ECLI:NL:RBOBR:2019:3083

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
5 juni 2019
Publicatiedatum
5 juni 2019
Zaaknummer
01/860074-19
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor voorbereidingshandelingen voor de productie van synthetische drugs

Op 5 juni 2019 heeft de Rechtbank Oost-Brabant uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die beschuldigd werd van het plegen van voorbereidingshandelingen voor de productie van synthetische drugs, specifiek (met)amfetamine. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 16 juli 2018 in Geldrop een garagebox huurde waarin een grote hoeveelheid chemicaliën en grondstoffen werd aangetroffen, die bestemd waren voor de productie van (met)amfetamine. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van twaalf maanden, waarvan zes maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar. De rechtbank oordeelde dat de verdachte opzettelijk deze stoffen voorhanden had en dat hij wist of ernstige redenen had om te vermoeden dat deze stoffen bestemd waren voor het plegen van een feit als bedoeld in de Opiumwet. De verdediging stelde dat de verdachte niet verantwoordelijk was voor de stoffen in de garagebox, maar de rechtbank verwierp dit argument, omdat de verdachte inconsistent verklaarde en geen overtuigend bewijs kon leveren voor zijn beweringen. De rechtbank benadrukte de ernst van het delict en de maatschappelijke impact van de productie van synthetische drugs, en oordeelde dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf gerechtvaardigd was, maar dat een deel voorwaardelijk moest zijn om recidive te voorkomen.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Parketnummer: 01/860074-19 [verdachte]
Strafrecht
Parketnummer: 01/860074-19
Datum uitspraak: 05 juni 2019
Vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] ,
wonende te [adres 1] .
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 22 mei 2019.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.

De tenlastelegging.

De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 29 april 2019.
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 16 juli 2018 te Geldrop, gemeente Geldrop-Mierlo, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, om een feit bedoeld in het vierde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk vervaardigen van (met)amfetamine, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende (met)amfetamine, zijnde (een) middel(en) vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I, voor te bereiden en/of te bevorderen
- een of meer anderen heeft/hebben getracht te bewegen om dat/die feit(en) te plegen, te doen plegen, mede te plegen, uit te lokken en/of om daarbij behulpzaam te zijn en/of om daartoe gelegenheid, middelen en/of inlichtingen te verschaffen en/of - zich en/of een of meer ander(en) gelegenheid, middelen en/of inlichtingen tot het plegen van dat/die feit(en) heeft/hebben getracht te verschaffen en/of
- voorwerpen, vervoermiddelen, stoffen en/of gelden of andere betaalmiddelen voorhanden heeft/hebben gehad, waarvan verdachte en/of zijn mederdader(s) wist(en) of ernstige redenen had(den) om te vermoeden, dat dat/die bestemd was/waren tot het plegen van dat/die feit(en)
hebbende hij, verdachte, en/of een of meer van zijn mededader(s)
- een garagebox/opslagruimte, aan [adres 2] , gemeente Geldrop-Mierlo, (als opslagruimte voor chemicaliën/grondstoffen) gehuurd en/of ter beschikking gesteld en/of
- (een) grote hoeveelhe(i)d(en) chemicaliën/grondstoffen voorhanden gehad, te weten: 300 kilo, althans een grote hoeveelheid, APAA en/of 15 kilo, althans een hoeveelheid citroenzuur en/of 25 kilo, althans een hoeveelheid, BMK glycidezuur;
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.

De formele voorvragen.

Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in zijn vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.

