ECLI:NL:RBOBR:2019:2640

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
24 april 2019
Publicatiedatum
7 mei 2019
Zaaknummer
C-01-332253 - HA ZA 18-208
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis in een civiele procedure over de verdeling van goederen na beëindiging van een affectieve relatie, met vorderingen in conventie en reconventie

In deze civiele procedure, die plaatsvond bij de Rechtbank Oost-Brabant, is een vonnis gewezen op 24 april 2019 in de zaak tussen een man en een vrouw, die een affectieve relatie hadden van augustus 2008 tot juni 2017. De man vorderde in conventie de afgifte van goederen die hij als zijn eigendom beschouwde, ter waarde van ongeveer € 40.000,00. De vrouw voerde verweer en stelde dat sommige goederen haar eigendom waren of dat zij deze had afgegeven aan derden. De rechtbank heeft de vorderingen van de man beoordeeld en vastgesteld dat de man niet voldoende bewijs had geleverd voor zijn eigendom van bepaalde goederen, zoals een iPad en een externe harde schijf. De rechtbank heeft de vordering tot afgifte van deze goederen afgewezen.

In reconventie vorderde de vrouw schadevergoeding van de man wegens onrechtmatige handelingen, waaronder afpersing en smaadschrift. De vrouw stelde dat de man zich schuldig had gemaakt aan afpersing en dat hij haar schade had berokkend door onterecht geld van haar zakelijke rekening te gebruiken. De rechtbank heeft de vrouw in de gelegenheid gesteld om bewijs te leveren van haar vorderingen in reconventie, en heeft de beslissing over de vorderingen aangehouden tot er meer duidelijkheid was over de strafzaak van de man, die nog in hoger beroep was.

De rechtbank heeft de zaak naar de rol verwezen voor verdere bewijslevering en heeft partijen in de gelegenheid gesteld om schriftelijk op elkaars akten te reageren. De beslissing over de vorderingen in conventie en reconventie is aangehouden.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Civiel Recht
Zittingsplaats 's-Hertogenbosch
zaaknummer / rolnummer: C/01/332253 / HA ZA 18-208
Vonnis van 24 april 2019
in de zaak van
[eiser],
wonende te [woonplaats 1] ,
eiser in conventie,
verweerder in reconventie,
advocaat mr. W. Kolmans te Eindhoven,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats 1] ,
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
advocaat mr. R.G. van Moll te Eindhoven.
Partijen zullen hierna de man en de vrouw genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 16 mei 2018
  • het proces-verbaal van comparitie van 27 september 2018 en de daarin genoemde stukken.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Partijen hebben vanaf augustus 2008 een affectieve relatie gehad. De relatie is op 12 juni 2017 geëindigd.
2.2.
Partijen hebben samengewoond in de woning van de vrouw op het adres [adres] (hierna: de woning).
2.3.
Bij vonnis van deze rechtbank van 19 december 2017 is de man veroordeeld voor onder andere mishandeling, bedreiging en afpersing van de vrouw, het handelen in strijd met de Wet wapens en munitie en smaadschrift tot een gevangenisstraf voor de duur van drie jaar, waarvan één jaar voorwaardelijk. Tevens zijn als bijzondere voorwaarden een contactverbod met de vrouw bepaald en een straatverbod, in het kader waarvan het de man is verboden om zich binnen een straal van 100 meter van de woning van de vrouw te bevinden. Zowel het contactverbod als het straatverbod gelden voor de duur van vijf jaar.
2.4.
Tegen het vonnis van de rechtbank heeft de man hoger beroep ingesteld.
Het hoger beroep is nog aanhangig.

3.Het geschil

in conventie

3.1.
De man vordert bij vonnis, uitvoerbaar uit voorraad samengevat - veroordeling van de vrouw:
1.
primair: tot afgifte aan de man van alle goederen vermeld in productie 1 bij dagvaarding, binnen vijf dagen na betekening van het vonnis,
subsidiair: tot betaling aan de man van een bedrag van € 40.000,00,
2. om geen gebruik meer te maken van e-mailadressen, de Rabobank-betaalrekening op naam van de man en de Apple-ID op naam van de man en tevens om de vrouw te veroordelen aan de man de juiste wachtwoorden te verschaffen,
dit alles op straffe van verbeurte van een dwangsom.
3.2.
De vrouw voert verweer. De vrouw stelt dat, in het geval de rechtbank oordeelt dat een of meerdere goederen waarvan de man afgifte vordert aan hem toebehoren, geconcludeerd dient te worden dat de vrouw bevoegd is tot opschorting van de afgifteplicht tot het moment dat zij volledig schadeloos is gesteld.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
in reconventie
3.4.
