ECLI:NL:RBOBR:2019:2987

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
27 mei 2019
Publicatiedatum
27 mei 2019
Zaaknummer
01/860313-15
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak voor verdachte in zaak van voorbereidingshandelingen voor de productie van amfetamine

In deze zaak heeft de Rechtbank Oost-Brabant op 27 mei 2019 uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van voorbereidingshandelingen voor de productie van amfetamine, zoals bedoeld in artikel 10a van de Opiumwet. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte in de periode van 1 april 2012 tot en met 6 oktober 2012 betrokken was bij het vervoeren van tonnetjes waarvan hij niet wist wat de inhoud was. De officier van justitie had gerequireerd tot een bewezenverklaring van het tenlastegelegde feit, maar de verdediging pleitte voor vrijspraak.

De rechtbank heeft de bewijsbeslissing uitvoerig gemotiveerd. Het toetsingskader voor de voorbereidingshandelingen vereist dat de verdachte opzet had op de criminele bestemming van de goederen. De rechtbank concludeert dat de verdachte, ondanks zijn betrokkenheid bij het vervoer, niet wist dat de tonnetjes een criminele bestemming hadden. De verdachte had verklaard dat hij door medeverdachten was benaderd en dat hij geen idee had wat er in de tonnetjes zat. De rechtbank oordeelt dat de verdachte niet voldoende wetenschap had van de aanmerkelijke kans dat de inhoud van de tonnetjes crimineel was.

Uiteindelijk oordeelt de rechtbank dat de intentie van de verdachte meer gericht was op het helpen van oude bekenden en het verdienen van geld, dan op het voorbereiden of bevorderen van de productie van synthetische drugs. De rechtbank spreekt de verdachte vrij van alle tenlastegelegde feiten, omdat niet wettig en overtuigend bewezen is dat hij het feit heeft begaan.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Strafrecht
Parketnummer: 01/860313-15
Datum uitspraak: 27 mei 2019
Vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] ,
wonende te [adres] .
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 26 maart 2019, 1 april 2019, 11 april 2019 en 13 mei 2019.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.

De tenlastelegging.

De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 9 november 2016.
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij in of omstreeks de periode van 1 april 2012 tot en met 6 oktober 2012 te Maastricht en/of Eijsden en/of Valkenswaard en/of Eindhoven en/of Nistelrode en/of elders in Nederland, en/of te Neerpelt en/of Lommel, en/of elders in België,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren, vervaardigen en/of binnen of buiten het grondgebied van Nederland brengen, van een of meer hoeveelheid/hoeveelheden van een materiaal bevattende amfetamine, zijnde een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I, en/of een of meer hoeveelheid/hoeveelheden van (een) materia(a)l(en) bevattende (een) (ander(e)) middel(en) vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I, voor te bereiden en/of te bevorderen, -(telkens) een of meer anderen heeft getracht te bewegen om dat/die feit(en) te plegen, te doen plegen, mede te plegen, uit te lokken en/of om daarbij behulpzaam te zijn en/of om daartoe gelegenheid, middelen en/of inlichtingen te verschaffen,
en/of
-(telkens) zich of (een) ander(en) gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen tot het plegen van dat/die feit(en) heeft getracht te verschaffen,
en/of
-(telkens) (een) voorwerp(en) en/of (een) vervoermiddel(en) en/of (een) stof(fen) en/of gelden en/of (een) ander(e) betaalmiddel(en)
voorhanden heeft gehad, waarvan hij en/of zijn mededader(s) wist(en) of ernstige redenen had(den) om te vermoeden dat zij bestemd was/waren tot het plegen van dat/die feit(en),
immers heeft/hebben hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) (telkens) opzettelijk daartoe (kort samengevat en zakelijk weergegeven) het navolgende gedaan:
- informatie vergaard over Apaan (Alpha-phenylacetoacetonitrile) (bestemd en/of te gebruiken voor de productie van BMK (1-phenyl-2-propanone)) en/of waar en de wijze waarop Apaan (Alpha-phenylacetoacetonitrile) besteld kon worden
en/of
- naar bedrijven in China en/of elders gezocht en/of laten zoeken waar Apaan (Alpha-phenylacetoacetonitrile) besteld kon worden
en/of
- naar afleveradressen voor de in China en/of elders bestelde, althans te bestellen, Apaan (Alpha-phenylacetoacetonitrile) gezocht en/of een of meer bedrijf/bedrijven (mede) als afleveradres voor de bestelde, althans te bestellen, Apaan (Alpha-phenylacetoacetonitrile) opgezet en/of laten opzetten