Bewijs

Inleiding.
Verdachte wordt - kort gezegd - beschuldigd van het plegen van voorbereidingshandelingen gericht op de productie van (een materiaal bevattende) (met)amfetamine.
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het plegen van voorbereidings- en bevorderingshandelingen tot het opzettelijk vervaardigen van (een materiaal bevattende) (met)amfetamine.
Het standpunt van de verdediging.
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte vanwege het ontbreken van enig wettig en overtuigend bewijs vrijgesproken moet worden van het aan hem ten laste gelegde feit. Meer specifiek heeft de verdediging gesteld dat verdachte niet te linken is aan de in de door hem gehuurde garagebox aangetroffen stoffen waarmee harddrugs gemaakt kunnen worden.
Het oordeel van de rechtbank.
De rechtbank baseert haar oordeel op de navolgende bewijsmiddelen [1] .
Verklaring van verdachte [2] .
Ik ben de huurder van de garagebox op het adres [adres 2] en ik was dat ook op 16 juli 2018.
Verklaring [getuige] . [3]
Ik huur een garagebox aan de [adres 3] .
Ik weet dat box [boxnummer 1] en [boxnummer 2] worden gehuurd door [verdachte] .
Ik heb weleens gezien, dat er dan een auto heel dicht tegen de garagebox aan werd gezet en dat men handschoenen aan had heeft. Die auto was niet van [verdachte] . [verdachte] was daar wel bij.
Er werden goederen binnengebracht die in zwart plastic waren verpakt. Het leek zwaar. Dat gebeurde meerdere keren en regelmatig.

Relaas van [verbalisant 1].

Op maandag 16 juni 2018 vond er een opsporingsonderzoek plaats in een tweetal garageboxen aan de [adres 2] , gemeente Geldrop-Mierlo in verband met mogelijke overtreding van de Opiumwet.
De garageboxen staan kadastraal bekend als [adres 2] [boxnummer 1] Geldrop en [adres 2] [boxnummer 3] Geldrop.
In garagebox [boxnummer 1] stonden zichtbaar een hoeveelheid zwarte gesealde plastic zakken.
Relaas van [verbalisant 2] en [verbalisant 3] [5] .
Aantreffen chemicaliën garagebox [boxnummer 1] :
Wij zagen in de garagebox dat in 1 bigshopper een witte zak met in groene opdruk de tekst: Citric Acid (citroenzuur) Monohydrate” zat en dat in de andere bigshopper een witte zak met in grijze opdruk de tekst: “DE Paint Wall Plaster” zat.
Het is mij, [verbalisant 2] , ambtshalve bekend dat citroenzuur een hulpstof is welke gebruikt kan worden bij de productie van synthetische drugs.
Relaas van [verbalisant 4] . [6]
Op 16 juli 2018 waren tijdens een onderzoek van Team Ondermijning Oost Brabant in een garagebox gelegen aan de [adres 2] diverse zakken met onbekende inhoud aangetroffen. Mij, [verbalisant 4] , werkzaam als [expert] werd verzocht een nader onderzoek in te stellen om de inhoud van de zakken ter plaatse (indicatief) vast te stellen.