De vrouw vordert bij vonnis, uitvoerbaar uit voorraad samengevat - veroordeling van de man om aan haar tegen behoorlijk bewijs van kwijting te voldoen:
de som van € 68.843,77 vanwege door de man toegebrachte schade,
de wettelijke rente ex artikel 6:119 BW over het onder 1. gevorderde gerekend vanaf 12 juni 2017 (datum aangifte), althans 2 mei 2018 (datum indiening eis in reconventie), tot aan de dag van voldoening,
de kosten van het geding, te vermeerderen met wettelijke rente vanaf de 14de dag na betekening van het vonnis,
de nakosten.
3.5.
De man voert verweer.
3.6.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

in conventie
Afgifte goederen
4.1.
De man vordert in conventie dat de vrouw de goederen vermeld op de door hem overgelegde lijst (prod 1 dagv) aan hem afgeeft. De man stelt dat deze goederen zijn persoonlijke eigendommen zijn. Het gaat om kwaliteitsgoederen van aanzienlijke waarde (in totaal naar schatting € 40.000,00), zoals dure kledingstukken, en zaken die amper gebruikt zijn, zoals de horloges en de digitale camera. Een aantal van deze goederen waren al in het bezit van de man voordat hij een relatie kreeg met de vrouw. Van andere goederen is de man eigenaar geworden tijdens de relatie. De man heeft deze goederen gekocht en geleverd gekregen, zodat deze in zijn vermogen vallen.
4.2.
De vrouw betwist ten aanzien van een deel van de goederen dat deze in haar bezit zijn. Deze goederen zijn opgesomd in de lijst die door de vrouw is overgelegd (prod 2 cva). Een deel van deze goederen heeft de vrouw nimmer in haar bezit gehad. Een aantal goederen heeft de vrouw wel in haar bezit gehad, maar deze goederen heeft zij (op verzoek althans namens de man) aan de zoon en/of de moeder van de man afgegeven. Dit betreft een aantal kledingstukken en schoenen. Ten aanzien van de overige door de man opgesomde goederen erkent de vrouw dat deze in haar bezit zijn. Zij betwist echter dat deze goederen, met uitzondering van de foto-albums en de golfset, voor de aanvang van de relatie in het bezit waren van de man. Verder betwist de vrouw dat de goederen door de man met eigen middelen zijn gefinancierd. De vrouw verwijst in dat verband naar een aantal aankoopbewijzen (prod 3 cva), waaruit blijkt dat de aankoopprijs voldaan is van een rekening op naam van de vrouw.
4.3.
De rechtbank overweegt als volgt.
4.4.
De goederen waarvan de man in de dagvaarding afgifte vordert, kunnen worden verdeeld in de volgende vier groepen:
1) goederen die aan de vrouw kunnen worden toegedeeld
2) goederen waarvan de vrouw stelt dat zij deze reeds heeft afgegeven
3) goederen waarvan de vrouw stelt dat zij deze niet/niet meer in haar bezit heeft
4) goederen waarvan de vrouw erkent dat zij deze in haar bezit heeft.
ad 1)
aan de vrouw toe te delen goederen
4.5.
Tijdens de comparitie heeft de man ten aanzien van een aantal goederen verklaard dat deze tijdens de samenwoning gezamenlijk zijn gekocht en dat deze aan de vrouw kunnen worden toegedeeld. Het gaat daarbij om:
- sony 80 inch tv 4 k kleur zwart (waarde gesteld op € 6.500,00);
- sony playstation en spellen (waarde gesteld op € 300,00);
- 4 x luxe broodplanken (waarde gesteld op € 400,00);
- kook luxe messenblok en messen (waarde gesteld op € 150,00);
- gereedschapkist gevuld DeWalt (waarde gesteld op € 1.250,00);
- accu boormachine DeWalt en accu’s (waarde gesteld op € 500,00).
4.6.
Ten aanzien van de Ipad mini (waarde gesteld op € 500,00) heeft de vrouw in haar conclusie van antwoord gesteld dat deze op naam van haar onderneming “Samen sterk in werk” is aangeschaft. Als onderbouwing van deze stelling heeft de vrouw de factuur in het geding gebracht (prod 6c). Ook de externe harde schijf is volgens de vrouw geen eigendom van de man. Tijdens de comparitie heeft de man gesteld dat hij, gezien de tenaamstelling van de factuur, geen bewijs kan leveren van zijn stelling dat de Ipad aan hem is geleverd. Ditzelfde geldt voor de externe harde schijf (waarde gesteld op € 150,00).
4.7.
