ECLI:NL:RBOBR:2019:2754

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
14 mei 2019
Publicatiedatum
13 mei 2019
Zaaknummer
01/880487-18
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Reeks van inbraken in bedrijfs- en winkelpanden met toepassing van schakelbewijs en bewijsuitsluiting

In deze zaak heeft de Rechtbank Oost-Brabant op 14 mei 2019 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die wordt beschuldigd van een reeks inbraken in bedrijfs- en winkelpanden. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, samen met een medeverdachte, betrokken was bij meerdere inbraken, waarbij gebruik werd gemaakt van een specifieke modus operandi. De rechtbank heeft de bewijsconstructie gebaseerd op getuigenverklaringen, camerabeelden en de modus operandi van de verdachten. De verdachte werd beschuldigd van diefstal, poging tot diefstal en opzetheling van gestolen goederen. Tijdens de rechtszittingen op 21 februari en 30 april 2019 heeft de rechtbank de vordering van de officier van justitie en de verdediging gehoord. De rechtbank heeft geoordeeld dat de dagvaarding geldig was en dat er geen gronden waren voor schorsing van de vervolging. De rechtbank heeft ook een onrechtmatige doorzoeking van een auto beoordeeld, maar heeft besloten dat er geen bewijsuitsluiting plaatsvond omdat de verdediging geen relevante argumenten had aangedragen. Uiteindelijk heeft de rechtbank de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 36 maanden, met aftrek van voorarrest, voor de gepleegde feiten.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Strafrecht
Parketnummer: 01/880487-18
Datum uitspraak: 14 mei 2019
Vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [1975] ,
zonder vaste woon- of verblijfplaats,
thans gedetineerd te: P.I. HvB Grave (Unit A + B).
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 21 februari 2019 en 30 april 2019.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.

De tenlastelegging.

De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 17 januari 2019.
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 2 september 2018 te Eindhoven tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een kassalade met een hoeveelheid geld, (ongeveer 150 euro) in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan " [slachtoffer 1] ", heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of voormelde weg te nemen kassalade en/of hoeveelheid geld onder zijn/haar/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking;
-zaak 1-
2.
hij op of omstreeks 5 september 2018 te Reusel, gemeente Reusel-de Mierden, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een kassalade met een hoeveelheid geld (ongeveer 500 euro) en/of telefoons en/of tablets en/of een laptop, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [slachtoffer 2] en/of een winkel genaamd " [slachtoffer 3] ", heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of voormelde weg te nemen goederen en/of geld zijn/haar/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking;
-zaak 3-
3.
hij op een tijdstip gelegen in de periode van 4 september 2018 tot en met 5 september 2018 te Reusel, gemeente Reusel-de Mierden, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, (een) kentekenpla(a)t(en) [kenteken 1] , in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [slachtoffer 4] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
-zaak 13-
Subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of
zou kunnen leiden:
hij op een of meer tijdstippen in de periode van 4 september 2018 tot en met 15 september 2018 te Reusel, gemeente Reusel de Mierde en/of te Best en/of te Casteren, gemeente Bladel en/of elders in Nederland
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
een goed, te weten twee, althans een kentekenpla(a)t(en) [kenteken 1] heeft verworven, voorhanden gehad en/of overgedragen, terwijl zij en/of haar mededader(s) ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed wist(en), althans redelijkerwijs had(den) moeten vermoeden, dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
artikel 416 jo 417 bis Wetboek van Strafrecht
-zaak 13-
4.
hij of omstreeks 8 september 2018 te Best, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om een hoeveelheid geld en/of goederen van zij/hun gading, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan " [slachtoffer 5] ", weg te nemen
met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen
en zich de toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen en/of dat/die weg te nemen goed/goederen (van zijn/hun gading) onder zijn/haar/hun bereik te brengen door middel van braak en/of verbreking,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
-zaak 4-
5.
hij op of omstreeks 8 september 2018 te Best, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een kassa en/of kassalade en/of een geldbedrag van (ongeveer) 225 euro, in elk geval enig goed en/of enige hoeveelheid geld, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan " [slachtoffer 6] ", heeft weggenomen
met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of die weg te nemen kassa en/of kassalade en/of geldbedrag van (ongeveer) 225 euro, onder zijn/haar/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking;
-zaak 5-
6.
hij op of omstreeks 15 september 2018 te Casteren, gemeente Bladel, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een kassalade en/of een hoeveelheid geld (ongeveer 500 euro), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [slachtoffer 7] en/of aan cafe " [slachtoffer 8] ", heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen,terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of die weg te nemen kassalade en/of hoeveelheid geld onder zijn/haar/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking;
-zaak 6-
7.
hij op of omstreeks 17 september 2018 te Uden tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een hoeveelheid kleding, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan " [slachtoffer 9] ", heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of die weg te nemen hoeveelheid kleding onder zijn/haar/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking;
- zaak 6.1. -
8.
hij op of omstreeks 26 september 2018 te Eindhoven tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een (aantal) kassalade(s) en/of een hoeveelheid geld (ongeveer 1100 euro), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [slachtoffer 10] en/of " [slachtoffer 11] ", heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of voornoemde kassalades en/of hoeveelheid geld onder zijn/haar/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking;
-zaak 7-
9.
hij op of omstreeks 7 oktober 2018 te Lage Mierde, gemeente Reusel-de Mierden, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een kassa en/of een hoeveelheid geld (ongeveer 100 euro) en/of een pot, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [slachtoffer 12] en/of [slachtoffer 13] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of die weg te nemen kassa en/of hoeveelheid geld en/of pot onder zijn/haar/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking ;
-zaak 9-
10.
hij op of omstreeks 9 oktober 2018 te Eindhoven, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een GSM (merk Iphone), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan " [slachtoffer 14] ", heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of die weg te nemen Iphone onder zijn/haar/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking;
-zaak 10-
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.

