ECLI:NL:RBOBR:2019:3137

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
11 juni 2019
Publicatiedatum
7 juni 2019
Zaaknummer
01/880050-16
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Integrale vrijspraak van meerdere beschuldigingen van oplichting door verdachte, geen schakelbewijs

Op 11 juni 2019 heeft de Rechtbank Oost-Brabant uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van meerdere feiten van oplichting onder de parketnummers 01/880050-16 en 01/820005-18. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van alle ten laste gelegde feiten, omdat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs was om tot een veroordeling te komen. De rechtbank overwoog dat de aangiften van de benadeelden niet voldoende steunbewijs bevatten en dat de verwijzingen naar de autorace-wereld niet als een dragend element konden worden beschouwd. De rechtbank concludeerde dat de bewijsminimumvereisten van artikel 342 van het Wetboek van Strafvordering niet waren gehaald. De benadeelde partijen werden niet-ontvankelijk verklaard in hun vorderingen, en de kosten van de verdediging werden op nihil begroot. De uitspraak benadrukt het belang van voldoende bewijs in strafzaken en de noodzaak voor de officier van justitie om meer dan alleen getuigenverklaringen te hebben om een veroordeling te rechtvaardigen.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Locatie 's-Hertogenbosch
Strafrecht
Parketnummers: 01/880050-16 en 01/820005-18 (ter terechtzitting gevoegd)
Datum uitspraak: dinsdag 11 juni 2019
Vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] , op [1945] ,
wonende te [adres] , [woonplaats] .
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 30 januari 2019, 9 mei 2019 en 28 mei 2019.
Op de zitting van 9 mei 2019 heeft de rechtbank de tegen verdachte, onder de hiervoor genoemde parketnummers, aanhangig gemaakte zaken gevoegd.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.

De tenlasteleggingen.