De rechtbank stelt vast dat de vrouw de stelling van de man dat hij eigenaar is van de Ipad mini en de externe harde schijf gemotiveerd heeft betwist. De bewijslast van deze stelling rust op de man. Nu de man geen bewijs kan leveren van deze stelling, is niet komen vast te staan dat de Ipad mini en de externe harde schijf zijn eigendom zijn. De vordering tot afgifte van de Ipad mini en de externe harde schijf wordt dan ook afgewezen.
ad 2)
reeds afgegeven goederen
4.8.
In haar conclusie van antwoord verwijst de vrouw naar de door haar overgelegde lijst (prod 2 cva). Op deze lijst staan een aantal goederen, waarvan de vrouw stelt dat zij deze aan de zoon en/of de moeder van de man heeft afgegeven.
Het gaat om de volgende goederen:
- schoenen, Nike Air Force wit (waarde gesteld op € 89,00), afgegeven aan de zoon;
- schoenen, Nike Air Force zwart (waarde gesteld op € 89,00), op 4 oktober 2017 afgegeven aan de moeder;
- herenschoenen, leder zwart maart 41/42 (waarde gesteld op € 300,00), afgegeven aan de zoon;
- sportkleding Champion, trainingspak grijs, afgegeven aan de zoon;
- Stetson hoed riet, in het bezit van de zoon.
4.9.
De rechtbank overweegt dat namens de man, voorafgaand aan de comparitie op 24 september 2018, een schriftelijke reactie is ontvangen op de lijst van de vrouw.
De rechtbank stelt vast dat de man daarin uitsluitend reageert op de goederen waarvan de vrouw stelt dat zij deze niet/niet meer in haar bezit heeft, terwijl de reeds afgegeven goederen op pagina twee van dezelfde lijst staan. Ook tijdens de comparitie heeft de man de stellingen van de vrouw niet, althans niet gemotiveerd betwist. De rechtbank gaat er daarom van uit dat de vrouw de hiervoor genoemde goederen aan de moeder dan wel de zoon van de man heeft afgegeven. De vordering van de man tot afgifte van deze goederen wordt om die reden afgewezen.
ad 3)
goederen die de vrouw niet/niet meer in haar bezit heeft
4.10.
De rechtbank verwijst opnieuw naar de brief die op 25 september 2018 van de advocaat van de man is ontvangen. Deze brief bevat als bijlagen vier producties, waaronder een door de man gemaakt schema (prod 2), een brief van de man (prod 3), onderdelen uit het strafdossier (prod 4) en een goederenlijst met verwijzing naar de foto’s uit het strafdossier. Tijdens de comparitie van partijen heeft de man verklaard dat hij geprobeerd heeft om gegevens met betrekking tot de goederen, waarvan de vrouw stelt dat zij deze niet/niet meer in haar bezit heeft, uit het strafdossier te halen. De man wijst er onder meer op dat de vrouw heeft verklaard:
-
“ [eiser] had zelf zijn kleding vanuit [woonplaats 2] meegenomen. [eiser] had heel veel kleding.”(pagina 000071)
- “Ik heb alles in opslag liggen en ben samen met mijn zoon (…) als bewaarder hiervan aangesteld. De foto-albums heb ik nog allemaal. Met deze spullen is verder niets gebeurd.”pagina 000687).
Verder blijkt uit het strafdossier dat de zoon van de vrouw heeft verklaard:
-
“Mijn broer en ik hebben alle kleding van hem (toevoeging rechtbank: bedoeld is de man)
gefotografeerd en wij willen die kleren gaan verkopen. Ik denk dat wij hiervoor ongeveer 25.000 euro kunnen krijgen.”(pagina 000271)
De man heeft een aantal goederen op de door de vrouw overgelegde lijst van letters voorzien (prod 5) en ook zwart-wit kopieën van foto’s uit het strafdossier overgelegd, waarop volgens de man de aangegeven goederen staan vermeld. De foto’s zijn gemaakt door de politie. De man wil met de verklaringen, de lijst en de foto’s aantonen dat zijn kleding in de woning van de vrouw lag.
4.11.
De rechtbank heeft tijdens de comparitie vastgesteld dat de kwaliteit van de overgelegde kopieën van de foto’s zodanig slecht is, dat daaruit niet de juistheid van de stellingen van de man kan worden afgeleid. Ook de foto’s die de advocaat van de man tijdens de comparitie aan de advocaat van de vrouw heeft laten zien, hebben dat inzicht niet kunnen geven.
4.12.