De formele voorvragen.

Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in de vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.

Bewijs.

Inleiding.
Verdachte wordt een zevental inbraken verweten, een poging daartoe, een winkeldiefstal en een diefstal van kentekenplaten, subsidiair wordt hem de heling van deze kentekenplaten verweten. Al deze feiten zou verdachte volgens de verdenking tezamen en in vereniging met een ander hebben gepleegd.
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft in het schriftelijke requisitoir uiteengezet dat verdachte alle feiten, ook feit 3 primair (de diefstal van de kentekenplaten), heeft begaan.
De officier van justitie heeft als uitgangspunten geformuleerd dat verdachte en de [medeverdachte] gebruik maakten van hierna te noemen telefoonnummers, dat zij contacten van elkaar waren ten tijde van het plegen van de feiten, dat zij gebruik maakten van een blauwe Ford Ka en een blauwe Citroën C2, dat [medeverdachte] tijdens de aanhouding een beigekleurige lederlook jas tot op de heupen en een elastische band aan de onderkant droeg en dat verdachte zwarte Nike schoenen had met een witte rand aan de zool en een Nike-logo aan de zijkant.
Kort samengevat bezigt de officier van justitie tot het bewijs:
-aangiften van de diefstallen;
-in sommige zaken getuigenverklaringen;
-bevindingen van de politie met betrekking tot camerabeelden gemaakt tijdens de inbraken/diefstallen;
-een proces-verbaal van herkenning van verdachte door twee verbalisanten;
-signalementen van verdachten;
-in sommige zaken mastgegevens.
Daarnaast kent de officier van justitie grote waarde toe aan de modus operandi waarmee de inbraken zijn gepleegd en die relevant is voor het schakelbewijs.
Met betrekking tot feit 3, de diefstal van kentekenplaten, heeft de officier van justitie in het bijzonder gelet op het tijdsbestek waarin de platen zijn weggenomen en het tijdsbestek waarin verdachten volgens mastgegevens in hetzelfde dorp waren als waar aangever woont, waarna zij later die nacht met een auto voorzien van de gestolen kentekenplaten bij een inbraak (feit 2) in hetzelfde dorp zijn gezien.
Het standpunt van de verdediging.
Namens verdachte is vrijspraak voor alle ten laste gelegde feiten bepleit.
Volgens de verdediging is niet vast te stellen dat verdachte en [medeverdachte] op de camerabeelden te zien zijn en de verdediging acht de herkenning van verdachte door de twee verbalisanten niet betrouwbaar. De signalementen van de personen op de camerabeelden zijn volgens de verdediging te algemeen om deze toe te schrijven aan verdachte en [medeverdachte] en de mastgegevens zijn evenmin redengevend. Voor [medeverdachte] geldt immers dat zij in het gebied waar de inbraken zijn gepleegd woont, dus is het niet opmerkelijk dat haar telefoon ter plaatse aanstraalt.
Verdachte ontkent dat het telefoonnummer, dat aan hem wordt toegeschreven, zijn nummer is, zodat de betreffende mastgegevens evenmin iets zeggen over betrokkenheid van verdachte.
De raadsman heeft daarnaast meer in het bijzonder bewijsuitsluiting bepleit van hetgeen in de Citroën C2 is aangetroffen met betrekking tot de feiten 9 en 10, nu, zoals ook door de rechter-commissaris in diens beslissing van 12 oktober 2018 is verwoord, de aanhouding en inverzekeringstelling van verdachte die op 11 oktober 2018 plaatsvonden onrechtmatig moeten worden geacht. (p. 294-295). Nu er geen redelijk vermoeden van schuld was, hadden de toegang tot de Citroën en het onderzoek daaraan door de politie geen wettelijke basis en dienen de in de auto aangetroffen spullen van [slachtoffer 13] (feit 9), de geplakte kentekenplaat [kenteken 2] en het tijdens de aanhouding van verdachte aangetroffen telefoonhoesje van [slachtoffer 14] (feit 10) als verboden vruchten uitgesloten te worden van het bewijs.
Het oordeel van de rechtbank. [1]
Het verweer van de verdediging
De rechtbank zal allereerst ingaan op het verweer van de raadsman strekkende tot bewijsuitsluiting van hetgeen op 11 oktober 2018 in de Citroën C2, die verdachte op dat moment gebruikte en waarvan hij de sleutel in bezit had, is aangetroffen.
Achterliggende feiten en omstandigheden