Ten aanzien van de zaak met parketnummer 01/880050-16:
De zaak met parketnummer 01/880050-16 is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 28 december 2018.
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
Feit 1:
zij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 mei 2011 tot en met 3 oktober 2015 te Eindhoven, in elk geval in Nederland,
meermalen althans eenmaal, (telkens) met het oogmerk om zich en/of een ander
wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels,
[slachtoffer 1] (telkens) heeft bewogen tot de afgifte van een of meer geldbedragen (tot een totaalbedrag van 33.100 euro of daaromtrent), in elk geval (telkens) van enig geldbedrag,
hebbende verdachte toen aldaar (telkens) met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid
-aan die [slachtoffer 1] medegedeeld/verteld dat zij, verdachte een verzekeringsmaatschappij had voor Formule 1 races en/of dat het bankrekeningnummer van haar, verdachte's, zakenpartner was geblokkeerd en/of dat zij, verdachte, daardoor ook niet aan geld kon komen en/of dat zij, verdachte, geld nodig had om haar, verdachte's, bedrijf in stand te kunnen houden en/of (vervolgens) die [slachtoffer 1] gevraagd om een bedrag van 6000 euro, welke aldus, haar, verdachte, volgens de accountant (van [accountant] ) noodzakelijk zou zijn aan haar verdachte te geven en/of (daarbij en/of vervolgens) aan die [slachtoffer 1] medegedeeld/verteld dat zij, verdachte, ziekenhuisbedden in Dubai zou kopen en bij het maken van winst zij dit zou delen, met haar, [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 1] medegedeeld/verteld dat zij, verdachte, het te lenen geld in juni, juli of augustus 2011 zou terugbetalen en/of dat haar, verdachte's, kinderen, voor haar garant zouden staan
en/of
-aan die [slachtoffer 1] medegedeeld/verteld dat haar, verdachte's, man [naam 1] hartklachten had en/of dat volgens de consulten in het [ziekenhuis] ( [ziekenhuis] ) haar, verdachte's, man [naam 1] contant diende af te rekenen omdat [naam 1] een Engelse man betrof die daardoor niet tegen ziektekosten verzekerd kon worden en/of (vervolgens) die [slachtoffer 1] meerdere malen, althans eenmaal, om geld gevraagd met betrekking hiertoe
en/of
-aan die [slachtoffer 1] medegedeeld/verteld dat zij, verdachte, met haar auto een aanrijding heeft gehad met aanzienlijke schade en/of (vervolgens) die [slachtoffer 1] om geld gevraagd met betrekking hiertoe en/of (daarbij) die [slachtoffer 1] heeft beloofd het geld te zullen terugbetalen als de blokkering van de bankrekening opgeheven zou worden en/of aan haar, verdachte, de borg van het verzekeringskantoor op Eindhoven Airport, hetgeen aldus haar, verdachte, een bedrag van ongeveer 28.000 euro zou zijn waarop [accountant] toezicht zou houden, uitbetaald zou worden
en/of
-aan die [slachtoffer 1] medegedeeld/verteld dat zij, verdachte, doende was haar, verdachte's, 'portefeuille' met verzekeringscontracten te laten overnemen zodat er een bedrag van 8 miljoen zou vrijkomen en/of (vervolgens) aan die [slachtoffer 1] als lening een bedrag van 3000 euro voor een ticket naar Seychellen gevraagd en/of (daarbij) die [slachtoffer 1] medegedeeld/verteld dat haar, verdachte's, huis in Spanje onderhands verkocht zou worden aan haar accountant, die op de Antillen woonde en/of dat dit geld naar Guernsey (Engeland) gesluisd zou worden/zijn in verband met belastingtechnische redenen,
waardoor die [slachtoffer 1] (telkens) werd bewogen tot bovenomschreven afgifte;
Feit 2:
zij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 3 december 2011 tot en met 20 november 2014 te Eindhoven en/of Leeuwarden, in elk geval in Nederland meermalen althans eenmaal, (telkens) met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels,
[slachtoffer 2] (telkens) heeft bewogen tot de afgifte van een of meer geldbedragen (tot een totaalbedrag van 43.000 euro of daaromtrent), in elk geval (telkens) van enig geldbedrag,
hebbende verdachte toen aldaar (telkens) met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid
-aan die [slachtoffer 2] medegedeeld/verteld dat zij, verdachte, een coureur wilde helpen die zich moest inschrijven en/of dat zij, verdachte, bekend was in de autorace-wereld en/of dat zij deze coureur wilde helpen en/of (daarbij en/of vervolgens) die [slachtoffer 2] om 3000 euro gevraagd en/of (daarbij) die [slachtoffer 2] medegedeeld/verteld het te lenen geld in februari/maart 2012 terug te geven
en/of
-aan die [slachtoffer 2] medegedeeld/verteld dat zij, verdachte, problemen had met haar zaak en/of dat zij, verdachte, zaken deed met een raceteam en dat zij, verdachte, raceteams sponserde en/of dat haar, verdachte's, ex-compagnon haar voor 300.000 euro had opgelicht en/of (daarbij en/of vervolgens) die [slachtoffer 2] meerdere malen, althans eenmaal, om geld gevraagd met betrekking hiertoe en/of (daarbij en/of vervolgens) medegedeeld/verteld dat zij, [slachtoffer 2] , het geld zou terugkrijgen en/of dat zij, verdachte in een rechtzaak was verwikkeld die heel lang duurde maar die ze zeker ging winnen en dat vervolgens [slachtoffer 2] het geld terug zou krijgen,
en/of
-aan die [slachtoffer 2] (telefonisch) medegedeeld dat zij, verdachte, geld nodig had omdat zij, verdachte, bedreigd werd door iemand van wie ze geld had geleend en/of (daarbij) die [slachtoffer 2] gevraagd, haar, verdachte, met geld te helpen
en/of
-aan die [slachtoffer 2] (telefonisch) medegedeeld dat zij, verdachte, door de politie in Eindhoven op haar huisadres was aangehouden en/of dat zij, verdachte, op een politiebureau was en/of dat zij geld nodig had voor een advocaat en andere zaken zoals belkaarten en/of (daarbij en/of vervolgens) die [slachtoffer 2] medegedeeld dat zij, verdachte, haar, [slachtoffer 2] , nodig had en/of anders niet vrijkwam
waardoor die [slachtoffer 2] (telkens) werd bewogen tot bovenomschreven afgifte;
Feit 3:
zij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 oktober 2012 tot en met 27 januari 2015 te Eindhoven en/of Breda, in elk geval in Nederland
meermalen althans eenmaal, (telkens) met het oogmerk om zich en/of een ander
wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels,
[slachtoffer 3] (telkens) heeft bewogen tot de afgifte van een of meer geldbedragen (tot een totaalbedrag van 25.000 euro of daaromtrent), in elk geval (telkens) van enig geldbedrag,
hebbende verdachte toen aldaar (telkens) met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid
-aan die [slachtoffer 3] medegedeeld/verteld zakenvrouw te zijn en/of uit de racewereld te komen en/of een racecircuit op te willen zetten in Tenerife en/of met betrekking daartoe gesprekken had met belangrijke mensen zoals politie en burgemeester en/of aan die [slachtoffer 3] medegedeeld/verteld samen met haar, [slachtoffer 3] , in melkpoeder te willen investeren en/of die melkpoeder naar China te laten verschepen, alwaar zij, verdachte, vele contacten zou hebben en/of (daarbij en/of vervolgens) die [slachtoffer 3] meerdere malen, althans eenmaal, te vragen geld te investeren in containers vol met melkpoeder en/of meerdere malen, althans eenmaal, geld te vragen voor verzekeringskosten van de containers en/of vliegtickets en/of (daarbij en/of vervolgens) aan die [slachtoffer 3] medegedeeld/verteld dat zij, verdachte, reeds 20.000 euro had verdiend en/of dat zij, [slachtoffer 3] , nog 45.000 euro van haar, verdachte, tegoed had
waardoor die [slachtoffer 3] (telkens) werd bewogen tot bovenomschreven afgifte;
Feit 4:
zij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 oktober 2012 tot en met 16 augustus 2013 te Eindhoven en/of Houten, in elk geval in Nederland, meermalen althans eenmaal (telkens) met het oogmerk om zich en/of een ander
wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels,
[slachtoffer 4] (telkens) heeft bewogen tot de afgifte van een of meer geldbedragen (tot een totaalbedrag van 18.000 euro of daaromtrent), in elk geval (telkens) van enig geldbedrag,
hebbende verdachte toen aldaar (telkens) met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid
-aan die [slachtoffer 4] voorgesteld om zijn, [slachtoffer 4] , zoon [naam 2] , te begeleiden met betrekking tot de opleiding als coureur binnen een raceteam en/of (daarbij en/of vervolgens) die [slachtoffer 4] medegedeeld/verteld dat zij, verdachte, voor voornoemde [naam 2] sponsoren zou werven en/of raceteams voor hem zou vinden en/of (daarbij en/of vervolgens) die [slachtoffer 4] medegedeeld/verteld dat hij, [slachtoffer 4] , met betrekking hiertoe een bedrag van 15.000 euro moest voorschieten teneinde dit alles voor [naam 2] te realiseren
