vonnis
RECHTBANK OOST-BRABANT
Parketnummer: 01/880319-17
Datum uitspraak: 22 januari 2019
Vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [1999] ,
wonende te [adres 2] .
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 8 januari 2019.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.
De tenlastelegging.
De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 10 december 2018.
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
zij op of omstreeks 20 juli 2017 te Eindhoven tezamen en in vereniging met een
of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke
toe-eigening heeft weggenomen een hoeveelheid geld (14.380 euro), in elk geval
enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [bedrijf]
( [adres 1] , Eindhoven), in elk geval aan een ander of anderen dan aan
verdachte en/of haar mededaders, welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld
en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 1] en/of
andere personeelsleden en/of klanten (van die [bedrijf] ), gepleegd met
het oogmerk om die diefstal voor te bereiden, gemakkelijk te maken en/of om
bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan haar mededaders hetzij de
vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond dat verdachte
en/of haar mededader(s) een scooter tussen de schuifdeuren van die supermarkt
heeft/hebben geplaatst en/of een mes ter hand heeft/hebben genomen en/of dat
mes aan [slachtoffer 1] en/of (een) (ander(e)) personeelslid/personeelsleden en/of aan
klanten van die supermarkt heeft/hebben getoond en/of voorgehouden en/of die
[slachtoffer 1] en/of die/dat (andere) personeelslid/personeelsleden en/of klanten
(dreigend) heeft/hebben toegeschreeuwd dat ze op de grond moesten gaan liggen;
Subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of
zou kunnen leiden:
een of meer tot op heden onbekend gebleven perso(o)n(en) op of omstreeks
20 juli 2017 te Eindhoven tezamen en in vereniging met een of meer anderen,
althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft/hebben
weggenomen een hoeveelheid geld (14.380 euro), in elk geval enig goed,
geheel of ten dele toebehorende aan [bedrijf] ( [adres 1] ,
Eindhoven), in elk geval aan een ander of anderen dan aan die tot op heden
onbekend gebleven perso(o)n(en) en/of zijn/haar/hun
mededaders, welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van
geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 1] en/of andere personeelsleden
en/of klanten (van die [bedrijf] ), gepleegd met het oogmerk om die
diefstal voor te bereiden, gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op
heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn/haar/hun mededaders hetzij de vlucht
mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond dat verdachte
en/of haar mededader(s) een scooter tussen de schuifdeuren van die supermarkt
heeft/hebben geplaatst en/of een mes ter hand heeft/hebben genomen en/of dat
mes aan [slachtoffer 1] en/of aan (ander(e)) personeelslid/personeelsleden en/of aan
klanten van die supermarkt heeft/hebben getoond en/of voorgehouden en/of die
[slachtoffer 1] en/of die/dat (andere) personeelslid/personeelsleden en/of klanten
(dreigend) heeft/hebben toegeschreeuwd dat ze op de grond moesten gaan liggen,
tot welk feit verdachte op een of meer tijdstippen gelegen in of omstreeks de
periode van 1 mei 2017 tot en met 20 juli 2017 te Eindhoven en/of elders in
Nederland gelegenheid, middelen of inlichtingen heeft verschaft door die tot
op heden onbekend gebleven perso(o)n(en) informatie te verstrekken
- met betrekking tot de locatie van de kluisruimte en/of
de locatie van de kluis en/of
- betrekking hebbende op de aanwezigheid en/of locatie van geld (in die kluis)
en/of
- betrekking hebbende op het (ideale en/of wenselijke) tijdstip van de uit te
voeren overval(ten tijde van de overval) aanwezige personeel
- en/of betrekking hebbende op interne (geld)procedures en/of
- andere (voor het succesvol uitvoeren van de overval) van belang zijnde
inlichtingen en/of informatie
en/of
bij welk feit verdachte op of omstreeks 20 juli 2017 te Eindhoven behulpzaam
is geweest door
- (kort) vóór aanvang van de overval de kassa af te romen en/of het (kassa)geld
in etui's te stoppen en/of klaar te leggen
- de kluis tijdig te (laten) openen en/of
- zich te vergewissen omtrent de inhoud van de kluis en de daarin zich
bevindende hoeveelheid geld en/of
- de tot op heden onbekend gebleven overvaller(s) te begeleiden naar de
kluisruimte en/of
- geld uit de kluis te pakken en/of in (een) tas(sen) te stoppen en/of
- dat geld en/of die tas(sen) aan die tot op heden onbekend gebleven
overvaller(s) te overhandigen en/of
- een (rode) tas aan die tot op heden onbekend gebleven overvaller(s) ter
beschikking te stellen (teneinde daar geld in op te bergen) en/of
- etui's met geld te pakken en/of naar die tot op heden onbekend gebleven
overvaller(s) te brengen en/of
- gedurende de overval zich voor te doen als slachtoffer (die onder
bedreiging van een wapen) handelingen voor die tot op heden onbekend
gebleven overvaller(s) moest verrichten;
De formele voorvragen.