Uit het proces-verbaal van bevindingen op p. 415 e.v. blijkt dat [verbalisant 1] en [verbalisant 2] op 11 oktober 2018 omstreeks 04.00 uur een melding ontvingen dat ter hoogte van de [adres] te Eindhoven twee mannen zich verdacht zouden gedragen bij een auto. Volgens de melder hadden de mannen een tasje bij zich en was het geluid van ijzerwaren te horen. Verder gaf de melder door dat één van de mannen op de uitkijk leek te staan en de andere man in en uit een auto stapte. De ene man was kaal en de ander groot. De verbalisanten waren binnen twee minuten ter plaatse. Op de plek waarover de melding ging werd een Citroën C2 aangetroffen met [kenteken 3] . De verbalisanten zagen dat de binnenverlichting van het voertuig nog brandde en dat de motorkap van het voertuig nog warm was. Het contactslot en het plastic rondom het stuurhuis ontbrak, waardoor de bedrading zichtbaar was. Er lagen goederen in de kofferbak van het voertuig die leken te zijn afgedekt met jassen. Bevraging van het kenteken van het voertuig leverde de tenaamgestelde op, [verbalisant 3] , maar ook dat dit voertuig op 17 september 2018 zou zijn gebruikt bij de diefstal bij [slachtoffer 9] in Uden op 17 september 2018 (feit 7). Daarop werd uitgekeken naar de twee mannen die bij de auto hadden gestaan. Kort daarop zag [verbalisant 1] twee mannen lopen die pasten in het signalement. Het was midden in de nacht en behalve deze twee mannen liep er niemand over straat. De verbalisanten hebben beide mannen gevorderd een identiteitsbewijs te tonen. De kale man zei dat hij geen identiteitsbewijs bij zich had, maar dat hij [verdachte] ’ was. [verbalisant 1] herkende hem echter als de hem ambtshalve bekende [verdachte] . Verdachte is daarop aangehouden in verband met een openstaande schadevergoedingsmaatregel waarvoor hij nog een aantal dagen moest uitzitten. Beide mannen verklaarden vervolgens dat zij op zoek waren naar hun auto, maar niet wisten waar die zou staan of wat voor auto het zou zijn. Ze dachten een Citroën en het zou volgens verdachte de auto van een vriend zijn. In de fouillering van verdachte werd vervolgens de autosleutel aangetroffen die even later bleek te passen op de eerder aangetroffen Citroen C2.
In de auto werden onder meer een kassalade en kentekenplaten voorzien van dubbelzijdig tape aangetroffen (kenteken [kenteken 2] ) en spullen die te linken zijn aan de aangever van feit 9 (proces-verbaal van bevindingen p. 397 e.v.).
Bij de aanhouding van verdachte is een hoesje voor een mobiele telefoon gevonden met als opdruk de naam van de aangever van feit 10 (proces-verbaal van bevindingen p. 477 juncto een aanvullend proces-verbaal de dato 7 maart 2019).
De rechter-commissaris heeft op 12 oktober 2019 bij gelegenheid van de toetsing van de rechtmatigheid van de inverzekeringstelling beslist dat op basis van de feiten en omstandigheden die op dat moment in het dossier gerelateerd waren onvoldoende redelijk vermoeden van schuld aan een strafbaar feit was jegens verdachte toen hij die nacht van 11 oktober 2018 omstreeks 04:22 uur is aangehouden op heterdaad als verdachte van opzetheling en dat er voor de verbalisanten geen wettelijke basis was om zich de toegang tot de auto te verschaffen en de auto te doorzoeken.
Een van de verbalisanten, [verbalisant 1] , heeft op p. 495 e.v. een toelichting gegeven wat de wettelijke basis van hun handelen op dat moment was.
Kort samengevat:
Verbalisanten zagen het op grond van het voorgaande als hun politietaak om de identiteit van de mannen vast te stellen (artikel 8 Politiewet: vordering afgifte identiteitsbewijs ter inzage).
Gelijk daarop herkende [verbalisant 1] verdachte die hij ambtshalve kende in verband met het plegen van vermogensdelicten. De andere man bleek volgens de politiesystemen een veelpleger te zijn.
Hoewel er volgens [verbalisant 1] op dat moment nog geen sprake was van verdenking van een strafbaar feit, leverden de feiten en omstandigheden volgens hen wel concrete aanwijzingen op dat de mannen mogelijk in het bezit zouden zijn van inbrekerswerktuigen, strafbaar gesteld in de APV van de gemeente Eindhoven en waren zij bevoegd om op grond van artikel 6:2 van de APV toezicht te houden.