en/of
-aan die [slachtoffer 4] medegedeeld/verteld dat zij, verdachte, een mooie deal kon sluiten in verband met aankopen van containers met handelswaar welke zij, verdachte, vervolgens zou doorverkopen aan een aantal sjeiks in Arabië en/of (daarbij en/of vervolgens) aan die [slachtoffer 4] gevraagd hiertoe 3000 euro aan haar, verdachte, te lenen
waardoor die [slachtoffer 4] (telkens) werd bewogen tot bovenomschreven afgifte;
Feit 5:
zij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 juni 2013 tot en met 31 oktober 2013 te Eindhoven, in elk geval in Nederland, meermalen althans eenmaal, (telkens) met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels,
[slachtoffer 5] (telkens) heeft bewogen tot de afgifte van een of meer geldbedragen (tot een totaalbedrag van 7.000 euro of daaromtrent), in elk geval (telkens) van enig geldbedrag,
hebbende verdachte toen aldaar (telkens) met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid
-aan die [slachtoffer 5] medegedeeld/verteld dat zij, verdachte, geldproblemen had en/of (daarbij en/of vervolgens) die [slachtoffer 5] gevraagd een geldbedrag aan haar, verdachte, te lenen en/of dat geldbedrag eind oktober 2013 aan haar, [slachtoffer 5] , terug te geven
waardoor die [slachtoffer 5] (telkens) werd bewogen tot bovenomschreven afgifte.
Ten aanzien van de zaak met parketnummer 01/820005-18:
De zaak met parketnummer 01/820005-18 is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 28 december 2018.
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
Feit 1:
zij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 juni 2016 tot
en met 7 december 2016 te Eindhoven, althans in Nederland, (telkens) met het
oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het
aannemen van een valse naam en/of een valse hoedanigheid en/of door listige
kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, [slachtoffer 6] (telkens) heeft bewogen tot de afgifte van een of meer
geldbedragen tot een totaalbedrag van 9150 euro of daaromtrent, in elk geval
(telkens) van enig geldbedrag, hebbende verdachte toen aldaar (telkens) met vorenomschreven oogmerk
- zakelijk weergegeven - valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in
strijd met de waarheid,
-aan die [slachtoffer 6] medegedeeld/verteld dat zij, verdachte, onderdelen
regelde voor Formule 1 racewagens en/of dat zij, verdachte, daartoe onderdelen
goedkoop inkocht in Duitsland en/of (vervolgens) duurder verkocht in Tokio,
Dubai, Amerika en Italië, waardoor zij, verdachte, veel winst maakte en/of dat
zij, verdachte, met betrekking hiertoe overal contactpersonen (waaronder rijke
mensen zoals sjeiks uit onder andere Dubai en Saoudi Arabië) en/of een
goedlopend en/of winstgevend bedrijf heeft en/of dat zij, verdachte, veel
containers, inhoudende voornoemde auto-onderdelen en/of (onder andere) parfum
en/of merkkleding en/of tassen en/of laarzen, vanuit diverse landen naar
Nederland verscheepte en/of dat zij, verdachte, haar grote geld, te weten
miljoenen, op buitenlandse rekeningen had staan en met betrekking hiertoe
regelmatig in het buitenland geld ging pinnen
en/of
-(daarbij en/of vervolgens) die [slachtoffer 6] gevraagd om een geldbedrag van
500 euro in verband met het betalen van een staanplaats/standplaats van een
container in het buitenland en/of (daarbij en/of vervolgens) die [slachtoffer 6]
medegedeeld/verteld dat zij, verdachte, op dat moment (in verband met de
ziekte van en zorg voor haar man en/of het feit dat het geld in het buitenland
gepind diende te worden), niet zelf over dat geld kon beschikken en/of dat
geldbedrag van 500 euro binnen 2 a 3 weken zou terugbetalen aan die
[slachtoffer 6] en/of die [slachtoffer 6] 10.000 euro (extra) zou geven omdat zij,
verdachte, die [slachtoffer 6] als haar, verdachte's, dochter beschouwde
en/of
-aan die [slachtoffer 6] medegedeeld/verteld dat zij, verdachte, een of meerdere