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in zijn vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.
Bewijs
Inleiding.
Op 20 juli 2017 omstreeks 20.40 uur heeft een gewapende overval plaatsgevonden bij de [bedrijf] aan het [adres 1] te Eindhoven. Twee gemaskerde overvallers rijden met een scooter de [bedrijf] binnen en parkeren de scooter tussen de schuifdeuren. Medewerkers van de [bedrijf] en de aanwezige klanten worden bedreigd met een mes en er wordt geschreeuwd dat zij op de grond moeten gaan liggen. De overvallers hebben geld meegenomen.
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie acht gelet op de aangifte, de camerabeelden en de processen-verbaal van de informant, het subsidiaire feit wettig en overtuigend bewezen.
Het standpunt van de verdediging.
Bewijsuitsluiting.
Door de raadsvrouw van de verdachte is op de in de pleitnota nader uitgewerkte gronden betoogd dat de wijze waarop een politie-informant is ingezet ontoelaatbaar is. Verdachte wordt door de informant uitgelokt om iets te zeggen en het betreft geen spontane verklaring. In het proces-verbaal van de informant zijn niet alle omstandigheden vermeld. Voorts valt op dat verdachte niet spontaan vertelt maar door de informant wordt overgehaald om te vertellen, omdat de informant blijft doorgaan met de ondervraging. De raadsvrouw is voorts van mening dat door het leeftijdsverschil tussen de informant en verdachte druk is ontstaan bij verdachte.
Bovendien blijkt dat de aldus tot stand gekomen verklaring van verdachte niet op waarheid kan berusten.
Gelet hierop dienen de tegenover de informant afgelegde verklaringen van verdachte van het bewijs te worden uitgesloten.
De raadsvrouw bepleit vrijspraak. In het proces-verbaal wordt verdachte verweten dat haar gedrag tijdens de overval vreemd is en dat zij de procedures niet heeft nageleefd.
De raadsvrouw merkt hierover op dat het een voor verdachte stressvolle situatie betrof en dat iedereen in zulke situatie anders reageert dan normaal..
Voorts zou opmerkelijk zijn dat verdachte voor de overval de procedures niet heeft nageleefd waardoor de kluis openstond en geld uit de kassa’s bij de servicebalie lag. De raadsvrouw merkt hierover op dat deze procedures vaker niet worden nageleefd.
Subsidiair is de raadsvrouw van mening dat geen sprake is van medeplegen. De twee daders van de overval zijn de twee gemaskerde mannen. De Hoge Raad stelt hoge eisen aan het medeplegen en heeft een aantal criteria vastgesteld waaraan moet worden voldaan. De raadsvrouw is van mening dat hieraan niet is voldaan, zodat verdachte van het primair tenlastegelegde dient te worden vrijgesproken.
Het oordeel van de rechtbank.
Bewijsuitsluitingsverweer.
Op 14 september 2017 werden door [verbalisant] de camerabeelden bekeken van de overval op 20 juli 2017 op de [bedrijf] gelegen aan het [adres 1] te Eindhoven. Uit deze beelden blijkt dat verdachte zich erg verdacht gedroeg tijdens de overval en tijdens de vlucht van de twee gemaskerde mannen.
Op 20 en 21 maart 2018 hebben ontmoetingen plaatsgevonden tussen de verdachte en een [politie informant] . Bij de tweede ontmoeting gaf de verdachte aan dat zij betrokken was geweest bij de overval. De overval zou zijn gepleegd door twee Turkse daders die zij kende van straat. Zij hadden met zijn drieën afgesproken om de overval te plegen. Zij had voor haar aandeel in deze overval geld ontvangen.
De processen-verbaal van bevindingen van de politie-informant zijn opgenomen in het eind-dossier. In die processen-verbaal beschrijft de politie-informant hoe het gesprek tussen haar en de verdachte is verlopen, over welke onderwerpen gesproken is, welke vragen zij aan de verdachte heeft gesteld, welke antwoorden zij daarop van de verdachte heeft gekregen alsmede de informatie die de verdachte eigener beweging aan haar heeft verteld.
In de verklaringen van verdachte bij de politie verklaart zij niet consistent over haar gesprek met de informant. In haar verklaring van 21 maart 2018 verklaart verdachte dat zij niets met de overval te maken heeft en dat zij met niemand heeft gepraat over de overval. Tijdens het luchten heeft iemand gevraagd waarom zij daar zat, maar zij zou hebben gezegd dat zij dat niet hoefde te weten.
In haar verklaring van 26 maart 2018 verklaart verdachte, nadat zij met het proces-verbaal van de politie-informant werd geconfronteerd, dat de politie-informant liegt.
De verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat de politie-informant heel irritant was en zat door te drammen. Het gesprek tussen de politie-informant en haar zou ongeveer 5 tot 10 minuten hebben geduurd. In het tweede gesprek heeft zij verteld over de overval op de [bedrijf] . Het zou wel kloppen wat in het proces-verbaal van de politie staat maar zij zou slechts een verhaal hebben verzonnen om van de vrouw af te zijn en/ofgewoon om stoer te doen. Zij heeft het verhaal wel verteld, maar het verhaal wat zij vertelde was niet waar. Behalve het feit dat verdachte aldus tegenstrijdig heeft verklaard, is de rechtbank bovendien van oordeel dat haar verklaring dat zij slechts een verhaal heeft verzonnen om van de politie-informant af te komen, inconsistent en dus ongeloofwaardig is. Daar waar zij aangeeft met tegenzin met de politie-informant te hebben gesproken, is dat in het geheel niet te rijmen met het van haar zijde vragen om advies en het spontaan verschaffen van informatie, bijvoorbeeld haar broer en haar oom belastende informatie.
De rechtbank vindt in de verklaringen van de verdachte maar ook overigens in het strafdossier geen aanknopingspunten om te twijfelen aan de juistheid van de inhoud van de hiervoor genoemde processen-verbaal van de politie-informant. Al met al zijn uit de verklaringen van verdachte en uit de processtukken niet voldoende concrete aanwijzingen naar voren gekomen en aannemelijk geworden op grond waarvan er gerede aanleiding is tot twijfel aan inhoud en strekking van de op ambtseed opgemaakte processen-verbaal van de informant. Evenmin ziet de rechtbank aanleiding nader onderzoek hiernaar te doen verrichten. Gelet daarop, en op het uitgangspunt dat in beginsel van de juistheid van op ambtseed/belofte opgemaakte processen-verbaal mag worden uitgegaan en bij gebreke van enige objectieve aanwijzing voor het tegendeel, gaat de rechtbank uit van de juistheid van hetgeen in de processen-verbaal van politie is gerelateerd omtrent de inzet van de politie-informant en de tussen haar en de verdachte gevoerde gesprekken op de luchtplaats.
De rechtbank is voorts van oordeel dat uit de processen-verbaal van bevindingen van de politie-informant niet aannemelijk is geworden dat er enige pressie is uitgeoefend op verdachte. Verdachte heeft tegenover de informant op diverse momenten lachend gereageerd op opmerkingen van de informant, op meerdere momenten spontaan informatie aan haar verstrekt en vrijwillig verklaard over de overval.
Gelet hierop verwerpt de rechtbank het verweer betreffende bewijsuitsluiting.
Bewijsmiddelen
De rechtbank baseert haar oordeel op de navolgende bewijsmiddelen:
Aangifte door [slachtoffer 2] , p.80-86:
Ik doe aangifte van een overval, te weten diefstal met geweld cq afpersing, onder dreiging met geweld, welke is gepleegd op 10 juli 2017 om 20.40 uur bij de [bedrijf] , gelegen aan het [adres 1] te Eindhoven.
Op genoemde dag kwamen er voor ons twee onbekende mannen met een scooter binnen gereden in de supermarkt. Beiden mannen, vermoedelijk jongens tussen de 16-21 jaar, stapten af en de scooter werd zo geparkeerd dat deze direct de winkel zou kunnen verlaten.
Vervolgens stapten beide mannen, verdachten, af. Opvallend was dat beiden handschoenen droegen. Beiden droegen ook bivakmutsen over hun gelaat. Er was te zien dat een van de daders een groot mes, vermoedelijk brood- of vleesmes bij zich had van 15 à 20 centimeter.
Een van de daders, vanaf nu te noemen dader één (1), dreigde vervolgens met het mes
in de richting van de kassière, genaamd, [verdachte] , en liep vanaf de scooter tot
aan haar kassaband en bleef daar dreigend met het mes in haar richting staan.
De andere dader, vanaf nu te noemen dader twee (2), liep met dader 1 ook naar deze
kassière toe, welke op de stoel achter de kassa zat en pakte haar hardhandig vast
en nam haar mee, terwijl hij haar vast hield, tot aan de servicebalie.
Vervolgens wijst dader 1 met het mes in de richting van het overige aldaar aanwezige
personeel en klanten en riep, onder bedreiging van dat mes, dat ze allemaal op de
grond moesten gaan liggen. De aldaar aanwezige mensen (personeel en klanten) gingen vervolgens zitten of liggen in de winkel en dader 1 hield deze aanwezigen onder bedreiging van dit mes.
Dader 2, welke achter de kassière liep, nam vervolgens de kassière [verdachte] mee
naar het kassa c.q kluiskantoor. Ze passeerden hiervoor de eerste deur bij de
servicebalie. Deze deur was niet afgesloten, wat afweek van de winkelprocedures, dus
opende één van de twee deze deur en hierna kwamen ze in de hal terecht, op weg naar
het kluiskantoor.
