ECLI:NL:RBOBR:2019:2753

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
14 mei 2019
Publicatiedatum
13 mei 2019
Zaaknummer
01/865113-18
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Meervoudige strafzaak tegen verdachte wegens een reeks inbraken in bedrijfsruimten met gebruik van braak en heling van kentekenplaten

In deze strafzaak heeft de Rechtbank Oost-Brabant op 14 mei 2019 uitspraak gedaan in een meervoudige kamer over een verdachte die wordt beschuldigd van een reeks inbraken in bedrijfsruimten en heling van kentekenplaten. De verdachte is beschuldigd van meerdere feiten, waaronder diefstal van kassalades en geldbedragen, gepleegd in de periode van september tot oktober 2018 in Eindhoven, Reusel en Best. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte samen met een medeverdachte, gebruikmakend van een blauwe Ford Ka en een Citroën C2, de inbraken heeft gepleegd. De modus operandi omvatte het gebruik van braak en het verschaft zich toegang tot de panden. De rechtbank heeft de bewijsconstructie gebaseerd op getuigenverklaringen, camerabeelden en de herkenning van de verdachte door verbalisanten. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van een van de ten laste gelegde feiten, maar achtte de overige feiten wettig en overtuigend bewezen. De rechtbank heeft de verdachte een gevangenisstraf van 14 maanden opgelegd, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden zoals reclasseringstoezicht en behandeling voor verslavingsproblematiek. De rechtbank heeft ook de vordering van de benadeelde partij afgewezen, omdat de schade niet rechtstreeks verband hield met de bewezen verklaarde feiten.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Strafrecht
Parketnummer: 01/865113-18
Datum uitspraak: 14 mei 2019
Vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [1989] ,
wonende te [woonplaats] , [adres] .
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 21 februari 2019 en 30 april 2019.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.

De tenlastelegging.

De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 17 januari 2019.
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
zij op of omstreeks 2 september 2018 te Eindhoven tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een kassalade met een hoeveelheid geld, (ongeveer 150 euro) in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of haar mededader(s) toebehoorde, te weten aan " [slachtoffer 1] ", heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of haar mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of voormelde weg te nemen kassalade en/of hoeveelheid geld onder zijn/haar/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking;
-zaak 1-
2.
zij op of omstreeks 5 september 2018 te Reusel, gemeente Reusel-de Mierden, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een kassalade met een hoeveelheid geld (ongeveer 500 euro) en/of telefoons en/of tablets en/of een laptop, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of haar mededader(s) toebehoorde, te weten aan [slachtoffer 2] en/of een winkel genaamd " [slachtoffer 3] ", heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of haar mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of voormelde weg te nemen goederen en/of geld zijn/haar/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking;
-zaak 3-
3.
zij op een tijdstip gelegen in de periode van 4 september 2018 tot en met 5 september 2018 te Reusel, gemeente Reusel-de Mierden, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, (een) kentekenpla(a)t(en) ( [kenteken 1] ), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of haar mededader(s) toebehoorde, te weten aan [slachtoffer 4] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
-zaak 13-
Subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of
zou kunnen leiden:
zij op een of meer tijdstippen in de periode van 4 september 2018 tot en met 15 september 2018 te Reusel, gemeente Reusel de Mierde en/of te Best en/of te Casteren, gemeente Bladel en/of elders in Nederland
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
een goed, te weten twee, althans een kentekenpla(a)t(en) ( [kenteken 1] ) heeft verworven, voorhanden gehad en/of overgedragen, terwijl zij en/of haar mededader(s) ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed wist(en), althans redelijkerwijs had(den) moeten vermoeden dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
artikel 416 jo 417bis Wetboek van Strafrecht; -zaak 13-
4.
zij of omstreeks 8 september 2018 te Best, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte en/of haar mededader(s) voorgenomen misdrijf om een hoeveelheid geld en/of goederen van zij/hun gading, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of haar mededader(s) toebehoorde, te weten aan " [slachtoffer 5] ", weg te nemen
met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen
en zich de toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen en/of dat/die weg te nemen goed/goederen (van zijn/hun gading) onder zijn/haar/hun bereik te brengen door middel van braak en/of verbreking,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
-zaak 4-
5.
zij op of omstreeks 8 september 2018 te Best, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een kassa en/of kassalade en/of een geldbedrag van (ongeveer) 225 euro, in elk geval enig goed en/of enige hoeveelheid geld, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of haar mededader(s) toebehoorde, te weten aan " [slachtoffer 6] ", heeft weggenomen
met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of haar mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of die weg te nemen kassa en/of kassalade en/of geldbedrag van (ongeveer) 225 euro, onder zijn/haar/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking;
-zaak 5-
6.
zij op of omstreeks 26 september 2018 te Eindhoven tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een (aantal) kassalade(s) en/of een hoeveelheid geld (ongeveer 1100 euro), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of haar mededader(s) toebehoorde, te weten aan [slachtoffer 7] en/of " [slachtoffer 8] ", heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of haar mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of voornoemde kassalades en/of hoeveelheid geld onder zijn/haar/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking
-zaak 7-
7.
zij op of omstreeks 9 oktober 2018 te Eindhoven, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een GSM (merk Iphone), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of haar mededader(s) toebehoorde, te weten aan " [slachtoffer 9] ", heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of haar mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of die weg te nemen Iphone onder zijn/haar/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking;
-zaak 10-
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.