De man draagt, als degene die zich op de rechtsgevolgen daarvan beroept, de bewijslast van zijn stelling dat de vrouw de genoemde goederen in haar bezit heeft, althans in haar bezit heeft gehad. Zoals tijdens de comparitie al is aangekondigd, zal de man de gelegenheid worden geboden foto’s in kleur te overleggen van de goederen waarvan hij afgifte vordert, met daarbij een uitleg zodat een verband kan worden gelegd met de overgelegde lijsten. De vrouw wordt in de gelegenheid gesteld daarop te reageren.
De zaak wordt naar de rol verwezen in afwachting van de foto’s en de daarbij behorende uitleg van de man.
4.13.
Deze bewijsopdracht geldt niet ten aanzien van de poolbiljart spullen (keu’s en wedstrijdballen) omdat de vrouw daarover heeft opgemerkt (cva, onder 67.) dat zij deze samen met het poolbiljart heeft verkocht voor een bedrag van € 1.500,00. De vrouw betwist de stelling van de man dat deze goederen aan hem toebehoorden. De man draagt, als degene die zich op de rechtsgevolgen van deze stelling beroept, de bewijslast van deze stelling. Hij moet derhalve bewijzen dat hij eigenaar was van de poolbiljart spullen.
4.14.
Ten slotte merkt de rechtbank op dat, voor het geval uiteindelijk dient te worden geoordeeld dat de vrouw goederen van de man in haar bezit heeft gehad maar dat zij deze goederen niet meer af kan geven omdat zij deze niet meer onder zich heeft, de man aanspraak kan maken op vervangende schadevergoeding. In dat geval gaat het echter niet om vergoeding van de aanschafwaarde, maar van de dagwaarde, dat wil zeggen de waarde van de gedragen kleding in het economisch verkeer. De lijst van de man (prod 1 dagv) vermeldt weliswaar bedragen, maar het is niet duidelijk of dit de aanschafwaarde betreft of de hiervoor bedoelde dagwaarde. Indien nodig zal de man in een vervolgvonnis in de gelegenheid worden gesteld zich daarover nader uit te laten.
De vrouw heeft, weliswaar in een ander verband, voorgesteld dat de rechtbank een deskundige kan benoemen om de huidige waarde van de goederen vast te stellen (cva, onder 44). Dit is uiteraard lastig als de goederen waar het om gaat niet meer aanwezig zijn, tenzij de deskundige de waarde kan bepalen aan de hand van (duidelijke) foto’s en de afschrijvingen die sindsdien hebben plaatsgevonden.
Subsidiair heeft de vrouw voorgesteld om het afschrijvingspercentage vast te stellen op het gemiddelde van de door Reaal, Allianz en Aegon gebruikte afschrijvingslijsten (prod 9 cva), waarbij tevens als uitgangspunt dient te worden genomen dat de goederen (gemiddeld) vier jaar oud zijn omdat deze door de man in de periode van 2010-2017 zijn aangeschaft.
De rechtbank zal de man, wederom indien nodig, in een vervolgvonnis in de gelegenheid stellen zich hierover nader uit te laten.
ad 4)
goederen in het bezit van de vrouw
4.15.
Ten aanzien van de fotoalbums en de golfset heeft de vrouw erkend dat de man deze al voor de relatie had en dat zij deze zich onder zich heeft. De rechtbank gaat ervan uit dat de man eigenaar is van deze goederen. De vrouw is in beginsel verplicht om deze goederen aan de man af te geven. Zij heeft zich echter beroepen op een opschortingsrecht. Het opschortingsrecht komt hierna aan de orde (vanaf r.o. 4.19).
4.16.
De vrouw voert primair als verweer dat de (overige) goederen die in haar bezit zijn haar eigendom zijn, omdat deze tijdens de samenwoning met haar geld zijn betaald. Een deel van deze goederen heeft de vrouw in haar bezit, in die zin dat deze door de vrouw zijn opgeslagen. Daarbij gaat het voornamelijk om waardevolle spullen. De vrouw heeft een deel van de kleding van de man niet bewaard, zoals sokken en t-shirts.
4.17.
Tussen partijen is in geschil wie eigenaar is van de goederen. Op grond van de artikelen 3:84 jo 3:90 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) geschiedt overdracht van roerende zaken door middel van levering krachtens een geldige titel door een beschikkingsbevoegde. De levering dient te geschieden door middel van bezitsverschaffing. Het is daarom van belang aan wie van partijen de goederen, die destijds via winkels zijn verkregen, zijn geleverd. Een groot deel van de goederen betreft herenkleding en -schoenen. De vrouw heeft tijdens de comparitie erkend dat deze goederen aan de man geleverd zijn, in ieder geval de horloges, de motor- en de winterjassen. De rechtbank gaat er gezien de verklaringen tijdens de comparitie vanuit dat ook de overige kleding en schoenen, waaronder ook de valkeniersspullen, aan de man geleverd zijn. Dit betekent dat de man daarvan eigenaar is geworden, dat hij bevoegd is deze goederen op grond van artikel 5:2 BW op te eisen van de vrouw en dat de vrouw in beginsel verplicht is deze goederen af te geven. Zoals gezegd komt het door de vrouw gedane beroep op het opschortingsrecht hierna aan de orde.