Vanuit de hal liepen ze vervolgens naar het kassa c.q kluiskantoor. De procedure is dat de deur gesloten zou moeten zijn en middels een sleutel geopend moet worden. Vervolgens was dader 2 met deze kassière in de kluisruimte.
Dader 2 bleef in de deuropening staan. De kluis stond al open, deze moet eigenlijk conform
procedure dicht zijn, en hierna pakte de kassière in kwestie het geld er uit en begon
vanuit onderaan de kluis geld te pakken. De dader zag de inhoud van de kluis niet
vanuit zijn positie. Hierna stond ze op en pakte ze geld bovenaan in de kluis en
vervolgens ging ze weer terug naar onderen in de kluis. Dader 1 bleef gedurende dit moment in de winkel aanwezig en hield het overige personeel, alsmede klanten, onder woordelijke bedreigingen en bedreiging met een mes en liep hierdoor op en neer tussen kassa 1 en kassa 4.
Dader 2 liep vervolgens met de genoemde kassière terug vanuit de kluisruimte naar de
winkel toe met een kinderwinkelwagentje (die één van hun in de hal had gepakt) en in
de winkel bij kassa 4, pakte de kassière een boodschappentas (een bigshopper), en
samen met dader 2, stopten ze vervolgens het geld, bestaande uit diverse bedragen
coupures en muntrollen in de boodschappentas. De bigshopper werd vervolgens door één
van hun (onbekend wie) in het kinderwinkelwagentje gestopt voor het vervoer naar de
scooter.
Dader 2, reed vervolgens alleen het kinderwinkelwagentje naar de scooter.
Daarna voegde dader 1 zich bij de scooter en één van de twee daders opende de buddyseat, en samen tilden ze vervolgens het winkelwagentje op, om het geld, alsmede de bigshopper, in de buddyseat te deponeren.
Hierna bleven beide daders bij de scooter wachten. Hierna liep de eerder genoemde kassière, welke ook bij de kluis aanwezig was, met een rode geldetui, die zich bij de servicebalie bevindt, vanaf de servicebalie naar de daders toe en overhandigde deze rode geldetui aan een van de daders. Deze etui betreft een afroming van de einde dag omzet.
Op het einde van de dag worden de cashboxen geleegd bij de kassa’s en dit geld wordt in een rode geldetui gedaan. Dit dient uitsluitend na het sluiten van de winkel gedaan te worden. Op de dag van de overval is het afromen niet conform de procedure verlopen.
Inmiddels is bekend dat de buit 14.380 euro betreft.
Aangifte door [slachtoffer 1] , p.87-90:
Ik ben werkzaam als kassière bij de [bedrijf] op het [adres 1] . Ik ben vandaag (20 juli 2017) naar de [bedrijf] gegaan om te werken. Ik ben naar de servicebalie gegaan. Ik ben daar begonnen met mijn werk.
In de tussentijd heb ik nog wel de kluis geteld. Mijn collega moest dit eigenlijk doen om 17.00 uur maar deze had dat niet gedaan. Het was heel druk geweest dus ze kon dit niet doen. Ik had aangeboden om dit te doen. De kluis is eigenlijk altijd vanaf 19.00 uur open. Samen met mij heeft onder andere [verdachte] de code.
Achter de servicebalie, de muur die daar staat, zit een deur. Als je die deur opent komt je in
een gang. Als je deze doorloopt dan kom je bij nog een deur en daar zit het kassakantoor
waar ook de kluis staat. De ruimte tussen de deuren is een soort veiligheidsgang. Daar
liggen ook pakketten enzo. Alleen mensen van de [bedrijf] en mensen van [koeriersdienst] die
postkarren halen en brengen komen hier.
Toen ik de kassaruimte binnen kwam was de kluis al open. Ik hoefde geen code in te
voeren of te wachten om hem te openen. Als je de code intoetst moet je eerst 10 minuten
wachten. Dan staat er wachten 10 minuten. Vervolgens na die 10 minuten heb je 5 minuten
de tijd om de code nog een keer in te voeren en dan moet je met de sleutel daadwerkelijk
de kluis openen. Hiervoor moet je 3 stangen draaien om hem daadwerkelijk te openen.
Alleen dit was al gebeurd. Ik denk dat [verdachte] dit al gedaan heeft. Op dat moment was er
namelijk niemand meer die dit kon doen.
Om 20.00 uur hebben wij de andere collega naar huis laten gaan. Met wij bedoel ik [verdachte] en ik. Toen ze weg was bleef het eigenlijk vrij rustig in de winkel. De kluis heb ik toen open gelaten. Als [verdachte] hem open had gelaten ging ik hem niet dicht doen want dan moet je weer opnieuw alles invoeren.
Ruim voor sluitingstijd had ik de kassa 1 en 2 al afgeroomd. Dat betekend dat je de briefjes
van 50 in de cashbox doet. Zorgen dat je van de briefjes nog maar 5 in de kassalade hebt
zitten en de briefjes van 10 en 5 nog maar 15 briefjes in de lade hebt zitten. De cash box zit
aan de zijkant onder de tafel bij je been. Dat is om te voorkomen dat er teveel groot geld in
de kassalade blijft zitten.