De formele voorvragen.

Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in de vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.

Bewijs

Inleiding.
Verdachte wordt een vijftal inbraken verweten, een poging daartoe en diefstal van kentekenplaten, subsidiair wordt haar heling van deze kentekenplaten verweten. Al deze feiten zou verdachte volgens de verdenking tezamen en in vereniging met een ander ( [medeverdachte 1] , parketnummer 01/880487-18) hebben gepleegd.
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft in het schriftelijke requisitoir uiteengezet dat verdachte alle feiten, ook feit 3 primair (de diefstal van de kentekenplaten), heeft begaan.
De officier van justitie heeft als uitgangspunten geformuleerd dat verdachte en de [medeverdachte 1] gebruik maakten van hierna te noemen telefoonnummers, dat zij contacten van elkaar waren ten tijde van het plegen van de feiten, dat zij gebruik maakten van een blauwe Ford Ka en een blauwe Citroën C2, dat verdachte tijdens de aanhouding een beigekleurige lederlook jas tot op de heupen en een elastische band aan de onderkant droeg en dat [medeverdachte 1] zwarte Nike schoenen had met een witte rand aan de zool en een Nike-logo aan de zijkant.
Kort samengevat bezigt de officier van justitie tot het bewijs:
-aangiften van de diefstallen;
-in sommige zaken getuigenverklaringen;
-bevindingen van de politie met betrekking tot camerabeelden die zijn gemaakt tijdens de inbraken/diefstallen;
-een proces-verbaal van herkenning van [medeverdachte 1] door twee verbalisanten;
-signalementen van verdachten;
-in sommige zaken mastgegevens.
Daarnaast kent de officier van justitie grote waarde toe aan de modus operandi waarmee de inbraken zijn gepleegd en die relevant is voor het schakelbewijs.
Met betrekking tot feit 3, de diefstal van kentekenplaten, heeft de officier van justitie in het bijzonder gelet op het tijdsbestek waarin de platen zijn weggenomen en het tijdsbestek waarin verdachten volgens mastgegevens in hetzelfde dorp waren als waar aangever woont, waarna zij later die nacht met een auto voorzien van de gestolen kentekenplaten bij een inbraak (feit 2) in hetzelfde dorp zijn gezien.
Het standpunt van de verdediging.
Namens verdachte is vrijspraak voor alle ten laste gelegde feiten bepleit.
Volgens de verdediging is niet vast te stellen dat verdachte en de medeverdachte op de camerabeelden staan en de verdediging acht de herkenning van [medeverdachte 1] door de twee verbalisanten niet betrouwbaar. De signalementen van de personen op de camerabeelden zijn volgens de verdediging te algemeen om deze toe te schrijven aan verdachte en de medeverdachte en de mastgegevens zijn evenmin redengevend. Voor verdachte geldt immers dat zij in het gebied waar de inbraken zijn gepleegd woont, dus is het niet opmerkelijk dat haar telefoon ter plaatse een mast aanstraalt.
[medeverdachte 1] ontkent dat het telefoonnummer, dat aan hem wordt toegeschreven, zijn nummer is, zodat de betreffende mastgegevens evenmin iets zeggen over betrokkenheid van de medeverdachte.
Het oordeel van de rechtbank. [1]
De door de rechtbank gebezigde bewijsmiddelen zijn – per feit gegroepeerd – opgenomen en uitgewerkt in een bewijsmiddelenbijlage. Deze bewijsmiddelenbijlage maakt integraal onderdeel uit van dit vonnis.
Op grond van de bewijsmiddelen stelt de rechtbank vast dat [medeverdachte 1] gebruik maakte van het [telefoonnummer 1] en dat verdachte gebruik maakte van een [telefoonnummer 2] .
Tevens stelt de rechtbank vast dat ten tijde van de ten laste gelegde feiten verdachte en [medeverdachte 1] contacten van elkaar waren.
Zij maakten beiden gebruik van een blauwe Ford Ka met [kenteken 2] en van een Citroën C2 met [kenteken 3] .
De Ford Ka is betrokken bij de feiten 1 en 5. In feit 2 en 4 is de Ford Ka eveneens betrokken maar dan voorzien van gestolen kentekenplaten (zie hierna feit 3).
De Citroën C2 is betrokken bij feit 7.