huizen heeft in Spanje en/of (vervolgens) die [slachtoffer 6] (en haar familie)
uitgenodigd voor een of meerdere (gezamenlijke) vakantie(s) naar een van haar,
verdachte's, huizen in Spanje en/of (vervolgens) die [slachtoffer 6] medegedeeld/
verteld vliegtickets en/of bustickets te hebben geboekt/betaald en/of (vervolgens) die [slachtoffer 6] medegedeeld/verteld dat twee zonen van die
[slachtoffer 6] in haar, verdachte's, woning hadden ingebroken en/of (vervolgens) die [slachtoffer 6] meerdere malen, althans eenmaal, heeft
gevraagd/gezegd 2000 euro, zijnde, aldus verdachte, (een deel van) de door
haar, verdachte, gemaakte kosten met betrekking tot voornoemde vakantie(s)
en/of
-aan die [slachtoffer 6] medegedeeld/verteld dat zij, verdachte, slachtoffer was
van een inbraak gepleegd door de zonen van die [slachtoffer 6] en/of dat haar
zonen met betrekking tot die inbraak op camerabeelden stonden en/of dat deze
camerabeelden in het bezit zouden zijn van een rechercheur welke in hetzelfde
gebouw woonde als zij, verdachte, en/of dat zij, verdachte, die rechercheur
maar een seintje hoefde te geven om die beelden aan de politie over te dragen
en/of dat zij, verdachte, door voornoemde inbraak een of meerdere goederen
mist met een totale waarde van 10.000 euro en/of (vervolgens) die [slachtoffer 6]
meerdere malen, althans eenmaal, heeft gevraagd/verzocht om voornoemd
geldbedrag aan haar, verdachte, te betalen/vergoeden
en/of
-aan die [slachtoffer 6] medegedeeld/verteld dat een zoon van die [slachtoffer 6] in
de zaak/onderneming van haar, verdachte, zou gaan werken om haar, verdachte's,
zieke man te vervangen en/of dat zij, verdachte, daardoor kosten heeft gemaakt zoals de aanschaf van boeken en/of het inhuren van een accountant om zaken voor die zoon van [slachtoffer 6] te regelen en//of (vervolgens) die [slachtoffer 6] meerdere malen, althans eenmaal, om geld heeft gevraagd ter terugbetaling voor die door haar, verdachte, gemaakte kosten met betrekking hiertoe;
en/of
- aan die [slachtoffer 6] medegedeeld/verteld dat zij, verdachte, depressief en/of ziek werd als die [slachtoffer 6] geen geld zou betalen aan haar, verdachte, en/of (daarbij) die [slachtoffer 6] pillen heeft getoond welke door de huisarts van haar, verdachte, zouden zijn voorgeschreven en/of (vervolgens) die [slachtoffer 6] meerdere malen, althans eenmaal, om geld gevraagd,
waardoor die [slachtoffer 6] (telkens) werd bewogen tot bovenomschreven afgifte;
Feit 2:
zij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 24 juli 2016 tot
en met 9 augustus 2016 te Eindhoven, althans in Nederland (telkens) met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te
bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of een valse hoedanigheid en/of door
listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, [slachtoffer 7] (telkens) heeft bewogen tot de afgifte van een geldbedrag van
1000 euro of daaromtrent, in elk geval van enig geldbedrag, hebbende verdachte toen aldaar (telkens) met vorenomschreven oogmerk
-zakelijk weergegeven - valselijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de
waarheid
-aan die [slachtoffer 7] medegedeeld/verteld dat zij, verdachte, onderdelen
regelde voor Formule 1 auto's en/of dat zij, verdachte, daartoe onderdelen
goedkoop inkocht in Duitsland en/of (vervolgens) duurder verkocht in Tokio,
Dubai, Amerika en Italië, waardoor zij, verdachte, veel winst maakte en/of
dat zij, verdachte, met betrekking hiertoe overal contactpersonen en/of een
goedlopend en/of winstgevend bedrijf heeft
en/of
-(daarbij en/of vervolgens) aan die [slachtoffer 7] heeft gevraagd met betrekking
hiertoe geld te willen investeren waardoor die [slachtoffer 7] zijn geïnvesteerde
geld kon verdubbelen en/of (vervolgens) een eigen bedrijf zou kunnen opstarten
en/of -aan die [slachtoffer 7] medegedeeld/verteld dat zij, verdachte, het geld van
die [slachtoffer 7] snel moest hebben omdat de container met auto-onderdelen snel
verscheept diende te worden en/of dat zij, verdachte, nog wat geld tekort kwam voor de verscheping van de auto-onderdelen,
waardoor die [slachtoffer 7] (telkens) werd bewogen tot bovenomschreven afgifte.