De resultaten van deze onderzoeken zijn in onderstaande tabel vermeld.
SIN
LFOnr
Omschrijving
AAJL097lNL (G-lA) AAJL0972NL(G-l 8)
Gl
12 zwarte zakken á 25 kg, allen met crèmekleurig poeder met de geur van APAA(N), aselect (G-1A en G-18) 2 monsters genomen en indicatief getest met de First Defender: (FD)-
APAA
AAJL0973NL
2
1 zak á ca. 15 kg met opschrift "Citric Acid Monohydraat" met wit korrelig materiaal. FD- citroenzuur
AAJL0974NL
3
l zak á ca. 25 kg met opschrift "DF Paint Wall Plaster" met wit poeder, FD- BMK-glycidezuur
Interpretatie LFO
APAA en BMK-glycidezuur zijn beide stoffen waaruit op eenvoudige wijze BMK is te maken. Beide stoffen zijn pre-precursoren voor de productie van (meth) amfetamine. Voor zowel APAA als BMK-glycidezuur zijn geen legale toepassingen bekend.
Ambtshalve is mij, verbalisant, bekend dat uit 1 kg APAA circa 1 kg natte amfetaminepasta kan worden vervaardigd.
Citroenzuur kan worden gebruikt om BMK-glycidezuur op eenvoudige wijze om te zetten in BMK.
Rapport Nederlands Forensisch Instituut. [7]
Tabel 1 Onderzoeksmateriaal en resultaat
Kenmerk
Omschrljvlng 2
Resultaat
AAJL0971NL /
Gl·A
monster crèmekleurig poeder, volgens opgave
"12 zwarte zakken á 25 kg, allen met crèmekleurig poeder metde
geur van APAA, aselect (Gl·Aen
G-18) 2 monsters gemeten met de FirstDefender
(FD)-APAA"
bevat APAA
AAJL0972NL / Gl-B
monster crèmekleurig poeder, volgens opgave
"12 zwarte zakken á 25 kg, allen met crèmekleurig poeder metde
geur van APAA, aselect (Gl-Aen
G-18) 2 monsters gemeten metde
First Defender (FD)-APAA"
bevat APAA
AAJL0973NL /
G2
monster wit poeder, volgens opgave
"1 zak á ca. 15 kg met opschrift "Cltrlc Acid Monohydraat" met wit korrel/g materiaal FD·citroenzuur hiervaneen
monster genomen•
bevat citroenzuur
AAJL0974NL / G3
monster wit poeder, volgens opgave
"1 zak á ca. 25 kg met opschrift 'DF Paint Wal/ Plaster' met wit poeder, FD- BMK-glyddezuur hiervaneen
monster genomen•
bevat een zout van 'BMK-
glycldezuur'
2 de schuin gedrukte teksten zijn overgenomen van het aanvraagformulier.
In relatie tot de vervaardiging van synthetische drugs wordt APAA (alfa-fenylacetoacetamide, 3-oxo-2-fenylbutaanamide) met een zuur, zoals zoutzuur, fosforzuur of zwavelzuur, omgezet in BMK (benzylmethylketon), een grondstof voor amfetamine of metamfetamine.
In relatie tot de vervaardiging van synthetische drugs worden zouten en esters van ‘BMK-glycidezuur’ (3-fenyl-2-methylglycidezuur) met behulp van bijvoorbeeld citroenzuur omgezet in BMK. BMK is een grondstof voor amfetamine of metamfetamine.