Ten aanzien van feit 2:

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte en [medeverdachte 1] deze inbraak tezamen hebben gepleegd op grond van de bewijsmiddelen opgenomen in de bijlage, meer in het bijzonder de herkenning van verdachte door de [verbalisant 1] en [verbalisant 2] , het gebruik van een Ford Ka, voorzien van valse kentekenplaten (zie hierna feit 3), de verkeersgegevens van de telefoon van [medeverdachte 2] die hem rond het tijdstip van de inbraak in Reusel plaatsen, de verkeersgegevens van de telefoon van [verdachte] die haar reeds vanaf 01.11 uur in Reusel plaatsen, het frequente telefonische contact tussen [medeverdachte 2] en [verdachte] die dag en het signalement van [verdachte] dat past bij de vrouwelijke dader op de camerabeelden.
De rechtbank past de methode van schakelbewijs toe waar het betreft de betrokkenheid van een mannelijke en vrouwelijke dader en de modus operandi die niet alleen geldt voor feit 2 maar voor meer van de hierna besproken feiten.
De rechtbank noemt daartoe:
  • een tweetal samen opererende daders te weten een man en een vrouw
  • het gebruik van de Ford Ka;
  • gebruik van valse kentekens, dan wel afscherming van een kenteken
  • het doen van een voorverkenning;
  • ter plaatse op zoek gaan naar een voorwerp om braak te plegen;
  • het al dan niet met een voorwerp in de kofferbak achteruit tegen een pand rijden met de auto om de toegang te forceren;
  • na de braak kort wachten om vervolgens pas het pand te betreden;
  • het betreden van het pand via de voorzijde;
  • voornamelijk kassalades als buit;
  • het tijdstip van de inbraken is veelal laat in de nacht of vroeg in de morgen.

Ten aanzien van feit 1:

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte en [medeverdachte 1] deze inbraak tezamen hebben gepleegd op grond van de bewijsmiddelen opgenomen in de bijlage, meer in het bijzonder de omstandigheid dat de jas van de vrouwelijke dader sterke overeenkomsten vertoont met de jas die verdachte droeg tijdens haar aanhouding, het opgegeven signalement van de vrouwelijke dader dat past bij verdachte en het signalement van de mannelijke dader dat past bij [medeverdachte 1] , vooral wat betreft de Nike schoenen met witte rand.

Ten aanzien van feit 3:

Nu de rechtbank op basis van de bewijsmiddelen niet kan vaststellen waar en wanneer precies de kentekenplaten zijn weggenomen, acht de rechtbank niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan verdachte onder feit 3 primair is ten laste gelegd, zodat de verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Uit de bewijsmiddelen met betrekking tot de feiten 2, 4 en 5 volgt dat verdachte en [medeverdachte 1] ten tijde van het plegen van de feiten in een Ford Ka reden met daarop de gestolen kentekenplaten.
De kentekenplaten zijn op de Nieuwstraat in Best in de bosjes aangetroffen, terwijl feit 5 eveneens is gepleegd op de Nieuwstraat te Best.
Verdachte heeft geen aannemelijke verklaring gegeven met betrekking tot het voorhanden hebben van de kentekenplaten.
De rechtbank heeft tevens gelet op het vonnis tegen verdachte onder parketnummer 01.193578.18 waarin zij is veroordeeld voor opzetheling van onder meer gestolen kentekenplaten. Deze kentekenplaten zaten bevestigd op een auto waarin verdachte op 1 oktober 2018 reed. Deze datum is gelegen in dezelfde periode als de pleegdata van de onderhavige feiten.
Onder deze omstandigheden kan het niet anders dan dat verdachte en [medeverdachte 1] wisten dat de kentekenplaten van diefstal afkomstig waren. Daarbij overweegt de rechtbank dat het bevestigen van een ander kenteken op de Ford K dan het kenteken dat werkelijk bij het voertuig behoort, kennelijk geen ander doel had dan bij het plegen van de inbraken het werkelijke kenteken af te schermen en opsporing van de kentekenhouder van het voertuig te bemoeilijken.