De formele voorvragen.

Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaardingen geldig zijn. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in zijn vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.

Het standpunt van de officier van justitie.

De officier van justitie heeft in zijn requisitoir ten aanzien van 01/880050-16 en 01/820005-18
geconcludeerd tot bewezenverklaring van de feiten.
Een kopie van de vordering van de officier van justitie is als bijlage aan dit vonnis gehecht.

Het standpunt van de verdediging.

De raadsman heeft op gronden genoemd in zijn schriftelijke pleitnota vrijspraak bepleit van alle onder 01/880050-16 en 01/820005-18 laste gelegde feiten.

Het oordeel van de rechtbank

De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan verdachte onder 01/880050-16 en 01/820005-18 is ten laste gelegd, zodat de verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken. Zij overweegt daartoe als volgt.
Ten aanzien van 01/880050-16 en 01/820005-18
De rechtbank stelt voorop dat, zoals volgt uit de rechtspraak van de Hoge Raad, (ECLI:NL:HR:2016:2889) met het in de wet omschrijven van specifieke oplichtingsmiddelen – het aannemen van een valse naam of van een valse hoedanigheid, het gebruik van listige kunstgrepen en/of het gebruik van een samenweefsel van verdichtsels – is beoogd het begrip 'oplichting' nader vorm en inhoud te geven. Daarmee wordt bewerkstelligd dat niet iedere vorm van bedrog – bijvoorbeeld bestaande uit niet meer dan het doen van een onware mededeling – en niet iedere toerekenbare tekortkoming in civielrechtelijke zin binnen het bereik van het strafrecht wordt gebracht als misdrijf met een strafmaximum van, kort gezegd, vier jaren gevangenisstraf.
Artikel 342, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering formuleert als bewijsminimum dat het bewijs dat de verdachte het tenlastegelegde feit heeft begaan, door de rechter niet uitsluitend kan worden aangenomen op de verklaring van één getuige.
De officier van justitie is van oordeel dat er in de onderhavige zaken sprake is van voldoende steunbewijs in de vorm van schakelbewijs en wijst daartoe op de uit de aangiften blijkende overeenkomsten in de modus operandi van de verdachte.
De rechtbank volgt dit standpunt van de officier van justitie niet. Van schakelbewijs kan worden gesproken wanneer het bewijs van het tenlastegelegde strafbare feit mede kan worden aangenomen op grond van specifieke en kenmerkende gelijkenissen met andere, soortgelijke ten laste gelegde strafbare feiten. Uit de aangiften blijkt dat verdachte ten overstaan van verschillende aangevers melding heeft gemaakt van het feit dat zij contacten had in en kennis had van de autorace-wereld. Naar het oordeel van de rechtbank vormt die herhaaldelijke verwijzing naar de autorace-wereld echter niet telkens een dragend element in de verhalen waarmee verdachte, volgens de aangiften, aangevers heeft bewogen tot afgifte van de diverse geldbedragen. De verwijzing naar de autorace-wereld is onvoldoende om te kunnen spreken van dusdanig specifieke en kenmerkende gelijkenissen in de handelwijze van verdachte dat sprake is van eenzelfde modus operandi.
Ten aanzien van 01/880050-16, feit 1
In het dossier bevindt zich een handgeschreven en ondertekende schuldbekentenis waarin staat dat [verdachte] aan [slachtoffer 1] een bedrag van € 31.000,- verschuldigd is, maar dit draagt onvoldoende bij aan een bewezenverklaring nu de rechtbank niet kan vaststellen dat de handtekening onder de bekentenis daadwerkelijk afkomstig is van verdachte. Een onderzoek van politie of een deskundigenrapport aan de hand waarvan vastgesteld zou kunnen worden dat het hier daadwerkelijk om de handtekening van verdachte gaat, maakt geen deel uit van het dossier. Daarnaast hebben de door aangeefster genoemde betalingen aan verdachte contant plaatsgevonden, en nader concreet bewijs van deze betalingen ontbreekt. De rechtbank merkt verder nog op dat brieven die aangeefster heeft gestuurd aan de werkgever van de zoon van verdachte, volledig passen bij de lezing van aangeefster dat zij door verdachte is opgelicht, maar ook zij vormen op zichzelf of bezien in samenhang met de rest van het dossier geen afdoende strafrechtelijk (steun)bewijs voor een bewezenverklaring. Ook die brieven zijn immers afkomstig van aangeefster en daarmee uit dezelfde bron als de aangifte. Nu er naast de aangifte geen steunbewijs is, wordt niet voldaan aan het bewijsminimum van artikel 342 van het Wetboek van Strafvordering, zodat verdachte moet worden vrijgesproken.
