ECLI:NL:RBOBR:2019:3018

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
29 mei 2019
Publicatiedatum
29 mei 2019
Zaaknummer
01/879806-18
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Diefstal van bankpas en mobiele telefoon van slachtoffer van doodslag

Op 29 mei 2019 heeft de Rechtbank Oost-Brabant uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, die beschuldigd werd van diefstal van een bankpas en een mobiele telefoon die toebehoorden aan een slachtoffer van doodslag. De zaak werd behandeld in een meervoudige kamer en de rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en de verdediging. De tenlastelegging betrof de diefstal van de mobiele telefoon en bankpas van het slachtoffer, gepleegd in de periode van 30 januari 2018 tot en met 31 januari 2018 te 's-Hertogenbosch.

Tijdens de zitting op 15 mei 2019 is het bewijs besproken, waaronder verklaringen van medeverdachten en getuigen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte de bankpas en telefoon uit de kleding van het slachtoffer heeft weggenomen. De officier van justitie stelde dat er voldoende bewijs was voor de diefstal, terwijl de verdediging vrijspraak bepleitte wegens onvoldoende bewijs. De rechtbank oordeelde dat de verklaringen van de getuigen en medeverdachten geloofwaardig waren en dat de verdachte niet aannemelijk kon maken dat hij de telefoon op een legale manier had verkregen.

De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan de diefstal en hem veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier maanden, met aftrek van het voorarrest. De rechtbank overwoog dat de diefstal gepleegd was onder zeer ernstige omstandigheden, namelijk vanaf het ontzielde lichaam van het slachtoffer, wat getuigt van weinig respect en grote onverschilligheid. De rechtbank heeft de straf bepaald op basis van de ernst van het feit en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, en heeft de eis van de officier van justitie gevolgd.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Strafrecht
Parketnummer: 01/879806-18
Datum uitspraak: 29 mei 2019
Vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] ,
wonende te [woonplaats] .
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 15 mei 2019.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.

De tenlastelegging.

De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 26 maart 2019.
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij, in of omstreeks de periode van 30 januari 2018 tot en met 31 januari 2018, althans in de periode van 30 januari 2018 tot en met 26 maart 2018, te 's-Hertogenbosch, in elk geval in het arrondissement Oost-Brabant,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
een mobiele telefoon (merk: Samsung) en/of een bankpas en/of pinpas, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [slachtoffer] ,
heeft weggenomen,
met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.

De formele voorvragen.

Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in zijn vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.

Bewijs.

Inleiding.
Verdachte wordt verweten dat hij op of omstreeks 30 januari 2018 te ’s-Hertogenbosch, al dan niet tezamen en in vereniging, de mobiele telefoon en de bankpas van [slachtoffer] heeft gestolen door deze weg te nemen uit zijn kleding.
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat voor (het alleen plegen van) de diefstal van deze goederen voldoende wettig en overtuigend bewijs voorhanden is.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsvrouw van verdachte heeft primair vrijspraak bepleit van het ten laste gelegde wegens onvoldoende bewijs. Verdachte ontkent de bankpas te hebben weggenomen en voorts is niet met zekerheid komen vast te staan dat verdachte in het bezit is gekomen van de telefoon van [slachtoffer] door wederrechtelijke toe-eigening. Subsidiair heeft zij bepleit dat verdachte wordt vrijgesproken van het ten laste gelegde medeplegen omdat er geen sprake is van een nauwe en bewuste samenwerking.
Het oordeel van de rechtbank.
De rechtbank baseert haar oordeel op de navolgende bewijsmiddelen. [1]

Verklaring van verdachte [medeverdachte 1] .

Op donderdag 24 mei 2018 verklaarde [medeverdachte 1] samengevat en zakelijk weergegeven dat [verdachte] , voordat [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] het lichaam van [slachtoffer] in het water gooiden, de kleding van [slachtoffer] had doorzocht. [verdachte] haalde daar de bankpas en de telefoon uit. Een dag later nam [verdachte] de spullen mee naar [instantie] en bood hij [getuige] de bankpas aan. [getuige] wilde de bankpas niet en zodoende kreeg [medeverdachte 1] de pas. De telefoon bleef bij [verdachte] en hij belde daarmee de moeder van [slachtoffer] . [2]

Verklaring van getuige [getuige] .

Op donderdag 24 mei 2018 verklaarde getuige [getuige] samengevat en zakelijk weergegeven dat [verdachte] hem in [instantie] de telefoon van [slachtoffer] had aangeboden, hij herkende deze telefoon meteen. Op dat moment wist hij al dat [slachtoffer] dood was. [3]

Verklaring van [verdachte] .

Op dinsdag 3 juli 2018 werd [verdachte] voor de achtste keer gehoord. Samengevat en zakelijk weergegeven verklaarde hij dat de onder hem in beslag genomen mobiele telefoon niet zijn eigendom was. [verdachte] verklaarde dat hij op 30 januari 2018 in het bezit was gekomen van [slachtoffer] ’s telefoon. [verdachte] verklaarde dat hij met de telefoon van [slachtoffer] , [slachtoffer] ’s moeder had gebeld. [4]

Relaas van [verbalisant] .