Later heb ik dit bij kassa 4 ook gedaan. Bij kassa 3 waren er nog mensen af aan het
rekenen dus ik heb dit toen niet gedaan. Bij de servicebalie kon dit ook nog niet.
Hierna kwam het laatste uur, tussen 20.00 uur en 21.00 uur. Naar mijn idee was het 20.30
uur. Ik denk dit omdat het rustig was en de collega van mij ongeveer een half uur weg was.
[verdachte] zat achter kassa 3. Ze was op dat moment mensen aan het helpen. Ik stond achter
de servicebalie.
Ik zag een jongen binnen komen met een lichte broek, skinny jeans. Ik denk dat de broek
lichtgrijs van kleur was. Ik zag dat het een jongen was aan zijn postuur en stem. Zijn
manier van doen. Ik denk dat hij donkere bovenkleding aan had. Een capuchon had hij op.
Ik denk van een jas of een vest. Volgens mij had hij een sjaal voor zijn gezicht. Ik kon
eigenlijk niks van zijn gezicht zien. Hij kwam hard binnen gelopen. Hij had zijn arm naar voren gestoken. In zijn hand had hij een zwart mes. Ik denk dat het mes ongeveer 15 centimeter uit zijn hand stak. Ik zag dat hij het mes in zijn linkerhand had. Hij liep meteen naar mijn collega die aan kassa 3 zat. [verdachte] zat daar. Ik hoorde dat hij riep dat wij moesten gaan liggen. Iedereen ging ook liggen. De klanten gingen liggen.
Ik ging achter de servicebalie vandaan omdat ik wist dat ze daar langs moeten om naar de kluis te gaan. Ik hoorde hierop meteen dat hij tegen mij schreeuwde dat ik ook moest gaan liggen. Ik ben een stukje weggelopen en ik ben daar op de grond gaan liggen. Ik keek om mij heen en ik zag dat er 3 mensen ook op de grond lagen.
Ik was ook erg bezorgd om [verdachte] omdat zij mee naar achteren was genomen door die jongen. Met achter bedoel ik bij de kluisruimte.
Degene die achter bij [verdachte] bij de kluis stond heb ik niet goed gezien. De jongen die voor bleef was degene ook met het mes. De jongen bleef continu op en neer lopen tussen de servicebalie en de ingang. Hij bleef continu roepen dat iedereen moest blijven liggen.
Ik zag plotseling een kinderwinkelwagen helemaal gevuld met rollen muntgeld.
[verdachte] kwam uit de gang en pakje een tas van de [bedrijf] . Die kinderwinkelwagen rolden ze vanaf de gang langs de servicebalie.
Ik zag toen ineens een scooter staan. De stond met het achterste wiel in de winkel tussen de deur van de ingang. [verdachte] kwam voor de servicebalie.
Verhoor van getuige [slachtoffer 1] , p.189-196:
V: Hoe was dat de avond van de overval?
A: [verdachte] bepaalde hoe het allemaal gedaan werd. Zij bepaalde hoe laat en wie welke cashboxen leeg zou halen. Ik kan me niet herinneren dat ik de kluis heb geteld, dus ik neem aan dat zij dat gedaan heeft. We hadden ook al kassa’s afgeroomd toen de winkel nog open was. Enkele kassa’s zouden die avond niet meer in gebruik worden genomen.
Je gaat dan achter de kassa zitten en stopt het geld in de cashboxen. Die boxen blijven bij de kassa liggen, die mogen dan nog niet verplaatst worden.
V: Wanneer mag je die cashboxen verplaatst worden?
A: Soms werd het na sluitingstijd gedaan, en soms 5 minuten ervoor. Dat lag eraan wie achter de servicebalie stond. [verdachte] zag nog wel eens het een en ander door de vingers. Dan zouden we namelijk eerder klaar zijn. Maar dat was dus minder veilig.
V: Wie heeft de kluis geteld op de avond van de overval?
A: [verdachte] moest het officieel doen, zij was leidinggevende.
Proces-verbaal bekijken beelden, p.122-129:
Beelden van camera D19
Op donderdag 20 juli 2017 rijden twee gemaskerde mannen op een scooter de entree van de [bedrijf] binnen. De bestuurder van de scooter stalt de scooter in de opening van de schuifdeur, waardoor deze door verbreking van de sensor niet dicht valt.
Om 20:45:14 uur zien we een persoon lopen. Deze loopt de winkel in, in de richting van de
kassa’s. (dader 1) Te zien is dat dader 1 in zijn rechterhand een op een mes gelijkend
voorwerp vast heeft.