Ten aanzien van 01/880050-16, feit 2
In de aangifte is vermeld dat aangeefster aan verdachte diverse grote geldbedragen heeft betaald. Dit betrof vaak contante betalingen waarvoor geen steunbewijs in het dossier aanwezig is. Bij de aangifte is een bewijs van ontvangst van een bedrag van € 3.000,- gevoegd dat ondertekend is door [naam 3] . Naast het feit dat de voornaam van verdachte niet [naam 3] is, is ook hier geen onderzoek gedaan naar de vraag of de handtekening onder dit schriftelijke stuk daadwerkelijk van verdachte is. In de aangifte is verder vermeld dat verdachte aan aangeefster heeft gevraagd of zij geld wilde storten via [bank] . Aangeefster heeft als bewijs daarvan transactiebewijzen overgelegd, maar daarop staat als ontvanger in de meeste gevallen niet verdachte vermeld maar haar partner [naam 1] . Slechts op twee van de transactiebewijzen wordt verdachte als ontvanger vermeld. De rechtbank kan dan ook slechts vaststellen dat aangeefster tweemaal geld heeft overgemaakt ten behoeve van verdachte. Nu er voor de overige betalingen naast de aangifte geen steunbewijs is en evenmin voor de verzinsels en onwaarheden die verdachte volgens de aangifte heeft verteld om aangeefster te bewegen het geld af te geven, wordt niet voldaan aan het bewijsminimum van artikel 342 van het Wetboek van Strafvordering, zodat verdachte moet worden vrijgesproken.
Ten aanzien van 01/880050-16, feit 3
Naast de aangifte bevindt zich in het dossier een door aangeefster opgestelde schuldbekentenis, maar deze is niet door verdachte ondertekend en kan daarmee niet dienen als bewijs voor de door aangeefster in haar aangifte genoemde contante betalingen. Daarnaast merkt de rechtbank op dat in deze schuldbekentenis gesproken wordt van een geldlening. Mede gelet op het feit dat er volgens aangeefster geïnvesteerd zou worden in melkpoeder, is de rechtbank van oordeel dat er sprake is van een (aan verdachte toerekenbare) tekortkoming in civielrechtelijke zin, die niet valt onder het bereik van de oplichtingsbepaling van artikel 326 Wetboek van Strafrecht. Verdachte zal worden vrijgesproken.
Ten aanzien van 01/880050-16, feit 4
Uit de aangifte en de verklaring van getuige [slachtoffer 3] blijkt zonder meer dat aangever betalingen aan verdachte heeft verricht. Gelet op de aan die betaling ten grondslag liggende afspraak - kort weergegeven dat verdachte op verzoek van aangever zou proberen om de zoon van aangever onder te brengen bij een raceteam in Azië - kan echter niet gezegd worden dat hier sprake is van oplichting en oplichtingshandelingen. Naar het oordeel van de rechtbank is sprake van een overeenkomst tussen aangever en verdachte en de niet nakoming daarvan valt buiten de reikwijdte van artikel 326 van het Wetboek van Strafrecht. Verdachte zal worden vrijgesproken.
Ten aanzien van 01/880050-16, feit 5
Uit de aangifte en de bewijzen van betaling op de gemeenschappelijke rekening van verdachte en haar partner kan worden afgeleid dat verdachte van aangeefster geld heeft geleend. Uit het enkele feit dat die lening niet is terugbetaald, kan echter niet volgen dat er sprake is van strafbare oplichting. Verdachte zal worden vrijgesproken.
Ten aanzien van 01/820005-18, feit 1
Verdachte erkent dat aangeefster bij haar thuis heeft gewerkt en bevestigt in dat opzicht de aangifte. Zij ontkent echter aangeefster te hebben opgelicht.
Naar het oordeel van de rechtbank volgt uit de aangifte en de verklaring van de oudste zoon van aangeefster weliswaar dat er door aangeefster een bedrag van € 500 aan verdachte is betaald, maar dit levert onvoldoende bewijs op voor de tenlastegelegde oplichting. De verklaringen van de zoon van aangeefster dat verdachte zijn moeder heeft opgelicht, zijn gebaseerd op wat hij heeft gehoord van zijn moeder. Daarmee komen zijn verklaringen op dit punt uit dezelfde bron als de aangifte. De uitgebreide verklaringen van aangeefster over de vele verhalen die verdachte aan haar heeft verteld om aangeefster te bewegen geld aan haar te geven, vinden verder geen steun in het dossier. Nader onderzoek door politie dat de aangifte wellicht had kunnen bevestigen, ontbreekt. Bij deze stand van zaken zal verdachte wegens gebrek aan voldoende (steun)bewijs worden vrijgesproken.
Ten aanzien van 01/820005-18, feit 2
Verdachte ontkent de oplichting. Nu de aangifte niet wordt ondersteund door andere bewijsmiddelen, moet verdachte worden vrijgesproken van het haar tenlastegelegde.

