ECLI:NL:RBOBR:2019:3106

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
6 juni 2019
Publicatiedatum
6 juni 2019
Zaaknummer
01/134889-18
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte in geweldszaak door onbetrouwbare fotoconfrontatie

Op 6 juni 2019 heeft de Rechtbank Oost-Brabant uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een verdachte die betrokken zou zijn geweest bij een vechtpartij op 25 september 2017 te Oirschot. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van de tenlastegelegde openlijke geweldpleging, omdat de fotoconfrontatie die tegen hem was gehouden als onvoldoende betrouwbaar werd beschouwd. De rechtbank oordeelde dat de betrokkenheid van de verdachte niet kon worden vastgesteld op basis van andere feiten of omstandigheden.

De zaak kwam aanhangig na een dagvaarding op 8 mei 2019, waarbij de verdachte werd beschuldigd van het meermalen slaan en schoppen van een slachtoffer op een kermis. De aangifte van het slachtoffer, die verklaarde dat hij door een groep mannen was mishandeld, leidde tot de identificatie van de verdachte via een fotoconfrontatie. Echter, de rechtbank wees op de gebrekkige betrouwbaarheid van deze herkenning, die was gebaseerd op een enkelvoudige fotoconfrontatie, en de algemene signalementen die door getuigen waren gegeven.

De rechtbank concludeerde dat de getuigen mogelijk onbewust waren beïnvloed in hun overtuiging dat de verdachte betrokken was bij de geweldpleging. Aangezien er geen andere bewijsmiddelen waren die de betrokkenheid van de verdachte konden bevestigen, werd hij vrijgesproken van de beschuldigingen. De benadeelde partij werd niet-ontvankelijk verklaard in zijn vordering, en de kosten van de verdediging werden op nihil vastgesteld. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, onder leiding van voorzitter mr. C. Phillips, met mr. R.J. Bokhorst en mr. C.J. Sangers-de Jong als leden.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Locatie 's-Hertogenbosch
Strafrecht
Parketnummer: 01.134889.18
Datum uitspraak: 6 juni 2019
Vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:

[verdachte] ,

geboren te [1988] ,
wonende te [postcode] , [straatnaam 1] .
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 23 mei 2019.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.

De tenlastelegging.

De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 8 mei 2019.
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 25 september 2017 te Oirschot
openlijk, te weten op het kermisterrein op/aan de [straatnaam 2] , in elk geval op of aan de openbare weg en/of op een voor het publiek toegankelijke plaats,
in vereniging
geweld heeft gepleegd tegen een persoon, te weten [slachtoffer] , door die [slachtoffer]
- met kracht te duwen,
- meermalen te slaan en/of stompen in diens gezicht en/of tegen diens hoofd, althans tegen diens lichaam,
- meermalen te schoppen in diens gezicht en/of tegen diens hoofd en/of tegen diens lichaam en/of
- vast te pakken en/of vervolgens op te tillen en/of vervolgens tegen een ijzeren plaat/paal van een boksbal te gooien/duwen.

Het standpunt van de officier van justitie.

De officier van justitie acht het ten laste gelegde feit, openlijk in vereniging geweld plegen tegen [slachtoffer] , wettig en overtuigend bewezen.
Een kopie van de vordering van de officier van justitie is als bijlage aan dit vonnis gehecht.

Het standpunt van de verdediging.

De raadsman van verdachte heeft vrijspraak bepleit wegens het ontbreken van wettig en overtuigend bewijs.

Het oordeel van de rechtbank.