Toen bleek dat verdachte nog een vrijheidsstraf had openstaan en hij hiervoor werd aangehouden, werd er bij hem een sleutel van een Citroën aangetroffen, passende bij de aangetroffen Citroën C2 met [kenteken 3] . Vervolgens werd besloten de portieren van de Citroën te ontgrendelen en te openen om te kijken of er inbrekerswerktuigen in de auto aanwezig waren.
De bevoegdheid de Citroën te betreden is gebaseerd op artikel 5:19 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna te noemen Awb) en niet, zoals door de rechter-commissaris is geoordeeld, op een strafvorderlijke bevoegdheid, zo meent [verbalisant 1] .
Er werden pas strafvorderlijke bevoegdheden ingezet toen een kassalade werd gezien achter de bestuurdersstoel en een verdenking van heling ontstond.
De officier van justitie heeft in het requisitoir uiteengezet dat de hiervoor beschreven feiten en omstandigheden onderzoek in de auto rechtvaardigden ex artikel 96b van het Wetboek van Strafvordering, het doorzoeken van een vervoermiddel. Dat de politie op dat moment de bevoegdheid op een andere grondslag baseerde, doet aan de rechtmatigheid niet af. De officier van justitie betrekt hierbij ook dat de Citroën C2 met [kenteken 3] gebruikt is bij feit 7, gepleegd op 17 september 2018.
Het oordeel van de rechtbank met betrekking tot het verweer
Artikel 1:6, aanhef en onder a, van de Awb bepaalt dat de hoofdstukken 2 tot en met 8 en 10 van deze wet niet van toepassing is op:
a. de opsporing en vervolging van strafbare feiten, alsmede de tenuitvoerlegging van strafrechtelijke beslissingen.
De rechtbank stelt op basis van de door de verbalisanten beschreven feiten en omstandigheden vast dat de verbalisanten op 11 oktober 2018 doende waren met de opsporing van strafbare feiten en niet met de in artikel 5:19 Awb neergelegde bevoegdheid van een toezichthouder tot het onderzoeken van vervoermiddelen. Artikel 5:19 Awb biedt dan ook geen grondslag voor het doorzoeken van de auto.
Vervolgens dient de vraag beantwoord te worden of de verbalisanten op grond van artikel 96b van het Wetboek van Strafvordering bevoegd waren om de auto te doorzoeken. De rechtbank beantwoordt die vraag ontkennend, nu uit de door de verbalisanten opgemaakte processen-verbaal blijkt dat ten tijde van de doorzoeking van de Citroën C2 geen sprake was van ontdekking op heterdaad van een strafbaar feit of van een verdenking van een misdrijf als omschreven in artikel 67, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering.
De rechtbank oordeelt gelet op het voorgaande dat de doorzoeking van de Citroën C2 onrechtmatig is geweest en dat sprake is van een onherstelbaar vormverzuim in het voorbereidend onderzoek in de zin van artikel 359a van het Wetboek van Strafvordering. De vraag is vervolgens of er rechtsgevolgen aan dat vormverzuim moeten worden verbonden. Bij de beoordeling hiervan dient de rechtbank rekening te houden met de in het tweede lid van artikel 359a van het Wetboek van Strafvordering genoemde factoren, te weten:
  • het belang van het geschonden voorschrift,
  • de ernst van het verzuim en
  • het nadeel dat daardoor is veroorzaakt.
De verdediging heeft niets aangevoerd over het belang van het geschonden voorschrift, de ernst van het verzuim en het daardoor veroorzaakte nadeel. Voor bewijsuitsluiting is dan ook geen plaats. De rechtbank zal volstaan met de enkele constatering van het vormverzuim. Het verweer van de raadsman wordt verworpen.
Bewijs en bewijsoverwegingen
De door de rechtbank gebezigde bewijsmiddelen zijn – per feit gegroepeerd – opgenomen en uitgewerkt in een bewijsmiddelenbijlage. Deze bewijsmiddelenbijlage maakt integraal onderdeel uit van dit vonnis.
Op grond van de bewijsmiddelen stelt de rechtbank vast dat verdachte gebruik maakte van het [telefoonnummer 1] en dat [medeverdachte] gebruik maakte van een telefoon met [telefoonnummer 2] .
Tevens stelt de rechtbank vast dat ten tijde van de ten laste gelegde feiten verdachte en [medeverdachte] contacten van elkaar waren.
Zij maakten beiden gebruik van een blauwe Ford Ka met [kenteken 4] en van een Citroën C2 met [kenteken 3] .
De Ford Ka is betrokken bij de feiten 1 en 5. In feit 2 en 4 is de Ford Ka eveneens betrokken maar dan voorzien van gestolen kentekenplaten (zie hierna feit 3).
De Citroën C2 is betrokken bij feit 7.

