In deze zaak gaat het om een naheffingsaanslag parkeerbelasting die aan eiser is opgelegd door de heffingsambtenaar van de gemeente Eindhoven. De aanslag, opgelegd op 14 juli 2018, betrof een bedrag van € 63,60, bestaande uit € 1,60 parkeerbelasting en € 62,00 kosten voor naheffing. Eiser heeft bezwaar gemaakt tegen deze aanslag, maar de gemeente heeft deze gehandhaafd in een uitspraak op bezwaar van 14 augustus 2018. Eiser heeft vervolgens beroep ingesteld bij de Rechtbank Oost-Brabant.
Tijdens de zitting op 15 maart 2019 heeft eiser aangevoerd dat zijn voertuig niet op de Alberdingk Thijmlaan geparkeerd stond, maar voor het Stadspaviljoen aan de Dr. Schaepmanlaan in Eindhoven. Eiser betoogde dat de aanslag onterecht was opgelegd en verwees naar een eerdere uitspraak van de rechtbank Amsterdam ter ondersteuning van zijn standpunt. De gemeente heeft in haar verweerschrift toegelicht dat de locatie van de parkeerplaats, waar eiser zijn voertuig had geparkeerd, correct was vastgesteld op basis van GPS-coördinaten, en dat de melding van de Alberdingk Thijmlaan op de aanslag geen invloed had op de rechtmatigheid van de opgelegde aanslag.
De rechtbank heeft overwogen dat, hoewel de vermelding van de Alberdingk Thijmlaan verwarrend kan zijn, dit niet afdoet aan de vaststelling dat eiser zijn voertuig in een betaald parkeren gebied had geparkeerd en dat de parkeercontroleur terecht een overtreding heeft geconstateerd. De rechtbank heeft geoordeeld dat de aanslag terecht is opgelegd en dat het beroep van eiser ongegrond is verklaard. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. I. Boekhorst, rechter, en is openbaar gemaakt op 13 juni 2019.