4.18.
De rechtbank overweegt dat er op de lijst van de man ten slotte nog twee zaken staan waarvan niet zonder meer voor de hand ligt dat deze aan de man geleverd zijn en dat de man daar dus de eigendom van heeft verkregen. Daarbij gaat het om de Leica C1 digitale camera compact, de van Mooff fiets met (zadel)tassen en de eerder genoemde poolspullen (keu’s en ballen). Gezien het primaire verweer van de vrouw is de rechtbank van oordeel dat de man ten aanzien van deze goederen moet aantonen dat hij eigenaar is van deze goederen. De rechtbank zal de man daartoe in de gelegenheid stellen.
4.19.
Subsidiair doet de vrouw een beroep op een opschortingsrecht. Ervan uitgaande dat het grootste deel van de goederen eigendom is van de man, zodat de vrouw deze in beginsel aan hem dient af te geven, dient het beroep op het opschortingsrecht nu te worden beoordeeld.
4.20.
Voor een geslaagd beroep op een opschortingsrecht is op grond van artikel 6:52 BW vereist dat de vrouw een opeisbare vordering heeft op de man en dat tussen die vordering en de verbintenis strekkende tot afgifte van de goederen een voldoende samenhang bestaat om de opschorting te rechtvaardigen.
4.21.
De vrouw verwijst voor haar opschortingsrecht naar de vordering in reconventie. Ter onderbouwing van deze vordering, die hieronder nader zal worden uitgewerkt, stelt de vrouw dat zij door het onrechtmatig handelen van de man schade heeft geleden en op grond daarvan een vordering van ten minste € 68.840,00 op de man heeft. Een deel van deze handelingen bestaan er uit dat de man zich geld van de vrouw heeft toegeëigend, dat vervolgens gebruikt is voor de aanschaf van verschillende luxe goederen. Daarnaast heeft de vrouw schade geleden in verband met de afpersing en bedreiging door de man, en ook als gevolg van het smaadschrift van de man.
4.22.
De rechtbank kan pas na de beoordeling van de vorderingen van de vrouw in reconventie beoordelen of de vrouw zich in conventie terecht op opschorting heeft beroepen. De rechtbank houdt daarom de beslissing over het opschortingsrecht van de vrouw aan tot duidelijkheid bestaat over de vorderingen in reconventie.
Gebruik e-mailadressen, Rabobank-betaalrekening en Apple-ID
4.23.
De man stelt dat hem is gebleken dat de vrouw gebruik maakt van zijn e-mailadressen, zijn Rabobank-betaalrekening en zijn Apple-ID. De vrouw dient dit gebruik te stoppen.
4.24.
Tijdens de comparitie van partijen heeft de man verklaard dat de vordering niet langer betrekking heeft op de Rabobank-rekening. De rechtbank gaat er daarom van uit dat de man dit deel van de vordering heeft ingetrokken zodat daarover geen beslissing meer hoeft te worden genomen.
4.25.
Tijdens de comparitie heeft de man zijn vordering met betrekking tot de e-mail adressen en de Apple-ID nader onderbouwd. De man stelt dat de vrouw daarvan in juni 2017 de wachtwoorden heeft gewijzigd, zodat de man niet langer toegang heeft. De man wil toegang omdat er voor hem ontlastende zaken op staan, zoals contacten en documenten, die van belang zijn voor zijn strafzaak.
4.26.
De vrouw erkent dat de e-mail adressen en de Apple-ID van de man zijn. De vrouw betwist dat zij daar nog steeds gebruik van maakt. De vrouw heeft dit in het verleden wel gedaan omdat zij daartoe genoodzaakt was als gevolg van het onrechtmatig handelen door de man. De vrouw wilde verdere schade voorkomen omdat haar e-mailadressen via de Cloud aan de Apple-account van de man gekoppeld zijn. Zo heeft de man vanuit de PI gebruik gemaakt van het e-mail adres van de vrouw. Vanwege de omstandigheden van het geval kan van de vrouw niet worden verlangd dat zij de gevorderde gegevens (ongelimiteerd) verstrekt omdat zij vreest dat de man zich vervolgens toegang kan verschaffen tot haar gegevens, met alle mogelijke gevolgen van dien.