Ten aanzien van feit 2:

Op grond van de bewijsmiddelen opgenomen in de bijlage, meer in het bijzonder de herkenning van verdachte door de [verbalisant 1] en [verbalisant 4] , het gebruik van een Ford Ka, voorzien van valse kentekenplaten (zie hierna feit 3), de verkeersgegevens van de telefoon van verdachte die hem rond het tijdstip van de inbraak in Reusel plaatsen, de verkeersgegevens van de telefoon van [medeverdachte] die haar reeds vanaf 01.11 uur in Reusel plaatsen, het frequente telefonische contact tussen verdachte en [medeverdachte] die dag en het signalement van [medeverdachte] dat past bij de vrouwelijke dader op de camerabeelden, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de inbraak tezamen in vereniging met [medeverdachte] heeft gepleegd.
De rechtbank past de methode van schakelbewijs toe waar het betreft de betrokkenheid van een mannelijke en vrouwelijke dader, hun signalementen en de modus operandi die niet alleen gelden voor feit 2 maar voor meer van de hierna besproken feiten. De rechtbank noemt daartoe:
  • een tweetal samen opererende daders te weten een man en een vrouw;
  • het gebruik van de Ford Ka;
  • gebruik van valse kentekens, dan wel afscherming van een kenteken
  • het doen van een voorverkenning;
  • ter plaatse op zoek gaan naar een voorwerp om braak te plegen;
  • het al dan niet met een voorwerp in de kofferbak achteruit tegen een pand rijden met de auto om de toegang te forceren;
  • na de braak kort wachten om vervolgens pas het pand te betreden;
  • het betreden van het pand via de voorzijde;
  • voornamelijk kassalades als buit;
  • het tijdstip van de inbraken is veelal laat in de nacht of vroeg in de morgen.

Ten aanzien van feit 1:

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte en [medeverdachte] deze inbraak tezamen hebben gepleegd op grond van de bewijsmiddelen opgenomen in de bijlage, meer in het bijzonder de omstandigheid dat de jas van de vrouwelijke dader sterke overeenkomsten vertoont met de jas die [medeverdachte] droeg tijdens haar aanhouding, het opgegeven signalement van de vrouwelijke dader dat past bij [medeverdachte] en het signalement van de mannelijke dader dat past bij verdachte, vooral wat betreft de Nike schoenen met witte rand.

Ten aanzien van feit 3:

Nu de rechtbank op basis van de bewijsmiddelen niet kan vaststellen waar en wanneer precies de kentekenplaten zijn weggenomen, acht de rechtbank niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan verdachte onder feit 3 primair is ten laste gelegd, zodat de verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Uit de bewijsmiddelen met betrekking tot de feiten 2, 4 en 5 volgt dat verdachte en [medeverdachte] ten tijde van het plegen van de feiten in een Ford Ka reden met daarop de gestolen kentekenplaten.
De kentekenplaten zijn op de Nieuwstraat in Best in de bosjes aangetroffen terwijl feit 5 eveneens is gepleegd op de Nieuwstraat te Best.
Verdachte heeft geen aannemelijke verklaring gegeven met betrekking tot het voorhanden hebben van de kentekenplaten.
Onder deze omstandigheden kan het niet anders dan dat verdachte en [medeverdachte] wisten dat de kentekenplaten van diefstal afkomstig waren. Daarbij overweegt de rechtbank dat het bevestigen van een ander kenteken op de Ford Ka dan het kenteken dat werkelijk bij het voertuig behoort, kennelijk geen ander doel had dan bij het plegen van de inbraken het werkelijke kenteken af te schermen en opsporing van de kentekenhouder van het voertuig te bemoeilijken.

Ten aanzien van de feiten 4 en 5:

Op grond van de bewijsmiddelen opgenomen in de bijlage, de modus operandi die hetzelfde is als bij de feiten 1 en 2, namelijk het gebruik van een Ford Ka, de voorverkenning, het achteruit rijden met een voorwerp uit de auto gestoken en het tijdstip van de inbraak en poging inbraak met daarbij de combinatie van een mannelijke (met Nike schoenen met witte rand) en vrouwelijke dader, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de poging tot inbraak en de inbraak tezamen en in vereniging met [medeverdachte] heeft gepleegd.

Ten aanzien van de feit 6:

Op grond van de bewijsmiddelen opgenomen in de bijlage, meer in het bijzonder de verkeersgegevens van de telefoon van verdachte die hem rond het tijdstip van de inbraak in Reusel plaatsen en de modus operandi die hetzelfde is als bij feit 1, namelijk het gebruik van een Ford Ka, de voorverkenning, op zoek gaan naar een voorwerp om de braak mee te plegen, het achteruit rijden met een auto en het tijdstip van de inbraak en poging inbraak, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de inbraak tezamen en in vereniging met een ander heeft gepleegd.