Nadere bewijsoverweging.

De rechtbank stelt op grond van de hiervoor genoemde bewijsmiddelen vast dat op 16 juli 2018 in de door verdachte gehuurde garagebox aan de [adres 2] een grote hoeveelheid stoffen is aangetroffen waarmee amfetamine geproduceerd kan worden.
Verdachte heeft aangevoerd dat hij de garagebox eind 2017 uit liefdadigheid gratis in bruikleen heeft gegeven aan een man genaamd [betrokkene] , die hij kende uit de kroeg.
Hij gaf, naar zijn zeggen, de enige sleutel van de garagebox aan deze [betrokkene] en is daarna zelf nooit meer in de garagebox geweest. [betrokkene] zou in de garagebox zijn inboedel hebben opgeslagen. Volgens verdachte waren de in de garagebox aangetroffen stoffen dan ook van [betrokkene] en had hijzelf geen weet van de inhoud van die goederen, laat staan dat hij wist wat er met dergelijke middelen geproduceerd kon worden.
De rechtbank stelt vast dat verdachte op punten wisselend, niet consistent en niet-verifieerbaar heeft verklaard.
Ter terechtzitting heeft verdachte een bidprentje van ene [betrokkene] overgelegd dat hij bij diens uitvaart in februari 2018 ontvangen zou hebben.
De rechtbank heeft geen reden te twijfelen aan de authenticiteit van dat bidprentje.
Echter, ten overstaan van de politie heeft verdachte verklaard dat hij ná de politie-inval in juli 2018 is gaan speuren waar de gebruiker van de garagebox was en dat hij toen pas hoorde dat die gebruiker, ‘ [betrokkene] was overleden . Deze verklaring bij de politie dat hij pas ná de inval heeft ontdekt dat [betrokkene] was overleden staat haaks op de verklaring van verdachte ter terechtzitting dat hij enkele maanden daarvoor de begrafenis van [betrokkene] heeft bijgewoond.
In de loods is voorts geen inboedel van [betrokkene] aangetroffen; enkel een dressoir van verdachte.
Naar het oordeel van de rechtbank voldoet het door de verdediging aangedragen scenario, dat niets meer behelst dan een suggestie zonder een feitelijke of concrete en controleerbare onderbouwing, niet aan de eisen die hieraan blijkens vaste jurisprudentie gesteld mogen worden. Los daarvan acht de rechtbank het onbegrijpelijk dat in het geval verdachte zoals hij ter zitting heeft gesteld deze garagebox aan [betrokkene] in bruikleen heeft gegeven waarbij hij, verdachte, al die tijd de huur is blijven doorbetalen, na diens begrafenis geen contact heeft gezocht met de nabestaanden zodat zij de garagebox konden ontruimen zodat hij weer de beschikking kreeg over de garagebox en de nabestaanden de beschikking over de inboedel van die [betrokkene] .
De rechtbank acht de verklaring van verdachte dat niet hijzelf als huurder maar voornoemde [betrokkene] de garagebox zou gebruiken, in het licht van het voorgaande in het geheel niet aannemelijk.
Een en ander betekent naar het oordeel van de rechtbank dat redelijkerwijs moet worden uitgesloten dat de verdachte geen weet had van de aanwezigheid van de stoffen in de door hem gehuurde garage, zodat hij – als degene bij uitstek met de feitelijke beschikkingsmacht daarover – die stoffen opzettelijk aanwezig heeft gehad. Het aangevoerde verweer wordt dan ook verworpen.