en/of

- geld geregeld en/of de betaling(en) gedaan en/of laten doen ten behoeve van de aanschaf van de bestelde, althans te bestellen, Apaan (Alpha-phenylacetoacetonitrile)

en/of

- een of meer hoeveelheid/hoeveelheden Apaan (Alpha-phenylacetoacetonitrile) in China en/of elders besteld en/of laten bestellen en/of deze/die bestelling(en) betaald en/of laten betalen
en/of
- de lokatie/verblijfplaats van (een of meer van) deze/die (verzonden) bestelling(en) -vóór de daadwerkelijke ontvangst daarvan- middels Track & Trace opgespoord en/of laten opsporen en/of gevolgd en/of laten volgen
en/of
- een of meer zending(en) van de in China en/of elders bestelde Apaan (Alpha-phenylacetoacetonitrile) laten afleveren op een of meer afleveradres(sen) in Nederland en/of in België
en/of
- een of meer zending(en) van de in China en/of elders bestelde Apaan (Alpha-phenylacetoacetonitrile) in ontvangst genomen en/of voorhanden gehad en/of naar elders vervoerd en/of laten vervoeren en/of opgeslagen en/of laten opslaan.

De formele voorvragen.

Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in zijn vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.

De bewijsbeslissing

Inleiding
Aan de verdachte wordt – kort en zakelijk samengevat – verweten:
het medeplegen van strafbare voorbereidingshandelingen als bedoeld in artikel 10a van de Opiumwet gericht op de productie van amfetamine.
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft gerequireerd tot een bewezenverklaring van het tenlastegelegde feit.
Het standpunt van de verdediging.
De verdediging heeft betoogd dat verdachte van het tenlastegelegde dient te worden vrijgesproken.
Het oordeel van de rechtbank.
De tenlastelegging is toegesneden op artikel 10a, eerste lid, van de Opiumwet, waarin onder 1°, 2° en 3° een aantal gedragingen strafbaar is gesteld indien deze zien op het voorbereiden of bevorderen van de in artikel 10, vierde en vijfde lid, van de Opiumwet strafbaar gestelde misdrijven.
Artikel 10a van de Opiumwet betreft een zelfstandig delict met een eigen karakter. Dat komt tot uiting in de subjectieve bestanddelen van de delictsomschrijving. De dader moet niet alleen weten of ernstige reden hebben om te vermoeden dat de goederen met betrekking tot welke hij vorenbedoelde gedragingen verricht heeft, bestemd zijn voor het plegen van een delict als bedoeld in artikel 10, vierde of vijfde lid, van de Opiumwet, hij moet die gedragingen ook verricht hebben om een dergelijk delict voor te bereiden of te bevorderen.
Als het gaat om gedragingen met betrekking tot voorwerpen en stoffen die in principe niet verboden zijn of als het gaat om gedragingen met betrekking tot voorwerpen of stoffen waarvan de verdachte de werkelijke aard niet kent, dient dan meer in het bijzonder te kunnen worden vastgesteld of de verdachte opzet had op die criminele bestemming en of hij handelde om de productie van synthetische drugs voor te bereiden of te bevorderen. Alleen wetenschap hebben van de criminele bestemming van de goederen is niet steeds voldoende. Daarnaast moet er ook opzet op voorbereiden of bevorderen zijn. Voorwaardelijk opzet is in dat verband voldoende, waarvan sprake is indien de verdachte welbewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat genoemde omstandigheid zich zal voordoen.
De rechtbank overweegt als volgt.
Op grond van de inhoud van het dossier kan onder andere vastgesteld worden dat verdachte en [medeverdachte 1] oude bekenden van elkaar zijn. Verdachte heeft verklaard dat hij door [medeverdachte 1] , in aanwezigheid van [medeverdachte 2] , is benaderd voor het vervoeren van tonnetjes. Tijdens zijn eerste verklaring heeft verdachte gezegd dat hij geen idee had wat er in de tonnetjes zat en dat door [medeverdachte 1] is gezegd dat in de tonnetjes iets van polyester voor zwembaden zat, hetgeen [medeverdachte 1] ook heeft bevestigd. Later heeft verdachte verklaard dat er wasmiddelen in de tonnetjes zou zitten. Aangezien verdachte naar eigen zeggen zijn medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] niet vertrouwde, vroeg hij of het wel legaal was, hetgeen ze bevestigden. Verdachte had een vermoeden dat hij voor het vervoer honderd euro zou krijgen, later heeft hij verklaard dat hij honderd euro zou krijgen. [medeverdachte 1] heeft verklaard