Ten aanzien van de feit 7:

Op grond van de bewijsmiddelen opgenomen in de bijlage, meer in het bijzonder de betrokkenheid van de Citroën C2 waar verdachte vaker in reed, de verkeersgegevens van de telefoon van verdachte die hem in Uden plaatsen en het aantreffen bij verdachte van een opvallend t-shirt van een bepaald merk dat bij kledingwinkel [slachtoffer 9] was gestolen, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de winkeldiefstal tezamen en in vereniging met een ander heeft gepleegd.

Ten aanzien van de feit 8:

Op grond van de bewijsmiddelen opgenomen in de bijlage, meer in het bijzonder het signalement van de vrouwelijke dader dat sterk overeenkomt met dat van [medeverdachte] , het door haar dragen van een poncho komt overeen met het dragen van een cape door de vrouwelijke verdachte zoals is vastgesteld bij feit 10 en de modus operandi die hetzelfde is als bij onder meer de feiten 1 en 2, namelijk het achteruit rijden met een voorwerp uit de auto gestoken, het tijdstip van de inbraak met daarbij de combinatie van een mannelijke en vrouwelijke dader, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de inbraak tezamen en in vereniging met [medeverdachte] heeft gepleegd.

Ten aanzien van de feit 9:

Op grond van de bewijsmiddelen opgenomen in de bijlage, de modus operandi die hetzelfde is als bij onder meer de feiten 1 en 2, namelijk de voorverkenning, het achteruit rijden met een voorwerp uit de auto gestoken, het meenemen van een kassalade en het tijdstip van de inbraak. Daarnaast zijn spullen van aangever aangetroffen in de Citroën C2 waar verdachte vaker in reed. Ook gezien de omstandigheid dat een getuige van de inbraak ter plaatse een Citroën heeft gezien, maakt dat de rechtbank wettig en overtuigend bewezen acht dat verdachte de inbraak tezamen en in vereniging met een ander heeft gepleegd.

Ten aanzien van de feit 10:

Op grond van de bewijsmiddelen opgenomen in de bijlage, het aantreffen van een telefoonhoesje met daarop de bedrijfsnaam van aangever in de fouillering van verdachte, de betrokkenheid van een mannelijke en vrouwelijke dader die een cape draagt, wat overeenkomt met het dragen van een poncho door de vrouwelijke verdachte van feit 8, de betrokkenheid van een Citroën C2 met een valse [kenteken 5] , die twee dagen later bij verdachte is aangetroffen en de modus operandi die hetzelfde is als bij onder meer de feiten 1 en 2 en dan met name de voorverkenning, het tijdstip van de inbraak en het betreden van het pand via de voorzijde, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de inbraak tezamen en in vereniging met [medeverdachte] heeft gepleegd.

De bewezenverklaring.

Op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de hierboven uitgewerkte bewijsmiddelen, in onderling (tijds)verband en samenhang bezien, komt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte
1.
op 2 september 2018 te Eindhoven tezamen en in vereniging met een ander, een kassalade met een hoeveelheid geld (ongeveer 150 euro), die geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en zijn mededader toebehoorde, te weten aan " [slachtoffer 1] ", heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en zijn mededader zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben verschaft door middel van braak;
2.
op 5 september 2018 te Reusel, gemeente Reusel-de Mierden, tezamen en in vereniging met een ander, een kassalade met een hoeveelheid geld (ongeveer 500 euro) en telefoons en tablets en een laptop, die geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en zijn mededader toebehoorden, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en zijn mededader zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben verschaft door middel van braak;
3.
in de periode van 4 september 2018 tot en met 15 september 2018 in Nederland tezamen en in vereniging met een ander, twee kentekenplaten [kenteken 1] heeft voorhanden gehad, terwijl hij en zijn mededader ten tijde van het voorhanden krijgen van deze goederen wisten, dat het door misdrijf verkregen goederen betrof;
4.
op 8 september 2018 te Best, tezamen en in vereniging met een ander, ter uitvoering van het door verdachte en zijn mededader voorgenomen misdrijf om een hoeveelheid geld en/of goederen van hun gading, die/dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en zijn mededader toebehoorde(n), te weten aan " [slachtoffer 5] ", weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en zich de toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen door middel van braak, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
5.
op 8 september 2018 te Best, tezamen en in vereniging met een ander, een kassa en kassalade en een geldbedrag van (ongeveer) 225 euro, die geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en zijn mededader toebehoorden, te weten aan " [slachtoffer 6] ", heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en zijn mededader zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben verschaft door middel van braak;
6.
op 15 september 2018 te Casteren, gemeente Bladel, tezamen en in vereniging met een ander, een kassalade en een hoeveelheid geld (ongeveer 500 euro), die geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en zijn mededader toebehoorden, te weten aan [slachtoffer 7] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen,
terwijl verdachte en zijn mededader zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben verschaft door middel van braak;
7.
op 17 september 2018 te Uden tezamen en in vereniging met een ander, een hoeveelheid kleding, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en zijn mededader toebehoorde, te weten aan " [slachtoffer 9] ", heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
8.
op 26 september 2018 te Eindhoven tezamen en in vereniging met een ander, kassalades en een hoeveelheid geld (ongeveer 1100 euro), die geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en zijn mededader toebehoorden, te weten aan [slachtoffer 10] en/of " [slachtoffer 11] ", heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en zijn mededader zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak;
9.
op 7 oktober 2018 te Lage Mierde, gemeente Reusel-de Mierden, tezamen en in vereniging met een ander, een kassa en een hoeveelheid geld (ongeveer 100 euro) en een pot, die geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en zijn mededader toebehoorden, te weten aan [slachtoffer 12] en/of [slachtoffer 13] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en zijn mededader zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben verschaft door middel van braak;
10.
op 9 oktober 2018 te Eindhoven, tezamen en in vereniging met een ander, een GSM (merk Iphone), dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en zijn mededader toebehoorde, te weten aan " [slachtoffer 14] ", heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en zijn mededader zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben verschaft door middel van braak.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.