De bewezenverklaring.

Op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de hierboven uitgewerkte bewijsmiddelen komt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte
op 16 juli 2018 te Geldrop, gemeente Geldrop-Mierlo, om een feit bedoeld in het vierde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk vervaardigen van (met)amfetamine, , zijnde een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I, voor te bereiden en/of te bevorderen
- stoffen voorhanden heeft gehad, waarvan verdachte wist of ernstige redenen had om te vermoeden, dat die bestemd waren tot het plegen van dat feit
hebbende hij, verdachte,
- een garagebox/opslagruimte, aan de [adres 2] , gemeente Geldrop-Mierlo, (als opslagruimte voor chemicaliën/grondstoffen) gehuurd en
- een grote hoeveelheid chemicaliën/grondstoffen voorhanden gehad, te weten: 300 kilo APAA en 15 kilo citroenzuur en 25 kilo BMK glycidezuur
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.

De strafbaarheid van het feit.

Het bewezen verklaarde levert op het in de uitspraak vermelde strafbare feit.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.

De strafbaarheid van verdachte.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.

Oplegging van straf en/of maatregel.

De eis van de officier van justitie.
De officier van justitie eist dat aan verdachte een gevangenisstraf voor de duur van veertien maanden, waarvan zes maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren, wordt opgelegd.
Een kopie van de vordering van de officier van justitie is aan dit vonnis gehecht.
Het standpunt van de verdediging.
Voor het geval de rechtbank tot een bewezenverklaring komt, heeft de verdediging aangevoerd dat het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf niet opportuun is en dat een werkstraf met eventueel een voorwaardelijke gevangenisstraf volstaat.
Het oordeel van de rechtbank.
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Bij de beoordeling van de ernst van het door verdachte gepleegde strafbare feit betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan plegen van voorbereidingshandelingen als bedoeld in artikel 10a van de Opiumwet.
Verdachte heeft in een door hem gehuurde garagebox een grote hoeveelheid stoffen opgeslagen waarvan hij wist dan wel ernstige redenen had om te vermoeden dat deze stoffen bestemd waren tot het maken van synthetische drugs.
Hoewel verdachte niet verweten wordt zelf synthetische drugs te hebben geproduceerd, is zijn gedrag laakbaar.
Het gaat om een delict dat ontwrichtend is voor de maatschappij. Door de stoffen op te slaan in zijn garagebox, heeft hij namelijk de drugsproducenten gefaciliteerd en daarmee de productie van synthetische drugs in stand gehouden. De (chemische processen bij de) productie van synthetische drugs, de ongecontroleerde opslag van chemicaliën ten behoeve van deze productie zoals in het onderhavige geval in de garagebox van verdachte en de dumpingen van drugsafval brengen grote veiligheidsrisico’s en risico’s voor de volksgezondheid met zich.
Het is ook algemeen bekend dat het gebruik van synthetische drugs grote gezondheidsrisico’s met zich brengt voor de gebruikers van deze drugs, dat voornoemde drugs kunnen leiden tot een lichamelijke of geestelijke verslaving en dat verslaafde gebruikers misdrijven plegen om aan geld te komen om in hun verslaving te kunnen voorzien.
Het is tot slot ook een feit van algemene bekendheid dat de productie van en handel in synthetische drugs in handen is van grote, georganiseerde criminele verbanden die daarmee grote winsten maken en hun belangen in deze handel en productie beschermen met geweld en bedreiging met geweld.
Verdachte heeft door ter terechtzitting een volstrekt ongeloofwaardig verhaal te vertellen, kennelijk om de schuld in de schoenen van een overledene te schuiven, geen enkele verantwoordelijkheid genomen voor zijn daden, hetgeen de rechtbank hem aanrekent.
De rechtbank weegt in het voordeel van verdachte mee dat verdachte blijkens het uittreksel van de Justitiële Documentatie van 29 april 2019 niet eerder voor soortgelijke feiten is veroordeeld.
De raadsman heeft - in het geval van een bewezenverklaring - verzocht aan verdachte een taakstraf en een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen. De rechtbank is evenwel van oordeel dat een taakstraf geen recht zou doen aan de ernst van het bewezen verklaarde..
De rechtbank is van oordeel dat in verband met een juiste normhandhaving en uit een oogpunt van speciale en generale preventie niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of geringere straf dan een gevangenisstraf.
De rechtbank zal deze gevangenisstraf voor een gedeelte voorwaardelijk opleggen om verdachte ervan te weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen.
De rechtbank zal derhalve een lichtere straf opleggen dan de door de officier van justitie gevorderde straf, nu de rechtbank van oordeel is dat de straf die de rechtbank zal opleggen de ernst van het bewezen verklaarde voldoende tot uitdrukking brengt.

Toepasselijke wetsartikelen.

De beslissing is gegrond op de artikelen:
Wetboek van Strafrecht art. 14a, 14b, 14c;
Opiumwet art. 10a.

DE UITSPRAAK

De rechtbank:
verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven;
verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij;
het bewezen verklaarde levert op het misdrijf:
om een feit, bedoeld in het vierde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voor te bereiden of te bevorderen, stoffen voorhanden hebben waarvan hij weet of ernstige reden heeft om te vermoeden dat zij bestemd zijn tot het plegen van dat feitverklaart verdachte hiervoor strafbaar;
legt op de volgende straf:

Gevangenisstrafvoor de duur van
12 maandenwaarvan
6 maanden voorwaardelijkmet een proeftijd van 2 jaren
Dit vonnis is gewezen door:
mr. J.J.A. Donkersloot , voorzitter,
mr. J.H.P.G. Wielders en mr. A. Bernsen, leden,
in tegenwoordigheid van mr. C.A.M. Wentholt, griffier,
en is uitgesproken op 5 juni 2019.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt – tenzij anders vermeld – bedoeld een proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren opgenomen in het einddossier van de politie Oost-Brabant, Dienst Regionale Recherche, genummerd OBRAA18216-BRASILIA, aantal pagina’s: 79.
2.Verklaring van verdachte ter terechtzitting d.d. 22 mei 2019
3.Proces-verbaal van verhoor [getuige] , p. 42-44
4.Proces-verbaal van bevindingen p. 22
5.Proces-verbaal aantreffen chemicaliën, blz. 25
6.Proces-verbaal van bevindingen p. 28-29
7.Rapport “Drugsonderzoek aan materialen aangetroffen op de locatie [adres 2] , 16 juli 2018” d.d. 24 september 2018, p. 33-37