Uitspraak
RECHTBANK OOST-BRABANT
uitspraak van de meervoudige kamer van 22 mei 2019 in de zaak tussen
[eiser] , te [woonplaats] , eiser
Wind Mee Exploitatie Onroerend Goed B.V., te Amsterdam, gemachtigde: [gemachtigde] .
Procesverloop
Overwegingen
- Op 20 juni 2013 heeft de rechtsvoorganger van derde-partij verweerder verzocht handhavend op te treden tegen illegale bouwwerken op het recreatiepark [naam] , [adres] .
- Omstreeks 1985 is op het perceel van eiser ( [adres] ) een stacaravan geplaatst. Deze stacaravan is in de loop van de tijd uitgebreid met aanbouwen en een vrijstaand bijgebouw met overkapping. Hiervoor is nimmer een bouwvergunning of een omgevingsvergunning voor bouwen verleend.
- Eiser heeft in 2016 de eigendom van het perceel [adres] met de bijbehorende opstallen verworven.
- Op 14 november 2016 heeft verweerder het voornemen tot het opleggen van een last onder dwangsom bekend gemaakt ten aanzien van de recreatiewoning en berging gecombineerd met volière op het perceel van eiser. Eiser heeft een zienswijze ingediend.
- Verweerder heeft vervolgens een last onder dwangsom opgelegd wegens het zonder omgevingsvergunning bouwen en in stand laten van de recreatiewoning en berging met aangebouwde overkapping.
Artikel 1, eerste lid, onder b, onder 1, van de Kampeerwet luidde in 1985 als volgt:
"kampeermiddel: een tent, een tentwagen een kampeerauto of een caravan." Artikel 1, vierde lid, van de Kampeerwet, luidde in 1985 als volgt: "Ingeval een caravan als bedoeld in het eerste lid, onder b, onder 1, is aan te merken als een bouwwerk, is niettemin voor het plaatsen daarvan geen bouwvergunning ingevolge de Woningwet vereist, mits het plaatsen geschiedt in overeenstemming met de bepalingen van deze wet en voorts de caravan is bestemd voor recreatief nachtverblijf en als zodanig wordt gebruikt."
Beslissing