Op 25 september 2017 heeft [slachtoffer] aangifte gedaan van mishandeling. In zijn aangifte verklaart [slachtoffer] - kort gezegd - dat hij die avond op de kermis te Oirschot door een groep mannen (onder meer) is geslagen en geschopt, als gevolg waarvan hij letsel heeft opgelopen.
Blijkens het dossier heeft aangever [slachtoffer] direct na het incident een duidelijke beschrijving gegeven van de man die hem de eerste klap heeft gegeven, te weten medeverdachte [medeverdachte 1] , die vrijwel meteen is aangehouden. Van de overige daders heeft aangever geen signalement kunnen geven. Ook de andere getuigen hebben in eerste instantie geen of slechts een zeer summier signalement van de mededaders gegeven (mannen rond de 23 tot 26 jaar oud, kaal of stekels, fors gebouwd).
Naar aanleiding van een door hem op Facebook geplaatste getuigenoproep heeft de vader van aangever van een onbekende - en anoniem gebleven - persoon een foto toegestuurd gekregen waarbij de naam [naam] stond vermeld. Op basis hiervan heeft aangever de betreffende [naam] als één van de daders herkend. Aan de hand van deze foto zijn aangever en zijn vader op Facebook op zoek gegaan naar het profiel van [naam] en ze zijn uitgekomen bij medeverdachte [medeverdachte 2] (de tweelingbroer van verdachte). Ze hebben aan hem gelinkte profielen bekeken en aangever heeft toen nog twee personen aangewezen die betrokken zouden zijn geweest bij de openlijke geweldpleging. Aangever heeft van beide personen ook een foto gedownload en vervolgens contact en overleg gehad over deze foto’s met zijn vriendin [betrokkene] en de vrienden die getuigen waren van het incident. Hierna is van drie personen een foto en bijbehorende persoonsgegevens aan de politie overhandigd, waaronder een foto van verdachte. De politie heeft middels een enkelvoudige fotoconfrontatie aangever en een aantal van de getuigen nogmaals gehoord, waarna herkenning van verdachte en twee medeverdachten heeft plaatsgevonden.
Met de raadsman is de rechtbank van oordeel dat in zijn algemeenheid terughoudend dient te worden omgegaan met de waardering van een herkenning op grond van een enkelvoudige fotoconfrontatie. Aan een dergelijke herkenning kan niet de betrouwbaarheid worden toegeschreven die toegeschreven mag worden aan de resultaten van een door de politie gehanteerde en volgens strikte voorwaarden uitgevoerde (meervoudige) fotoherkenning. Nu de door de getuigen initieel gegeven signalementen van de daders algemeen van aard zijn en geen onderscheidende kenmerken bevatten, dient de rechtbank zeer kritisch om te gaan met de waardering van de latere herkenning van verdachte en de twee medeverdachten door aangever en de getuigen middels de enkelvoudige fotoconfrontatie.
Gelet op het vorenstaande is de rechtbank van oordeel dat aangever en de getuigen bij de herkenningen mogelijk onbewust in hun overtuiging zijn beïnvloed dat verdachte betrokken is geweest bij de openlijke geweldpleging. Door aan de hand van een anoniem toegestuurde foto op Facebook naar de daders te gaan speuren en vervolgens foto’s te delen en te bespreken met de getuigen, is mogelijk op die manier een beeld gevormd wie de daders zouden moeten zijn. Bij de politie zijn aangever en de getuigen vervolgens geconfronteerd met foto’s die ze al hadden gezien en aan de hand waarvan door hen een signalement wordt gegeven. Dit maakt dat de rechtbank de resultaten van deze fotobewijsconfrontatie als onbetrouwbaar beschouwt en deze dan ook niet voor het bewijs zal bezigen.
Voor het overige bevat het dossier geen bewijsmiddelen op basis waarvan de betrokkenheid van verdachte kan worden vastgesteld. Gelet hierop acht de rechtbank dan ook niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het hem ten laste gelegde en zal verdachte hiervan vrijspreken.

De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] .

Nu verdachte van het hem ten laste gelegde feit zal worden vrijgesproken, dient de benadeelde partij in de vordering niet-ontvankelijk te worden verklaard.
Aangezien de benadeelde partij niet-ontvankelijk zal worden verklaard, zal zij worden veroordeeld in de kosten door de verdachte ter verdediging van de vordering gemaakt, welke kosten tot op heden worden begroot op nihil.

DE UITSPRAAK

De rechtbank:
Verklaart niet bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij.
Verklaart de benadeelde partij [slachtoffer] niet-ontvankelijk in de vordering.
Veroordeelt de benadeelde partij in de kosten van verdachte, tot op heden begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. C. Phillips, voorzitter,
mr. R.J. Bokhorst en mr. C.J. Sangers-de Jong, leden,
in tegenwoordigheid van mr. C.A.M. Wentholt, griffier,
en is uitgesproken op 6 juni 2019.
Mr. R.J. Bokhorst is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.