Ten aanzien van de feiten 4 en 5:

Op grond van de bewijsmiddelen opgenomen in de bijlage, de modus operandi die hetzelfde is als bij de feiten 1 en 2, namelijk het gebruik van een Ford Ka, de voorverkenning, het achteruit rijden met een voorwerp uit de auto gestoken en het tijdstip van de inbraak en poging inbraak, met daarbij de combinatie van een mannelijke (met Nike schoenen met witte rand) en vrouwelijke dader, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de poging tot inbraak en de inbraak tezamen en in vereniging met [medeverdachte 1] heeft gepleegd.

Ten aanzien van de feit 6:Op grond van de bewijsmiddelen opgenomen in de bijlage, meer in het bijzonder het signalement van de vrouwelijke dader dat sterk overeenkomt met dat van verdachte, het door haar dragen van een poncho komt overeen met het dragen van een cape door de vrouwelijke verdachte zoals is vastgesteld bij feit 7 en de modus operandi die hetzelfde is als bij onder meer de feiten 1 en 2, namelijk het achteruit rijden met een voorwerp uit de auto gestoken, het tijdstip van de inbraak met daarbij de combinatie van een mannelijke en vrouwelijke dader acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de inbraak tezamen en in vereniging met [medeverdachte 1] heeft gepleegd.

Ten aanzien van de feit 7:

Op grond van de bewijsmiddelen opgenomen in de bijlage, het aantreffen van een telefoonhoesje met daarop de bedrijfsnaam van aangever in de fouillering van [medeverdachte 1] , de betrokkenheid van een mannelijke en vrouwelijke dader, die een cape draagt, wat overeenkomt met het dragen van een poncho door de vrouwelijke verdachte van feit 6, de betrokkenheid van een Citroën C2 met een valse [kenteken 4] die twee dagen later bij [medeverdachte 1] is aangetroffen, de betrokkenheid van verdachte bij diezelfde Citroën en de modus operandi die hetzelfde is als bij onder meer de feiten 1 en 2 en dan met name de voorverkenning, het tijdstip van de inbraak en het betreden van het pand via de voorzijde, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de inbraak tezamen en in vereniging met [medeverdachte 1] heeft gepleegd.

De bewezenverklaring.

Op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de hierboven uitgewerkte bewijsmiddelen, in onderling (tijds)verband en samenhang bezien, komt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte
1.
op 2 september 2018 te Eindhoven, tezamen en in vereniging met een ander, een kassalade met een hoeveelheid geld (ongeveer 150 euro), die geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en haar mededader toebehoorde, te weten aan " [slachtoffer 1] ", heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en haar mededader zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben verschaft door middel van braak;
2.
op 5 september 2018 te Reusel, gemeente Reusel-de Mierden, tezamen en in vereniging met een ander, een kassalade met een hoeveelheid geld (ongeveer 500 euro) en telefoons en tablets en een laptop, die geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte
en haar mededader toebehoorden, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en haar mededader zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben verschaft door middel van braak;
3. (subsidiair)
in de periode van 4 september 2018 tot en met 15 september 2018 in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander, twee kentekenplaten ( [kenteken 1] ) heeft voorhanden gehad, terwijl zij en haar mededader ten tijde van het voorhanden krijgen van deze goederen wisten dat het door misdrijf verkregen goederen betrof;
4.
op 8 september 2018 te Best, tezamen en in vereniging met een ander, ter uitvoering van het door verdachte en haar mededader voorgenomen misdrijf om een hoeveelheid geld en/of goederen van hun gading, die/dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en zijn mededader toebehoorde(n), te weten aan " [slachtoffer 5] ", weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en zich de toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen door middel van braak, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
5.
op 8 september 2018 te Best, tezamen en in vereniging met een ander, een kassa en kassalade en een geldbedrag van (ongeveer) 225 euro, die geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en haar mededader toebehoorden, te weten aan " [slachtoffer 6] ", heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en haar mededader zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben verschaft door middel van braak;
6.
op 26 september 2018 te Eindhoven tezamen en in vereniging met een ander, kassalades en een hoeveelheid geld (ongeveer 1100 euro), die geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en haar mededader toebehoorden, te weten aan [slachtoffer 7] en/of " [slachtoffer 8] ", heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en haar mededader zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak;
7.
op 9 oktober 2018 te Eindhoven, tezamen en in vereniging met een ander, een GSM (merk Iphone), dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en haar mededader toebehoorde, te weten aan " [slachtoffer 9] ", heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en haar mededader zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben verschaft door middel van braak.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.