De vorderingen van de benadeelde partijen.

Nu verdachte van de haar tenlastegelegde feiten zal worden vrijgesproken, dienen de benadeelde partijen in de vordering niet ontvankelijk te worden verklaard.
De benadeelde partijen zullen worden verwezen in de kosten door de verdachte in deze strafzaak gemaakt als na te melden.

DE UITSPRAAK

De rechtbank:
Spreektverdachte
vrij van alle feitenzoals ten laste gelegd onder de parketnummers 01/880050-16 en 01/820005-18.
Beslissing op de vorderingen van de benadeelde partijen:
T.a.v. 01/880050-16 feit 1:

Verklaartde benadeelde partij,
[slachtoffer 1],
niet-ontvankelijkin de vordering.
 Veroordeelt de benadeelde partij in de kosten door verdachte ter verdediging tegen deze vordering gemaakt en begroot deze kosten op nihil.
T.a.v. 01/880050-16 feit 2:

Verklaartde benadeelde partij,
[slachtoffer 2],
niet-ontvankelijkin de vordering.
 Veroordeelt de benadeelde partij in de kosten door verdachte ter verdediging tegen deze vordering gemaakt en begroot deze kosten op nihil.

T.a.v. 01/880050-16 feit 3:


Verklaartde benadeelde partij,
[slachtoffer 3],
niet-ontvankelijkin de vordering.
 Veroordeelt de benadeelde partij in de kosten door verdachte ter verdediging tegen deze vordering gemaakt en begroot deze kosten op nihil.
T.a.v. 01/880050-16, feit 4

Verklaartde benadeelde partij,
[slachtoffer 4],
niet-ontvankelijkin de vordering.
 Veroordeelt de benadeelde partij in de kosten door verdachte ter verdediging tegen deze vordering gemaakt en begroot deze kosten op nihil.
T.a.v. 01/880050-16 feit 5:

Verklaartde benadeelde partij,
[slachtoffer 5],
niet-ontvankelijkin de vordering.
 Veroordeelt de benadeelde partij in de kosten door verdachte ter verdediging tegen deze vordering gemaakt en begroot deze kosten op nihil.

T.a.v. 01/820005-18 feit 1:


Verklaartde benadeelde partij,
[slachtoffer 6],
niet-ontvankelijkin de vordering.
 Veroordeelt de benadeelde partij in de kosten door verdachte ter verdediging tegen deze vordering gemaakt en begroot deze kosten op nihil.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. M.L.W.M. Viering, voorzitter,
mr. A. Bernsen en mr. A.M.R. van Ginneken, leden,
in tegenwoordigheid van mr. F.E.M. de Haas, griffier,
en is uitgesproken op 11 juni 2019.
mr. A.M.R. van Ginneken is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.