Om 20:45:20 uur komt de bestuurder van de scooter in beeld. (dader 2)
Beelden van camera D20: beelden met zicht op de kassa’s en de ingang van de supermarkt:
Om 20:45:14: De kassière ( [verdachte] ) kijkt in de richting van de entree als de daders binnen komen. Bij de kassa staan op dat moment enkele klanten. Dader 2 loopt naar de derde kassa waar [verdachte] achter zit. Te zien is dat dader 1 het op een mes gelijkend voorwerp in zijn rechterhand houdt en deze op [verdachte] richt, als hij haar richting op komt lopen. Hij strekt zijn arm naar voren, en wijst hij naar [verdachte] . Dader 2 loopt rechtstreeks naar [verdachte] en pakt [verdachte] met zijn rechterhand bij haar rechterarm vast.
Om 20:45:29 is te zien dat dader 1 om de kassa’s loopt en in de richting van de servicebalie. Dader 1 heeft nog steeds zijn arm gestrekt vooruit met het op een mes gelijkend voorwerp in zijn hand en zwaait daarmee naar de aanwezigen. Dader 2 loopt met [verdachte] , vasthoudend aan haar arm en met zijn andere hand bij de achterkant van haar nek, in de richting de servicebalie. Dader 1 staat nog steeds tussen de servicebalie en de kassa’s in, hij wijst met het op een mes gelijkend voorwerp de winkel in, dader 1 staat met zijn rug naar [verdachte] en dader 2.
Om 20:45:31 zijn [verdachte] en dader 2 uit beeld. Dader 1 loopt om de kassa’s heen en blijft met gestrekte arm zwaaien met het op een mes gelijkend voorwerp.
Beelden van camera D11: Deze beelden zijn van de servicebalie in de winkel
Om 20:45:25 uur komt dader 1 in beeld en loopt rechtstreeks naar de servicebalie, zwaait met het op een mes gelijkend voorwerp op en neer over de balie. De kassière die achter de servicebalie staat ( [slachtoffer 1] ) loopt weg in de richting van de deur naar het magazijn. [slachtoffer 1] gaat in de opening van de magazijndeur op haar buik op de vloer liggen. Dader 1 draait zich in de richting van de kassa’s en loopt uit beeld.
Om 20:45.28 uur komt dader 2 in beeld samen met [verdachte] , dader 2 heeft [verdachte] vast en lopen in de richting van de deur van het magazijn achter de servicebalie. Te zien is dat [verdachte] dader 2 vasthoudt aan zijn linkerarm tijden het lopen.
Om 20:45.34 uur is te zien dat [verdachte] en dader 2 de deur van het magazijn door gaan.
Om 20:45:46 uur is te zien dat dader 1 bij de ingang van de winkel staat en terug de supermarkt in loopt. Dader 1 blijft bij de kassa’s op en neer lopen en blijft met gestrekte arm voor zich uit met het op een mes gelijkend voorwerp zwaaien.
Verborgen camera 1: beelden zicht op het magazijn dat uitkomt op de plaats waar de kluis is gevestigd:
Om 20:42:50 uur, komt [verdachte] in beeld. Te zien is dat zij voor dader 2 uit loopt in de magazijn.
Om 20:42:52 uur, is te zien dat dader 2 de deur van het magazijn sluit. Te zien is dat er veel ruimte is tussen dader 2 en [verdachte] . Te zien is dat [verdachte] de deur opent naar het telkantoor. Te zien is dat dader 2 de deur van de winkel naar het magazijn rustig sluit.
Om 20:42.58 uur is er een hand te zien die uitreikt naar dader 2, deze staat nu dicht bij deze hand. Op beeld is te zien dat de deur naar het telkantoor waar de kluis staat, geopend is.
Dader 2 geeft de hand een donker gekleurde tas. (alleen [verdachte] en dader 2 aanwezig zijn in dit magazijn en kantoor en kan het alleen de hand van [verdachte] geweest zijn die naar de tas reikte)
Om 20:15:55 uur is te zien dat [verdachte] naar de kluis loopt met een donkere zak/tas in haar hand. Ze bukt en haalt spullen uit de kluis en doet deze in de donkere zak/tas.
Beelden van camera D13: dit zijn van het telkantoor c.q. kluiskantoor.
[verdachte] gaat hierna recht staan en gaat naar de boven kluis en pakt hier een soort van mandje uit en gooit deze leeg in de donkere zak/tas. Te zien dat de zak/tas heel zwaar is. Op de bewegende beeld kan worden opgemaakt dat [verdachte] moeite heeft de zak te verplaatsen. Dader 2 komt niet in beeld, alleen is zijn hand te zien die hij tegen de kluisdeur heeft.
De hand die zichtbaar is, reikt naar [verdachte] die de zak omhoog tilt en deze aan de dader
geeft.
Om 20:43.49 uur is te zien dat [verdachte] als eerste uit het telkantoor komt. Zij komt hierbij
in het magazijn en zij loopt met grote passen voor de dader uit in de richting van de deur
naar de supermarkt. Zij komt dan in het magazijn uit en zij loopt met grote passen voor de dader uit in de richting van de deur naar de supermarkt.