4.27.
De rechtbank overweegt als volgt.
4.28.
De man stelt dat de e-mail adressen en Apple-account aan hem toebehoren. Dit wordt door de vrouw erkend. Dit betekent dat de vrouw, voor zover zij over de (door haar gewijzigde) wachtwoorden beschikt waarmee toegang tot deze e-mail adressen en Apple-account kan worden verkregen, deze aan de man ter beschikking dient te stellen. Dit is slechts anders als sprake is van bijzondere omstandigheden die maken dat dit naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zou zijn.
4.29.
De vrouw brengt als verweer naar voren dat dit in de gegeven omstandigheden van haar niet kan worden verlangd vanwege de tot stand gebrachte koppeling met haar gegevens en mogelijk misbruik daarvan door de man. Het is de vraag of dit verweer van de vrouw een belemmering is om de vordering van de man toe te wijzen. De man ontkent namelijk dat de beide accounts zijn gekoppeld. Als dat zo is, dan is het volgens hem zeker mogelijk om deze weer van elkaar los te koppelen. De rechtbank acht zich niet in staat om de standpunten van partijen op juistheid te beoordelen. De vraag of er inderdaad sprake is van een koppeling en, zo ja, of er ook weer ontkoppeling kan plaatsvinden, is namelijk bij uitstek van technische aard.
4.30.
De vrouw beroept zich op het rechtsgevolg van haar stelling dat er sprake is van een koppeling tussen beide accounts. Het ligt, na de betwisting door de man, op haar weg om dit nader aan te tonen en indien nodig te bewijzen. Zoals tijdens de comparitie is aangekondigd, wordt de vrouw in de gelegenheid gesteld bij akte een nadere onderbouwing, met technische uitleg, in het geding te brengen van haar stelling dat de man na het verschaffen van de wachtwoorden van zijn e-mailadressen en Apple-account opnieuw toegang heeft, dan wel zal hebben, tot haar gegevens en ook dat dit niet kan worden voorkomen. Naar het oordeel van de rechtbank is het uiteraard niet de bedoeling dat de man bij de gegevens van de vrouw kan komen. In het geval dit mogelijk blijkt, zal de vordering van de man in beginsel worden afgewezen. Als uit de nadere onderbouwing blijkt dat de man niet bij de gegevens van de vrouw kan komen, zal de vordering van de man in beginsel worden toegewezen.
in reconventie
4.31.
De vrouw vordert in reconventie vergoeding van de schade die zij heeft geleden als gevolg van onrechtmatige handelingen van de man. De door de vrouw gestelde schade bestaat uit verschillende posten, die in verband worden gebracht met diverse onrechtmatige handelingen van de man. Aan de hand van de stellingen van de vrouw, zoals deze onder meer blijken uit de alinea’s 36 tot en met 57 en 76 tot en met 79 van de eis in reconventie, komt de rechtbank tot het volgende overzicht:
a)
schade vanwege afpersing / afdreiging
4.32.
De vrouw stelt dat de man zich in de periode van 1 februari 2010 tot en met 12 juni 2017 schuldig heeft gemaakt aan afpersing en afdreiging. Zij stelt dat een deel van de omzet van haar onderneming is verzwegen en op bankrekeningen is gestort waarover alleen de man kon beschikken. Wat betreft de hoogte van de door de man toegeëigende gelden heeft de vrouw verwezen naar het concept rapport van de Belastingdienst (prod 4 cva). In dit rapport staat de verzwegen omzet in de jaren 2014 tot en met 2017 beschreven zoals dit blijkt uit het saldo op de zakelijke bankrekeningen van de vrouw, die uitsluitend door de man werden gebruikt. Uit deze rekeningen blijkt een totaal gestorte omzet van € 289.198,00, waarvan € 42.359,00 op de rekening bij Knab-bank en € 246.839,00 op de zakelijke ING-rekening. De vrouw stelt dat de man “een aanzienlijk deel” van deze omzet heeft opgemaakt. Zij heeft ter comparitie aangegeven dat zij zo spoedig mogelijk bij akte een overzicht van de afboekingen van haar zakelijke rekeningen in het geding zal brengen, zodat inzichtelijk wordt gemaakt welke bedragen van welke rekeningen zijn afgeboekt.
De rechtbank is van oordeel dat dit overzicht nodig is om de tegenvordering van de vrouw te kunnen beoordelen. Dit overzicht is tot op heden niet overgelegd. De rechtbank zal daarom, zoals ook al is aangekondigd tijdens de comparitie, de vrouw in de gelegenheid stellen dit overzicht bij akte in het geding te brengen.
gekochte goederen
4.33.
