Op 5 juni 2019 heeft de Rechtbank Oost-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die betrokken was bij een demonstratie tegen de komst van een asielzoekerscentrum (AZC) in Heesch op 18 januari 2016. De verdachte werd vrijgesproken van de beschuldiging van openlijk geweld, omdat de rechtbank niet wettig en overtuigend bewezen achtte dat hij op het moment van de rellen ter plaatse was. De verdachte had verklaard dat hij de demonstratie had verlaten omdat hij moest werken, en er waren onvoldoende belastende bewijsmiddelen om zijn aanwezigheid tijdens de rellen te bevestigen.
Echter, de rechtbank achtte het wel bewezen dat de verdachte op dezelfde datum een zaklamp had weggenomen die toebehoorde aan de politie. Dit feit werd als diefstal gekwalificeerd. De rechtbank hield rekening met de omstandigheden waaronder de diefstal had plaatsgevonden, namelijk tijdens een chaotische situatie tijdens de demonstratie. De verdachte werd veroordeeld tot een taakstraf van 40 uren, waarbij de rechtbank ook de overschrijding van de redelijke termijn in de strafprocedure in aanmerking nam.
De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan diefstal, wat leidde tot financiële schade voor de politie. De vorderingen van benadeelde partijen werden gedeeltelijk toegewezen, waarbij de rechtbank de verdachte ook verplichtte tot betaling van een schadevergoeding aan de politie eenheid Oost-Brabant. De uitspraak benadrukt de noodzaak van normhandhaving en het belang van het afdoen van strafzaken binnen een redelijke termijn.