3.1.stelt de verdeling van de tussen partijen bestaande gemeenschap als volgt vast:
deelt de zaken die de vrouw heeft geërfd toe aan de vrouw, zonder verrekening,
bepaalt dat de inboedel voor het overige bij helfte wordt verdeeld tussen partijen, zulks in onderling overleg,
bepaalt dat de caravan wordt verkocht, waarbij de man mag meebeslissen over de wijze van verkoop en over de laatprijs, en verstaat dat de opbrengst bij helfte wordt verdeeld,
deelt de rekening met nummer [rekeningnummer] met een waarde van € 984,79 per 19 april 2013 toe aan de vrouw,
deelt de rekening met nummer [rekeningnummer] met een waarde van € 14.474,01 per 19 april 2013 toe aan de vrouw,
deelt de rekening met nummer [rekeningnummer] met een waarde van - € 1,28 per 19 april 2013 toe aan de man,
deelt de rekening met nummer [rekeningnummer] met een waarde van € 20.475,92 per 19 april 2013 toe aan de man,
deelt de rekening met nummer [rekeningnummer] met een waarde van € 320,12 per 19 april 2013 toe aan de man,
veroordeelt de man om in verband met de toedeling van bovengenoemde rekeningen een bedrag van € 2.667,98 aan de vrouw te voldoen wegens overbedeling,
stelt vast dat de belastingaanslag in verband met het kindgebonden budget over 2012 van € 790,00 een gemeenschapsschuld is, waarvoor ieder voor de helft draagplichtig is en dat, voor zover één van partijen deze schuld in zijn geheel heeft voldaan, deze partij een regresrecht heeft op de andere partij voor de helft van deze schuld,
verstaat dat de vennootschap onder firma [bedrijfsnaam gedaagde] v.o.f. (de VOF) is ontbonden per 31 december 2014 en deelt de vermogensbestanddelen van de VOF toe aan de man tegen een waarde per 31 december 2014 van € 40.923,00,
veroordeelt de man om in verband met de toedeling aan hem van de vermogensbestanddelen van de VOF een bedrag van € 20.461,50 te voldoen aan de vrouw wegens overbedeling,
veroordeelt de man om in verband met de afgeloste schuld van € 104.500,00 een bedrag van € 52.500 aan de vrouw te voldoen,
deelt de unit [bedrijfspand 1] toe aan de man tegen een waarde van € 127.633, met dien verstande dat een deel van de waarde al is verdisconteerd in de waarde van de vermogensbestanddelen van de VOF,
veroordeelt de man om in verband met de toedeling van deze unit [bedrijfspand 1] aan hem een bedrag van € 4.231,00 aan de vrouw te voldoen,
deelt de units [bedrijfspand 2] en [bedrijfspand 3] toe aan de man tegen een waarde van
€ 222.368,00 en veroordeelt de man om in verband met de toedeling van deze units [bedrijfspand 2] en [bedrijfspand 3] aan hem een bedrag van € 111.184,00 aan de vrouw te voldoen, een en ander op voorwaarde dat de man binnen drie maanden na heden een financiering heeft verkregen,
bepaalt, voor het geval de man binnen een termijn van drie maanden na heden geen financiering heeft verkregen, dat partijen gezamenlijk de units [bedrijfspand 2] en [bedrijfspand 3] te koop zullen aanbieden en de opbrengst uit de verkoop bij helfte zullen verdelen,
veroordeelt de man om als gebruiksvergoeding voor [bedrijfspand 1] over de periode van 1 januari 2015 tot en met 31 december 2018 een bedrag van € 8.345,00 aan de vrouw te voldoen,
veroordeelt de man om in verband met de huurinkomsten uit het bedrijfspand een bedrag van € 3.608,60 aan de vrouw te voldoen.
veroordeelt de vrouw om de tussen partijen overeengekomen gebruiksvergoeding voor de voormalige echtelijke woning van per maand 1/12e deel van 2,5% van de helft van de overwaarde van de echtelijke woning te voldoen over de periode van 1 januari 2014 tot aan 22 juli 2016.