dat er niet over geld is gesproken. Aanvankelijk verklaarde verdachte slechts bij één transport betrokken te zijn geweest, namelijk het transport van 10 juli 2012. Geconfronteerd met de verklaring van [medeverdachte 1] heeft verdachte erkend dat er nog een eerder transport was. Bij dat transport heeft hij geholpen tonnetjes in zijn bus te laden en daarna is hij met zijn bus naar huis gereden. Daar heeft [medeverdachte 1] de etiketten van de tonnetjes gehaald en de bus een paar uur meegenomen. Volgens [medeverdachte 1] is verdachte echter deze eerste keer samen met hem in de bus naar het café van [medeverdachte 3] gereden, waar [medeverdachte 3] het voertuig heeft overgenomen en na enige tijd leeg heeft teruggegeven. Verdachte heeft verder verklaard dat hij op 10 juli 2012 wederom tonnetjes mee heeft ingeladen en dat hij met zijn bus met daarin de tonnetjes achter [medeverdachte 1] aanreed, hetgeen ook is waargenomen door een observatieteam. De bestemming was verdachte onbekend. [medeverdachte 1] heeft onder andere nog verklaard dat verdachte er helemaal buiten staat en dat hij verdachte enkel heeft gevraagd om mee te rijden met zijn busje.
Andere aanwijzingen voor betrokkenheid van verdachte met betrekking tot de ingevoerde Apaan is de rechtbank op basis van de inhoud van het dossier niet gebleken. Ook kan niet worden vastgesteld dat verdachte wist om welke stof het daadwerkelijk ging.
De officier van justitie heeft betoogd dat verdachte, ondanks dat hij medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] niet vertrouwde, toch de tonnetjes ging vervoeren. Bij het eerste verhoor heeft verdachte gelogen over de datum waarop hij werd benaderd voor het vervoer en over het aantal uitgevoerde transporten. Volgens de officier van justitie is daarmee het voorwaardelijk opzet gegeven. Bovendien heeft hij door meermalen Apaan te vervoeren wetende dat het niet legaal was een onmisbare bijdrage geleverd en bewust en nauw samengewerkt met [medeverdachte 1] .
De rechtbank volgt de officier van justitie niet in dat betoog en is van oordeel dat de hiervoor genoemde feiten en omstandigheden onvoldoende zijn om te kunnen concluderen dat verdachte – minst genomen in voorwaardelijke zin – opzet had op het voorbereiden en/of bevorderen van de productie van synthetische drugs. Verdachte wist niet wat de werkelijke inhoud van de tonnetjes was en ging er, gelet op de combinatie van de verklaring van de hem reeds eerder bekende medeverdachten en de omstandigheid dat de tonnetjes door [bezorging] werden geleverd, van uit dat hetgeen in de tonnetjes zat ook daadwerkelijk legaal was. Hoewel er wel wat verdachte omstandigheden zijn waaronder verdachte door zijn medeverdachten tot bijstand werd geroepen en deze omstandigheden bij verdachte wel in zodanige mate argwaan hadden moeten opwekken dat hij zonder nader onderzoek niet had mogen handelen zoals hij heeft gedaan, maar dat zit dan vooral in de sfeer van verwijtbare onvoorzichtigheid en dus culpoos handelen. Deze omstandigheden waren naar het oordeel van de rechtbank nog niet dusdanig dat verdachte wetenschap had van de aanmerkelijke kans dat de inhoud van de tonnetjes een criminele bestemming hadden en hij door het vervoeren van de tonnetjes bij zou dragen aan de productie van synthetische drugs. Deze kans kan hij dan ook niet door toch te handelen zoals hij heeft gedaan hebben aanvaard. Verder heeft verdachte in het geheel een geringe rol gespeeld en is niet gebleken dat hij andere voorbereidingshandelingen heeft verricht, dan wel daarbij betrokken was of daarvan op de hoogte was.
De rechtbank is al met al van oordeel dat de intentie van verdachte veel meer was gericht op het helpen van oude bekenden en het daarmee verdienen van geld, dan (al dan niet voorwaardelijk) op het voorbereiden en/of bevorderen van de productie van synthetische drugs.
De rechtbank acht dan ook niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan verdachte ten laste is gelegd. De rechtbank zal verdachte vrijspreken.

DE UITSPRAAK

De rechtbank:

verklaart niet bewezen, dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. C.P.J. Scheele, voorzitter,
mr. W. Brouwer en mr. A.E. de Kryger, leden,
in tegenwoordigheid van mr. G. van de Luijtgaarden, griffier,
en is uitgesproken op 27 mei 2019.