Om 20:43.52 uur is te zien dat dader 2 met een kinderwinkelwagentje voor zich die hij
vooruitduwt richting de deur naar de supermarkt loopt. Te zien is dat er iets donkers in het winkelwagentje ligt, hierna is dader 2 uit beeld.
Beelden van camera D20: beelden met zicht op de kassa’s en de ingang van de supermarkt:
Om 20:46.36 uur zie je dat [verdachte] een bigshopper bij de kassa pakt. Op de beelden zie je dat dader 2 inmiddels ook uit de magazijn is gelopen met het kinderkarretje. Te zien is het hij de bigshopper in zijn rechterhand vasthoudt, terwijl hij het kinderkarretje met zijn
linkerhand vooruit trekt. Dader 1 loopt in de richting van dader 2.
Beelden van camera D11: Servicebalie
Op de beelden is te zien dat [verdachte] achter de servicebalie gaat staan en voorover buigt om een rood tas te pakken.
Om 20:46:56 uur, loopt [verdachte] achter de servicebalie vandaan. Te zien is dat [verdachte] met het rode tas van de balie loopt. [verdachte] loopt met het rode tasje in de richting van de daders, terwijl deze in de richting van de uitgang van de supermarkt lopen.
Om 20:46:49 uur zijn de daders bij de scooter. Op beelden is te zien dat er een oudere man bij de ingang aan komt lopen. De oudere man blijft stilstaan net voor de scooter. Dader 1 wijst op dat moment met het op het mes gelijkend voorwerp in de richting van de oudere man. Dader 1 loopt in de richting van de oudere man en zwaait een keer met het op een mes gelijkend voorwerp naar de man met de punt naar de man gericht, hierop rent de oudere man hard weg. Op het moment dat [verdachte] naar de daders loopt met het rode tas, is te zien dat de daders bezig zijn om de buit in de buddyseat op te bergen.
Op de beelden is te zien dat [verdachte] het rode tas aanbiedt, terwijl de daders volop bezig zijn met het opbergen van de buit. Dader 1 doet de buddyseat omlaag en dader 2 zit gebukt bij de scooter aan de rechterkant. [verdachte] staat minder dan een meter van de scooter af. Te zien is dat [verdachte] het rode tas in de opening van de buddyseat gooit. De daders gooien zonder te kijken het winkelwagentje in de richting van [verdachte] . [verdachte] stapt hierdoor opzij in de richting van de kassa’s.
Proces-verbaal heimelijke informatie inwinning, p. 185-188:
Ik zei tegen [verdachte] dat ik het idee had dat ze wel wist wie het gedaan hadden. |Ik zag dat [verdachte] daarom moest lachen. [verdachte] zei daarop: “ja dat klopt”. [verdachte] zei “het zijn twee Turken en ik denk dat zij er niks over gezegd hebben”. Ik vroeg [verdachte] : “ken je hun goed?” [verdachte] zei hierop: “nou ja goed. Ik ken ze best wel een tijdje, ik zie ze vaker buiten en zo”. (…) “Ik ken die twee Turken van buiten op straat en toen spraken we een keer af. Wij hadden het erover om dit te doen en toen zeiden we tegen elkaar, waarom niet, gewoon net voor sluit naar binnen.” Ze vertelde dat ze op dat moment af hadden gesproken om het te doen.
Ik vroeg haar of ze er wel wat mee verdiend had.
[verdachte] zei: “ja wel wat, maar niet zo veel”.
Nadere bewijsoverweging
Op de camerabeelden van de overval is te zien dat verdachte samen met de dader in de richting van de kluisruimte loopt terwijl (uitgerekend) zij de dader bij zijn linkerarm vast houdt. Vervolgens heeft verdachte geld uit de kluis gepakt terwijl de dader niet kon zien wat zij pakte. op het moment dat de dader en verdachte weer terug zijn in de winkelgedeelte en dader reeds naar de uitgang loopt, pakt verdachte bij de service-balie het rode geldetui met het van de kassa’s afgeroomde geld onder uit balie, loopt de dader, die inmiddels al bij de uitgang is aangekomen, achterna en gooit dat geldetui in de buddyseat van de scooter.
De aangever heeft verklaard dat op de dag van de overval met betrekking tot het afromen van het kassageld en het gebruik van de kluis, niet is gehandeld overeenkomstig de afgesproken procedures.
Verdachte verklaart voorts tegenover de politie-informant dat zij met twee Turken heeft afgesproken om de overval te plegen. Zij zouden net voor sluit naar binnen gaan. Zij verklaart ook dat zij aan de overval wat verdiend heeft.
