Uitspraak
RECHTBANK OOST-BRABANT
[eiser 2],
[eiser 3],
[eiser 4],
[eiser 5],
[eiser 6],
1.De procedure
- het tussenvonnis van 11 juli 2018
- het proces-verbaal van comparitie van 13 december 2018 en de daarin vermelde conclusie van antwoord in reconventie.
2.De feiten
3.Het geschil
in conventie
4.De beoordeling
we zouden in het nieuwe jaar kijken hoe we dit gingen oplossen. De 11 vaarzen waren niet conform de overeenkomst opgefokt”. De heer [naam eigenaar gedaagde] verklaarde dat dezelfde afspraak later ook is gemaakt ten aanzien van andere vaarzen. Over die vaarzen verklaarde hij: “
Die zouden niet gefactureerd worden. Ik heb duidelijk aangegeven dat ik niet wilde betalen als ze niet conform overeenkomst waren opgefokt. [eisers] stelt zich op het standpunt dat de dieren wel conform overeenkomst zijn opgefokt en we zijn het niet eens geworden over de betaling”. De rechtbank acht de verklaring van [naam eigenaar gedaagde] innerlijk tegenstrijdig. Enerzijds zegt hij immers dat de vaarzen niet gefactureerd zouden worden; anderzijds zegt hij dat ze in het nieuwe jaar zouden kijken hoe ze dit gingen oplossen. Ten aanzien van andere vaarzen waarover volgens hem dezelfde afspraak is gemaakt zegt hij dat de heer [eisers] en hij het niet eens zijn geworden over de betaling. Gelet hierop kunnen de verklaringen van de heer [naam eigenaar gedaagde] niet als onderbouwing dienen van de stelling dat partijen hebben afgesproken dat [gedaagde] niet voor de 11 vaarzen zou betalen.
De rechtbank is van oordeel dat uit de overgelegde producties niet kan worden afgeleid dat de betreffende dieren een aan [eisers] verwijtbaar gebrek hadden ten tijde van de levering.
€ 3.360,00. Volgens [eisers] zou de opbrengst op grond van de overeenkomst € 8.621,00 geweest zijn en dient [gedaagde] het verschil in opbrengst te vergoeden.
In artikel 11 staat dat indien het dier na 19 maanden en natuurlijke dekking nog niet drachtig wordt, de kosten voor [gedaagde] zijn en dat [eisers] maandelijks aangeeft welke dieren met een leeftijd van 19 maanden nog niet drachtig zijn.
en natuurlijke dekkingnog niet drachtig wordt. Aangezien geen natuurlijke dekking heeft plaatsgevonden, kan niet staande worden gehouden dat het risico van niet drachtig worden van de 5 dieren voor rekening van [gedaagde] komt. De door [eisers] aangevoerde grondslag voor de schadevergoedingsverplichting van [gedaagde] faalt. De rechtbank zal dit deel van de vordering dan ook afwijzen.
welkeincassohandelingen de schuldeiser heeft verricht, zodat in beginsel een enkele brief voldoende is, omdat de uitsluiting van artikel 241 Rv door lid 5 van artikel 6:96 BW ook geldt in een geval dat de wettelijke regeling als regelend recht van toepassing is op een niet-consument. Het gevorderde bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten met betrekking tot het deel van de vordering dat ziet op betaling van de facturen is hoger dan het in het Besluit bepaalde tarief. De rechtbank zal het bedrag dan ook toewijzen tot het wettelijke tarief, zijnde een bedrag van € 1.410,81.
3.414,00(2 punt × tarief € 1.707,00)
1.707,00(0,5 x 2 punt × factor 1,0 × tarief € 1.707,00)
5.De beslissing
- € 9.718,96 vanaf 14 september 2016,
- € 10.987,05 vanaf 12 oktober 2016,
- € 17.283,13 vanaf 8 januari 2017,
- € 10.999,67 vanaf 16 februari 2017,
- € 4.928,84 vanaf 27 maart 2017,
- € 9.663,06 vanaf 15 april 2017,