De vrouw stelt onder meer dat de man met deze gelden goederen heeft gekocht waarvan hij in conventie afgifte vordert.
€ 13.200 gestort bedrag ter aflossing van doorlopend krediet zoon
4.34.
De vrouw stelt dat de man op 21 juli 2017 een bedrag (in totaal € 68.000,00) van haar zakelijke rekening heeft overgemaakt naar de rekening van zijn zoon. Voor een deel
(€ 13.200,00) is met dit bedrag het doorlopend krediet van de zoon afgelost. Het restant
(€ 14.800,00) is door de zoon aan de vrouw terugbetaald.
€ 6.000 in verband met verlies na verkoop Ford Mustang
4.35.
De vrouw stelt dat de man voor een bedrag van € 40.000,00 een Ford Mustang heeft gekocht. Deze is uiteindelijk op naam van de vrouw gesteld en op 15 november 2017 door haar verkocht voor € 34.000,00. De schade bedraagt uit het verschil, te weten
€ 6.000,00.
€ 1.055,73 notariskosten in verband met overdracht woning
4.36.
De vrouw stelt dat de man geprobeerd heeft om haar te dwingen haar woning aan zijn zoon te verkopen en om deze zoon een bedrag van € 100.000,00 te schenken. De vrouw wilde daar niet mee instemmen, maar zij durfde uiteindelijk niet anders dan medewerking te verlenen. De notariële overdracht stond gepland op 16 juni 2017. Deze heeft geen doorgang gevonden omdat de vrouw enkele dagen daarvoor aangifte tegen de man heeft gedaan.
De notaris had al werkzaamheden verricht en heeft daarvoor facturen gestuurd (prod 7 cva). Deze kosten zijn volgens de vrouw met haar geld voldaan.
€ 2.381,74 beveiligingskosten
4.37.
De vrouw stelt dat zij schade heeft geleden in verband met de beveiliging van haar appartement. Na de aangifte van de vrouw en de aanhouding van de man heeft de politie contact opgenomen met [A] Dit bedrijf heeft op verzoek van de politie in de periode na aanhouding van de man tot en met oktober 2017 de woning van de vrouw beveiligd met een camerasysteem en bewegingssensoren. Ook had de vrouw een personal position alarm en een speciale armband. Dit was nodig omdat niet bekend was tot welke datum de man in voorlopige hechtenis zou blijven en het risico reëel werd geacht dat de man na invrijheidstelling contact zou zoeken met de vrouw waardoor haar veiligheid in het geding zou komen. De kosten (prod 8 cva) zijn voor rekening van de vrouw gekomen.
€ 2.286,30 kosten DOK
4.38.
De vrouw stelt dat het, in verband met de verduistering van geldbedragen, noodzakelijk is geweest deskundigen in te schakelen, waaronder een adviseur van [naam] te [woonplaats 3] . Deze adviseur verleent bijstand aan de vrouw in verband met de naheffingen van de Belastingdienst. Deze zijn het gevolg van het onrechtmatig handelen van de man. De kosten van de werkzaamheden van de deskundige, voor zover reeds gemaakt, zijn door de vrouw betaald (prod 10 cva).
b)
schade als gevolg van het smaadschrift
4.39.
De vrouw stelt dat de man zich in de periode 1 juli tot en met 28 juli 2017 schuldig heeft gemaakt aan smaadschrift. In die periode heeft de man, terwijl hij gedetineerd was, verschillende brieven (prod 11 cva) verzonden aan gemeenten waarvoor de vrouw werkzaam was/is geweest. In deze brieven wordt aangegeven dat de vrouw niet integer heeft gehandeld, dat zij haar HBO-diploma heeft vervalst, dat zij persoonsgegevens heeft gelekt en dat zij heeft gefraudeerd. De vrouw verwijst ook naar het proces-verbaal van aangifte (prod 12 cva). De man heeft bekend dat hij deze brieven heeft verzonden. De strafrechter heeft de man bij vonnis van 17 december 2017 schuldig bevonden aan het smaadschrift.
Op het moment van het verzenden van de brieven was de vrouw werkzaam voor de gemeenten [woonplaats 4] en [woonplaats 5] . Deze gemeenten hebben de samenwerking met de vrouw op 2 augustus respectievelijk 3 augustus 2017 per direct opgezegd.
4.40.