De strafbaarheid van het feit.

Het bewezen verklaarde levert op de in de uitspraak vermelde strafbare feiten.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

De strafbaarheid van verdachte.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.

Oplegging van straf en/of maatregel.

De eis van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft gevorderd de oplegging van:
  • een gevangenisstraf voor de duur van 730 dagen, waarvan 710 dagen voorwaardelijk, met aftrek van voorarrest, met een proeftijd van twee jaren en met de bijzondere voorwaarden zoals vermeld in het reclasseringsrapport van 7 februari 2019 (met uitzondering van het contactverbod met betrekking tot [medeverdachte 1] );
  • een taakstraf van 240 uren subsidiair 120 dagen hechtenis.
De officier van justitie heeft in haar eis meegewogen dat de voorlopige hechtenis van verdachte door de rechtbank eerder onder voorwaarden is geschorst en dat verdachte tijdens die schorsing, zij het met vallen en opstaan, heeft laten zien na jarenlange ellende haar leven een andere wending te willen geven.
De officier van justitie acht het, ondanks de ernst van de gepleegde misdrijven die een onvoorwaardelijke gevangenisstraf rechtvaardigen, niet alleen niet in het belang van verdachte maar ook niet in het belang van de maatschappij om tegen verdachte thans een forse gevangenisstraf te eisen, omdat dan veel van hetgeen zij in korte tijd heeft opgebouwd zal worden tenietgedaan met het risico op hernieuwd crimineel gedrag als gevolg.
Een kopie van de vordering van de officier van justitie is aan dit vonnis gehecht.
Het standpunt van de verdediging.
De verdediging is het eens met de gevorderde strafsoorten en verzoekt de rechtbank deze dan ook op te leggen, zij het in duur enigszins gematigd.
Het oordeel van de rechtbank.
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd, heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Bij de beoordeling van de ernst van de door verdachte gepleegde strafbare feiten betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich in iets meer dan een maand tijd schuldig gemaakt aan een vijftal inbraken in bedrijfsruimtes en een poging daartoe en aan opzetheling van gestolen kentekenplaten.
Opzetheling is een ernstig strafbaar feit omdat heling diefstal bevordert. Het rijden met gestolen kentekenplaten kan bovendien dienstig zijn voor het plegen van misdrijven en verdachte heeft hiervan ook gebruik gemaakt. Verdachte reed namelijk soms in auto’s met gestolen kentekenplaten daarop en een keer ook in een gestolen auto op het moment dat zij een van de inbraken pleegde.
De inbraken werden telkens op nagenoeg dezelfde wijze gepleegd en van de wijze waarop verdachte en haar medeverdachte opereerden gaat een duidelijke organisatie en planning uit. Met een kennelijk voor verdachte en haar medeverdachte beproefde methode wordt in korte tijd een reeks inbraken gepleegd. Bovendien was de handelwijze uiterst brutaal door niet alleen ’s nachts, maar ook in de vroege ochtend ruiten te vernielen en met grof geweld deuren te forceren terwijl er soms omstanders waren. Dergelijk handelen veroorzaakt veel onrust in de samenleving.
Weliswaar was de buit telkens betrekkelijk gering, maar daar tegenover staat dat door de braak wel veel schade en overlast aan de slachtoffers is toegebracht. Verdachte heeft zich van dit alles niets aangetrokken. Zij heeft zich enkel laten leiden door financiële motieven en haar zucht naar drugs.
De rechtbank weegt in het nadeel van verdachte mee dat zij in het geheel geen verantwoordelijkheid heeft genomen voor de door haar gepleegde feiten.
