanslag. Dit neemt echter niet weg dat niet ter discussie stond en staat waar eisers auto op de betreffende dag en tijd feitelijk geparkeerd stond, dat het daar gaat om een betaald parkeren gebied en dat verweerders parkeercontroleur terecht tot een overtreding heeft geconcludeerd. Anders dan eiser, is de rechtbank na verweerders onderbouwde toelichting van oordeel dat op de aanslag geen onjuiste locatie is vermeld. De rechtbank is dan ook van oordeel dat de aanslag terecht is opgelegd.
7. Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat verweerder de aanslag bij de uitspraak op bezwaar terecht heeft gehandhaafd.
8. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. I. Boekhorst, rechter, in aanwezigheid van M. Brok, griffier. De uitspraak is in het openbaar geschied op 13 juni 2019.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof te 's-Hertogenbosch. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.