Voor de gemeente [woonplaats 4] werkte de vrouw in de periode van 1 januari - 31 december 2017 gemiddeld 16 uur per week voor € 85,00 per uur exclusief BTW en reiskosten. Ook voor de gemeente [woonplaats 5] werkte de vrouw gemiddeld 16 uur per week, dit voor € 75,00 per uur (exclusief BTW). Deze laatste overeenkomst zou eindigen op 30 juni 2017, maar afgesproken was dat de vrouw haar werkzaamheden tot 31 december 2017 zou voortzetten. Ook na 1 juli 2017 heeft de vrouw nog werkzaamheden uitgevoerd.
4.41.
Per 12 oktober 2017 heeft de vrouw werkzaamheden uitgevoerd voor de gemeente [woonplaats 5] , te weten 24 uur per week voor € 60,00 per uur inclusief reiskosten via een detacheringsbureau.
4.42.
De vrouw berekent de gederfde inkomsten over de periode 3 augustus – 12 oktober 2017 op in totaal € 31.600,00:
* gemeente [woonplaats 5] (30 dagen, in totaal 240 uur x € 75,00 = € 18.000,00)
* gemeente [woonplaats 5] (160 uur x € 85,00 = € 13.600,00).
4.43.
De gederfde inkomsten over de periode na 12 oktober 2017 bedragen volgens de vrouw in totaal € 12.320,00, waarvan:
- € 7.040,00 omdat de vrouw in die periode 88 uren minder heeft kunnen werken ((352 – 264 uren x € 80,00 (gemiddelde van tarieven [woonplaats 5] en [woonplaats 5] )) en
- € 5.280,00 (264 x € 20,00) omdat de vrouw toen voor een lager tarief heeft gewerkt
(€ 60,00 in plaats van gemiddeld € 80,00 per uur).
4.44.
De rechtbank stelt vast dat namens de man tijdens de comparitie mondeling is geconcludeerd. Daarbij is primair verzocht de behandeling van deze vordering aan te houden omdat er een verband is met de strafzaak en de man van het vonnis in de strafzaak in hoger beroep is gegaan. Het gerechtshof zal getuigen horen. Het is daarom mogelijk dat de man (op onderdelen) vrij zal worden gesproken, zoals bijvoorbeeld het smaadschrift en de gang naar de notaris. Als er wordt gewacht totdat het gerechtshof arrest heeft gewezen, is volgens de man volstrekt helder wat er tussen partijen is gebeurd en wat de invloed daarvan is voor de beoordeling van deze civiele vorderingen.
4.45.
De advocaat van de vrouw heeft erkend dat er sprake is van verwevenheid. De rechtbank heeft de man in de strafzaak veroordeeld, zodat nu al kan worden vastgesteld dat de man civielrechtelijk gezien onrechtmatig heeft gehandeld. Als de man in hoger beroep opnieuw wordt veroordeeld, staan die strafbare feiten vast, aldus de vrouw.
4.46.
Het wijzen van dit tussenvonnis heeft helaas langer geduurd dan tijdens de comparitie van partijen kon worden voorzien. Dit heeft als neveneffect dat het hoger beroep bij het gerechtshof inmiddels enkele maanden verder gevorderd zal zijn. Hiermee neemt ook de kans toe dat het wijzen van het arrest in de strafzaak tijdens deze civiele procedure plaatsvindt. De man dient bij akte aan te geven wat de stand van zaken is van het hoger beroep in de strafzaak. Vervolgens zal de rechtbank een beslissing nemen over de aanhouding van de vorderingen in reconventie.

5.De beslissing

De rechtbank
in conventie en in reconventie
5.1.
bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van
8 mei 2019voor:
a. een akte van
de man, met daarbij:
1. foto’s in kleur van de goederen waarvan hij afgifte vordert, met daarbij een uitleg zodat een verband kan worden gelegd met de overgelegde lijsten;
2. schriftelijke bewijsstukken waaruit blijkt dat hij eigenaar is van de Leica C1 digitale camera compact, de van Mooff fiets met (zadel)tassen en de poolbiljartspullen (keu’s en ballen);
3. een mededeling over de stand van zaken van het hoger beroep in de strafzaak;
een akte van
de vrouw, met daarbij:
4. een nadere onderbouwing, met technische uitleg, van haar stelling dat de man na het verschaffen van de wachtwoorden van zijn e-mailadressen en Apple-account opnieuw toegang heeft, dan wel zal hebben, tot haar gegevens en dat dit niet kan worden voorkomen;
5. een nadere onderbouwing van haar vordering in reconventie, zoals deze al was aangekondigd in de eis in reconventie (onder 38.);
5.2.
bepaalt dat partijen in de gelegenheid worden gesteld schriftelijk op de akte van de andere partij te reageren;
5.3.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. D.J. Hutten en in het openbaar uitgesproken op 24 april 2019.