Uit het reclasseringsadvies van 7 februari 2019 blijkt dat verdachte op veel leefgebieden instabiliteit ervaart. Er is sprake van een drugsverslaving en psychische problematiek (trauma). Verdachte lijkt gemotiveerd te zijn voor gedragsverandering, maar ze heeft niet de vaardigheden om haar problemen zelfstandig op te lossen. Ze staat open voor ondersteuning en begeleiding van buitenaf en heeft op dit moment behandeling bij de GGzE in de vorm van traumaverwerking. Ze is echter niet altijd even afsprakentrouw. Het risico op recidive wordt ingeschat als gemiddeld.
Bij een veroordeling adviseert de reclassering een deels voorwaardelijke straf met de onderstaande bijzondere voorwaarden:
- meldplicht bij reclassering Novadic-Kentron
- ambulante behandeling bij de GGzE of soortgelijke zorgverlener
- intake en eventueel daaruit voortvloeiende behandeling bij Novadic-Kentron verslavingszorg of een soortgelijke zorgverlener, met de mogelijkheid tot een kortdurende klinische opname van maximaal 7 weken
- meewerken aan het zoeken en behouden van een zinvolle dagbesteding
- meewerken aan middelencontrole
- contactverbod met [medeverdachte 1] .
Bij haar beslissing over de strafsoort en de hoogte van de straf heeft de rechtbank aansluiting gezocht bij de binnen de rechtspraak ontwikkelde oriëntatiepunten. De oriëntatiepunten dienen als vertrekpunt bij het bepalen van de straf. Hoewel (een groot deel van) de door verdachte gepleegde feiten in het normale spraakgebruik als ramkraken (of een poging daartoe) kunnen worden omschreven, neemt de rechtbank het oriëntatiepunt voor een ramkraak niet als uitgangspunt bij de oplegging van de straf aan verdachte. Er werd weliswaar met een auto tegen de gevel van de desbetreffende panden aangereden, maar gelet op de wijze waarop de feiten zijn uitgevoerd, de aard van de objecten waar werd ingebroken als winkels, een café en een dierenartspraktijk en de (bijgevolg) relatief geringere buit beschouwt de rechtbank deze feiten als een andere categorie ramkraak dan de ramkraak zoals opgenomen in de oriëntatiepunten. Daarbij heeft de rechtbank veeleer voor ogen objecten - bijvoorbeeld juweliers - die vanwege (constructieve) beveiligingsmaatregelen enkel nog met grof geweld – de ramkraak - voor de daders toegankelijk kunnen worden gemaakt. De rechtbank zoekt voor de door verdachte gepleegde feiten aansluiting bij het oriëntatiepunt voor een bedrijfsinbraak, maar waardeert de door verdachte gepleegde feiten als ernstiger, gelet op de aanzienlijke schade, de wijze van uitvoering en de georganiseerde manier van handelen. De rechtbank neemt daarom een gevangenisstraf van 10 weken per bedrijfsinbraak tot uitgangspunt.
De rechtbank is, alles afwegende en gelet op het voorgaande, anders dan de officier van justitie en de verdediging, van oordeel dat in verband met een juiste normhandhaving gelet op de aard en de ernst van de feiten en ook de veelheid aan feiten niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of geringere straf dan een gevangenisstraf voor de duur van 14 maanden. De rechtbank zal deze gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden voorwaardelijk opleggen, om verdachte ervan te weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen. Aan deze voorwaardelijke straf zullen de hierboven door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden worden gekoppeld, met uitzondering van het contactverbod met [medeverdachte 1] .

De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 8]

Het standpunt van de officier van justitie.
Volgens de officier van justitie dient de vordering van de benadeelde partij te worden afgewezen, nu de opgevoerde schade geen verband heeft met het bewezen verklaarde feit.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsman heeft gepleit voor afwijzing van de vordering.
Beoordeling.De rechtbank zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in de vordering, aangezien geen sprake is van rechtstreeks door het bewezen verklaarde feit toegebrachte schade.
De rechtbank zal de kosten van partijen compenseren aldus dat elke partij haar eigen kosten draagt.