De strafbaarheid van het feit.

Het bewezen verklaarde levert op de in de uitspraak vermelde strafbare feiten.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

De strafbaarheid van verdachte.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.

Oplegging van straf en/of maatregel.

De eis van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft de oplegging gevorderd van een gevangenisstraf voor de duur van 5 jaren met aftrek van voorarrest.
De officier van justitie heeft de strafeis gebaseerd op de binnen de rechtspraak ontwikkelde oriëntatiepunten, waarbij zij een gevangenisstraf van 12 maanden per ramkraak tot uitgangspunt neemt wanneer, zoals bij verdachte, sprake is van recidive.
Een kopie van de vordering van de officier van justitie is aan dit vonnis gehecht.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsman heeft een lagere straf bepleit dan de door de officier van justitie gevorderde straf in het geval de rechtbank tot enige bewezenverklaring zou komen.
Het oordeel van de rechtbank.
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd, heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Bij de beoordeling van de ernst van de door verdachte gepleegde strafbare feiten betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich in iets meer dan een maand tijd schuldig gemaakt aan een zevental inbraken in bedrijfsruimtes en een poging daartoe, een winkeldiefstal en aan opzetheling van gestolen kentekenplaten.
Opzetheling is een ernstig strafbaar feit omdat heling diefstal bevordert. Het rijden met gestolen kentekenplaten kan bovendien dienstig zijn voor het plegen van misdrijven en verdachte heeft hiervan ook gebruik gemaakt. Verdachte reed namelijk soms in auto’s met gestolen kentekenplaten daarop en een keer ook in een gestolen auto op het moment dat hij een van de inbraken pleegde.
De inbraken werden telkens op nagenoeg dezelfde wijze gepleegd en van de wijze waarop verdachte en zijn medeverdachte opereerden gaat een duidelijke organisatie en planning uit.
Met een kennelijk voor verdachte en zijn medeverdachte beproefde methode wordt in korte tijd een reeks inbraken gepleegd.
Bovendien was de handelwijze uiterst brutaal door niet alleen ’s nachts maar ook in de vroege ochtend ruiten te vernielen en met grof geweld deuren te forceren terwijl er soms omstanders waren. Dergelijk handelen veroorzaakt veel onrust in de samenleving.
Weliswaar was de buit telkens betrekkelijk gering, maar daartegenover staat dat door de braak wel veel schade en overlast aan de slachtoffers is toegebracht. Verdachte heeft zich van dit alles niets aangetrokken. Hij heeft zich enkel laten leiden door financiële motieven en zijn zucht naar drugs.
Kijkend naar de persoon van verdachte, houdt de rechtbank rekening met de omstandigheid dat verdachte eerder veelvuldig onherroepelijk voor soortgelijke feiten werd veroordeeld en dat verdachte desondanks niet of onvoldoende bereid is zijn criminele gedrag te veranderen.
De rechtbank weegt in het nadeel van verdachte mee dat hij in het geheel geen verantwoordelijkheid heeft genomen voor de door hem gepleegde feiten.
Bij haar beslissing over de strafsoort en de hoogte van de straf heeft de rechtbank aansluiting gezocht bij de binnen de rechtspraak ontwikkelde oriëntatiepunten. De oriëntatiepunten dienen als vertrekpunt bij het bepalen van de straf. Hoewel (een groot deel van) de door verdachte gepleegde feiten in het normale spraakgebruik als ramkraken (of een poging daartoe) kunnen worden omschreven, neemt de rechtbank het oriëntatiepunt voor een ramkraak niet als uitgangspunt bij de oplegging van de straf aan verdachte. Er werd weliswaar met een auto tegen de gevel van de desbetreffende panden aangereden, maar gelet op de wijze waarop de feiten zijn uitgevoerd, de aard van de objecten waar werd ingebroken als winkels, een café, en een dierenartspraktijk en de (bijgevolg) relatief geringere buit beschouwt de rechtbank deze feiten als een andere categorie ramkraak dan de ramkraak zoals opgenomen in de oriëntatiepunten. Daarbij heeft de rechtbank veeleer voor ogen objecten - bijvoorbeeld juweliers - die vanwege (constructieve) beveiligingsmaatregelen enkel nog met grof geweld – de ramkraak - voor de daders toegankelijk kunnen worden gemaakt. De rechtbank zoekt voor de door verdachte gepleegde feiten aansluiting bij het oriëntatiepunt voor een bedrijfsinbraak, maar waardeert de door verdachte gepleegde feiten als ernstiger, gelet op de aanzienlijke schade, de wijze van uitvoering en de georganiseerde manier van handelen. De rechtbank neemt een gevangenisstraf van 5 maanden per bedrijfsinbraak tot uitgangspunt. Daarbij heeft de rechtbank ook het forse strafblad van verdachte in aanmerking genomen.
De rechtbank is, alles afwegende en mede gelet op de andere bewezenverklaarde vermogensfeiten, van oordeel dat in verband met een juiste normhandhaving niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of geringere straf dan een gevangenisstraf voor de duur van 36 maanden.
De rechtbank wijst het verzoek van de verdediging om opheffing van het bevel tot voorlopige hechtenis dan ook af.

