2.5.De beslissing van de rechtbank Rotterdam in het vonnis van 14 september 2016 luidt als volgt:
veroordeelt Procoat om aan Vavier te betalen de hoofdsom van € 37.770,-- te vermeerderen met de wettelijke handelsrente ex artikel 6:119a BW vanaf 1 augustus 2012 tot aan de dag der algehele voldoening;
veroordeelt Procoat in de proceskosten, aan de zijde van Vavier tot heden begroot op
€ 3.138,52 te vermeerderen met de wettelijke rente ex artikel 6:119 BW vanaf 14 dagen na de datum van dit vonnis en te vermeerderen met de nakosten van € 131,- dan wel indien betekening van het vonnis plaatsvindt, van € 199,-;
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
verklaart het meer of anders gevorderde af;
veroordeelt Procoat in de proceskosten die aan zijde van Vavier worden begroot op € 579,-- te vermeerderen met de wettelijke rente ex artikel 6:119 BW vanaf 14 dagen na de datum van dit vonnis tot aan de dag der algehele voldoening;
verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad;
veroordeelt [eiseres] Holding om binnen 14 dagen na betekening van dit vonnis aan Procoat te voldoen al datgene waartoe Procoat in de hoofdzaak tussen Procoat en Vavier is veroordeeld, inclusief de proceskosten in conventie,
veroordeelt [eiseres] Holding in de proceskosten, aan de zijde van Procoat begroot op
€ 1.158,-- te vermeerderen met de wettelijke rente ex artikel 6:119 BW vanaf 14 dagen na de datum van dit vonnis tot aan de dag der algehele voldoening en te vermeerderen met de nakosten van € 131,- dan wel indien betekening van het vonnis plaatsvindt, van
€ 199,-;
veroordeelt Procoat in de proceskosten in de vrijwaringsprocedure jegens [naam bestuurder] , die aan de zijde van [naam bestuurder] worden begroot op nihil,
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad en wijst het meer of anders gevorderde af.”