Op dinsdag 7 augustus 2018 werd onderzoek verricht aan de onder verdachte
[verdachte] in beslaggenomen witkleurige mobiele telefoon van het merk Samsung, type GT-S6790N. Via verificatie van het IMEI-nummer werd vastgesteld dat dit de telefoon van [slachtoffer] betrof. [5]
Nadere bewijsoverweging/vrijspraak medeplegen.
De rechtbank stelt vast dat verdachte op de dag van het overlijden van [slachtoffer] in het bezit is gekomen van de bankpas en de telefoon van [slachtoffer] . [medeverdachte 1] verklaart dat verdachte de bankpas en telefoon uit de kleding van [slachtoffer] haalde voordat het lichaam in het water werd gegooid en dat deze goederen een dag later zijn aangeboden aan getuige [getuige] . [getuige] bevestigt dit laatste. De rechtbank acht de verklaring van verdachte dat hij in het bezit is gekomen van de telefoon van [slachtoffer] omdat [slachtoffer] deze aan hem heeft gegeven, dan wel dat hij de telefoon heeft gevonden, volstrekt ongeloofwaardig. De stiefvader van verdachte, [betrokkene] , verklaart immers dat [slachtoffer] zijn telefoon altijd bij zich droeg in zijn broekzak. Verdachte erkent, na te zijn geconfronteerd met de onderzoeksbevindingen, op 30 januari 2018 in het bezit te zijn gekomen van de telefoon van [slachtoffer] en geeft geen (aannemelijke) verklaring voor het in het bezit komen en het aanbieden van de bankpas aan [getuige] of aan [medeverdachte 1] . De rechtbank heeft geen redenen om te twijfelen aan de verklaring van en [medeverdachte 1] en [getuige] omtrent het wegnemen en aanbieden van de goederen nu zij zichzelf eveneens belasten ten aanzien van het gebruik van deze bankpas.
De rechtbank zal verdachte vrijspreken van het ten laste gelegde medeplegen nu verdachte naar het oordeel van de rechtbank het feit alleen heeft gepleegd.

De bewezenverklaring.

Op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de hierboven uitgewerkte bewijsmiddelen komt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte:
omstreeks 30 januari 2018 te 's-Hertogenbosch,
een mobiele telefoon (merk: Samsung) en een bankpas,
toebehorende aan een ander dan verdachte en/of zijn mededader,
heeft weggenomen,
met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.

De strafbaarheid van het feit.

Het bewezen verklaarde levert op het in de uitspraak vermelde strafbare feit.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.

De strafbaarheid van verdachte.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.

Oplegging van straf.

De eis van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte te veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 maanden met aftrek van voorarrest.
Een kopie van de vordering van de officier van justitie is aan dit vonnis gehecht.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsvrouw van verdachte heeft – in geval de rechtbank tot een bewezenverklaring
komt – verzocht te volstaan met een gevangenisstraf gelijk aan het voorarrest gelet op de aard en geringe ernst van het misdrijf.
Het oordeel van de rechtbank.
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Bij de beoordeling van de ernst van de door verdachte gepleegde strafbare feiten betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan diefstal van een bankpas en een telefoon vanaf het ontzielde lichaam van [slachtoffer] . Naar het oordeel van de rechtbank getuigt dit handelen van weinig respect en grote onverschilligheid. Uit verdachtes handelen spreekt minachting voor andermans eigendom. Verdachte heeft de telefoon van het slachtoffer in gebruik genomen en heeft de bankpas weggegeven in de wetenschap dat er geld op de rekening van het slachtoffer zou worden gestort, zodat een ander dat geld kon gebruiken. De rechtbank rekent dit verdachte dan ook zwaar aan.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt een diefstal die qua aard en ernst, vanwege de omstandigheden waaronder die is begaan, zijn weerga niet kent. De rechtbank is, in navolging van de officier van justitie, van oordeel dat in verband met een juiste normhandhaving niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of geringere straf dan een gevangenisstraf. De rechtbank is van oordeel dat de door de officier van justitie gevorderde straf voor de duur van 4 maanden in overeenstemming is met de ernst van het bewezen verklaarde.

Toepasselijke wetsartikelen.

De beslissing is gegrond op de artikelen 63 en 310 van het Wetboek van Strafrecht.

DE UITSPRAAK

De rechtbank:
verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven.
verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
het bewezen verklaarde levert op het misdrijf:
diefstalverklaart verdachte hiervoor strafbaar.
legt op de volgende straf.
Gevangenisstraf voor de duur van 4 maanden met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. M.A. Waals, voorzitter,
mr. M.M. Klinkenbijl en mr. T. Kraniotis, leden,
in tegenwoordigheid van mr. N.J.S. Doornbosch, griffier,
en is uitgesproken op 29 mei 2019.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar het procesdossier, wordt – tenzij anders vermeld – bedoeld het proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren. Waar wordt verwezen naar bijlagen betreffen dit bijlagen bij het eindproces-verbaal van de politie Eenheid Oost-Brabant, DRR-TGO OBRAB18004 Goudriaan, pagina 1-1 t/m 32-19.
2.Proces-verbaal van (4e) verhoor verdachte [medeverdachte 1] d.d. 24 mei 2018, p. 22-305 t/m 22-312 van voornoemd procesdossier.
3.Proces-verbaal van verhoor [getuige] d.d. 24 mei 2018, p. 31-665 t/m 31-681 van voornoemd procesdossier.
4.Proces-verbaal van (8e) verhoor [verdachte] d.d. 3 juli 2018, p. 23-364 t/m 23-385 van voornoemd procesdossier.
5.Proces-verbaal van bevindingen [verbalisant] d.d. 7 augustus 2018, p. 32-17 van voornoemd procesdossier.