Beslag.

De rechtbank zal de teruggave gelasten van de in het dictum nader te noemen in beslag genomen voorwerpen aan beslagene, nu naar het oordeel van de rechtbank het belang van strafvordering zich niet meer verzet tegen de teruggave van de in beslag genomen goederen.

Toepasselijke wetsartikelen.

De beslissing is gegrond op de artikelen:
Wetboek van Strafrecht art. 10, 14a, 14b, 14c, 14d, 27, 45, 47, 57, 63, 310, 311, 416.

DE UITSPRAAK

De rechtbank:
acht het ten laste gelegde feit onder 3 primair niet wettig en overtuigend bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven;
verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt haar daarvan vrij;
het bewezen verklaarde levert op de misdrijven:
T.a.v. feit 1: diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak; T.a.v. feit 2: diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak; T.a.v. feit 3 subsidiair: medeplegen van opzetheling; T.a.v. feit 4: poging tot diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak; T.a.v. feit 5: diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak; T.a.v. feit 6: diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak; T.a.v. feit 7: diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak; verklaart verdachte hiervoor strafbaar;

legt op de volgende straf:

(t.a.v. feiten 1, 2, 3 subsidiair, 4, 5, 6 en 7:)
een
gevangenisstrafvoor de duur van
14 maanden,met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.
Stelt als algemene voorwaarden dat de veroordeelde:
- zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit en
- ten behoeve van het vaststellen van haar identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt en
- medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
Stelt als bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
- zich meldt bij de reclassering Novadic-Kentron, Dr. Poletlaan 74 te Eindhoven (040-2171200). Betrokkene blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt om het reclasseringstoezicht uit te voeren;
- zich gedurende de proeftijd gedraagt naar de voorschriften en aanwijzingen die worden gegeven door de reclassering;
- meewerkt aan een intake en eventueel daaruit voortvloeiende ambulante behandeling bij Novadic Kentron verslavingszorg of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Betrokkene houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor innemen van medicijnen kan onderdeel zijn van de behandeling.
Bij een terugval in middelengebruik of overmatig middelengebruik ontstaat een grote kans op risicovolle situaties. Dan kan de reclassering een indicatiestelling aanvragen voor een kortdurende klinische opname voor detoxificatie en stabilisatie. Als de voor indicatie verantwoordelijke instantie een kortdurende klinische opname indiceert, laat betrokkene zich opnemen in een zorginstelling, te bepalen door de justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing. De kortdurende klinische opname duurt maximaal zeven weken of zoveel korter als de reclassering nodig vindt;
- meewerkt aan een ambulante behandeling bij de GGzE of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Betrokkene houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Het innemen van medicijnen kan onderdeel zijn van de behandeling;
- meewerkt aan controle van het gebruik van drugs (heroïne) om het middelengebruik te beheersen. De reclassering kan urineonderzoek gebruiken voor de controle. De reclassering bepaalt hoe vaak betrokkene wordt gecontroleerd;
- meewerkt aan het zoeken en behouden van een zinvolle dagbesteding, waarbij de Reclassering Nederland, Regio Zuid, Eekbrouwersweg 6, 5233 VG te 's-Hertogenbosch, opdracht wordt gegeven toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
verklaart de benadeelde partij[slachtoffer 8]
niet-ontvankelijkin de vordering en compenseert de kosten van partijen aldus, dat elke partij de eigen kosten draagt;

gelast de teruggave van de in beslag genomen goederen aan beslagene, te weten:

een Samsung telefoon, een zwarte vuilniszak met diverse spullen en een gele Jumbo tas met diverse spullen.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. R.J. Bokhorst, voorzitter,
mr. C.J. Sangers-de Jong en mr. A.A. Jhoeri, leden,
in tegenwoordigheid van mr. H.J.G. van der Sluijs, griffier,
en is uitgesproken op 14 mei 2019.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt – tenzij anders vermeld – bedoeld een proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren opgenomen in het einddossier van de politie Oost-Brabant, basisteam De Kempen, genummerd PL2100-2018178145, aantal pagina’s: 660. Waar wordt verwezen naar bijlagen betreffen dit de bijlagen opgenomen in genoemd einddossier.