De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 11]

Het standpunt van de officier van justitie.
Volgens de officier van justitie dient de vordering van de benadeelde partij te worden afgewezen, nu de opgevoerde schade geen verband heeft met het bewezen verklaarde feit.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsman heeft gepleit voor afwijzing van de vordering.
Beoordeling.De rechtbank zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in de vordering, aangezien geen sprake is van rechtstreeks door het bewezen verklaarde feit toegebrachte schade.
De rechtbank zal de kosten van partijen compenseren aldus dat elke partij haar eigen kosten draagt.

Beslag.De rechtbank is van oordeel dat het in het dictum nader te noemen in beslag genomen t-shirt vatbaar is voor verbeurdverklaring, omdat - zoals blijkt uit het onderzoek ter terechtzitting – is komen vast te staan dat verdachte dit t-shirt bij een kledingwinkel heeft weggenomen (feit 7).

De rechtbank zal de teruggave gelasten van de in het dictum nader te noemen in beslag genomen voorwerpen aan de beslagene dan wel de rechthebbende, nu naar het oordeel van de rechtbank het belang van strafvordering zich niet meer verzet tegen de teruggave van de in beslag genomen goederen.

Toepasselijke wetsartikelen.

De beslissing is gegrond op de artikelen:
Wetboek van Strafrecht art. 10, 27, 45, 47, 57, 310, 311, 416.

DE UITSPRAAK

De rechtbank:
acht het ten laste gelegde feit onder 3 primair niet wettig en overtuigend bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven;
verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij;
het bewezen verklaarde levert op de misdrijven:
t.a.v. feit 1: diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak; t.a.v. feit 2: diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak; t.a.v. feit 3 subsidiair: medeplegen van opzetheling; t.a.v. feit 4: poging tot diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak; t.a.v. feit 5: diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak; t.a.v. feit 6: diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak; t.a.v. feit 7: diefstal door twee of meer verenigde personen; t.a.v. feit 8: diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak; t.a.v. feit 9: diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak;
t.a.v. feit 10: diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak; verklaart verdachte hiervoor strafbaar;

legt op de volgende straf:

(ten aanzien van de feiten 1, 2, 3 subsidiair, 4, 5, 6, 7, 8, 9 en 10:)
een
gevangenisstrafvoor de duur van
36 maanden,met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht;
verklaart de benadeelde partij[slachtoffer 11]
niet-ontvankelijkin de vordering en compenseert de kosten van partijen aldus dat elke partij de eigen kosten draagt;
verklaart verbeurdhet in beslag genomen goed, te weten: een t-shirt, kleur wit, merk Open Space;
gelast de teruggavevan het in beslag genomen goed aan
beslagene, te weten: een Iphone 4 of 5.
gelast de teruggavevan de in beslag genomen goederen aan de
rechthebbende, te weten: een [kenteken 6] en een sleutelbos met 9 sleutels.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. R.J. Bokhorst, voorzitter,
mr. C.J. Sangers- de Jong en mr. A.A. Jhoeri, leden,
in tegenwoordigheid van mr. H.J.G. van der Sluijs, griffier,
en is uitgesproken op 14 mei 2019.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt – tenzij anders vermeld – bedoeld een proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren opgenomen in het einddossier van de politie Oost-Brabant, basisteam De Kempen, genummerd PL2100-2018178145, aantal pagina’s: 660. Waar wordt verwezen naar bijlagen betreffen dit de bijlagen opgenomen in genoemd einddossier.