Uit het voorgaande kan worden afgeleid dat verdachte voorafgaand aan de overval met haar mededaders heeft afgesproken dat en hoe zij de overval zouden plegen. Voorts heeft verdachte ten tijde van de overval een wezenlijke materiële bijdrage aan de overval gehad reeds door een mededader de weg te wijzen naar de kluis, geldbedragen uit de kluis te pakken en aan een mededader te geven en daarna ook nog een etui met daarin een geldbedrag – zonder dat daarnaar concreet door de daders werd gevraagd - haar mededaders, die zich inmiddels al naar de uitgang hadden begeven, na te brengen. De rechtbank is dan ook van oordeel dat zonder meer sprake is van medeplegen.
Gelet op de bewijsmiddelen acht de rechtbank het primair tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen.
De bewezenverklaring.
Op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de hierboven uitgewerkte bewijsmiddelen komt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte
Primair:
op 20 juli 2017 te Eindhoven tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een hoeveelheid geld 14.380 euro, toebehorende aan [bedrijf] , [adres 1] , Eindhoven,
welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 1] en andere personeelsleden en klanten van die [bedrijf] ,
gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken
welke bedreiging met geweld hierin bestond dat haar mededader(s) een mes ter hand hebben genomen en dat mes aan [slachtoffer 1] en andere personeelsleden en aan klanten van die supermarkt hebben getoond en die [slachtoffer 1] en die andere personeelsleden en klanten dreigend hebben toegeschreeuwd dat ze op de grond moesten gaan liggen;
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
De strafbaarheid van het feit.
Het bewezen verklaarde levert op het in de uitspraak vermelde strafbare feit.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
De strafbaarheid van verdachte.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.
Oplegging van straf en/of maatregel.
De eis van de officier van justitie.
De officier van justitie eist voor het subsidiaire feit een gevangenisstraf van 2 jaar met aftrek van voorarrest.
Een kopie van de vordering van de officier van justitie is aan dit vonnis gehecht.
Het standpunt van de verdediging.
Indien de rechtbank tot een bewezenverklaring komt verzoekt de raadsvrouw het jeugdsanctierecht toe te passen en/of dat een gevangenisstraf wordt opgelegd gelijk aan het voorarrest met daarnaast een taakstraf.
Het oordeel van de rechtbank.
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Bij de beoordeling van de ernst van het door verdachte gepleegde strafbare feit betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het medeplegen van een gewapende overval op de supermarkt waar zij werkzaam was.
Verdachte heeft met twee mededaders vlak voor sluitingstijd de winkel overvallen en het aanwezige personeel en klanten bedreigd. Zij heeft de kluis leeggehaald en ook het geld dat uit de kassa was gehaald en aan de servicebalie lag, aan de mededaders overhandigd.
Een overval, zeker wanneer daarbij geweld wordt gebruikt, is voor de slachtoffers een bijzonder traumatische ervaring waar zij nog jarenlang last van kunnen hebben. Overvallen leiden bovendien tot gevoelens van onveiligheid en angst in de samenleving. Verdachte heeft met die gevoelens geen rekening gehouden toen zij besloot op een gewelddadige manier snel aan geld te willen komen.
Het slachtoffer heeft in de schriftelijke slachtofferverklaring aangegeven dat zij veel last heeft van de overval. Zij durft niet meer te werken in de [bedrijf] en het heeft lang geduurd voordat zij weer een boodschap durfde te doen. Toen zij hoorde dat een collega betrokken was bij de overval heeft dat haar vertrouwen in de mensheid beschaamd.
Reclassering Nederland (hierna de reclassering) heeft een rapport uitgebracht over verdachte. De reclassering adviseert volwassenstrafrecht toe te passen. Omdat verdachte ontkent onthoudt de reclassering zich verder van een strafadvies.
De raadsvrouw verzoekt het jeugdstrafrecht toe te passen.
De rechtbank neemt de conclusie van de reclassering over, nu in het dossier en het onderzoek ter terechtzitting ook overigens niet is gebleken van omstandigheden waardoor toepassing van het jeugdstrafrecht passend en geboden is. Weliswaar is verdachte nog thuiswonend (bij haar moeder) maar niet is gebleken van een situatie waarin verdachte nog zodanig in de invloedsfeer van haar moeder staat of dat verdachte van haar moeder of anderszins zodanige behoefte heeft aan hulp en ondersteuning in haar leven, dat toepassing van het adolescentenstrafrecht aangewezen is. De rechtbank neemt voorts in haar afweging mee dat verdachte bij de supermarkt reeds werkte in de functie van avond-leidinggevende en met haar studiefinanciering en arbeidsloon zelfstandig kon rondkomen.
Bij haar beslissing over de strafsoort en de hoogte van de straf heeft de rechtbank aansluiting gezocht bij de binnen de rechtspraak ontwikkelde oriëntatiepunten. De oriëntatiepunten dienen als vertrekpunt bij het bepalen van de straf. In dit geval heeft de rechtbank als vertrekpunt genomen het oriëntatiepunt voor een overval op een winkel, waarbij sprake is van licht geweld of bedreiging met geweld, zijnde een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van twee jaar.
In strafverzwarende zin heeft de rechtbank meegewogen dat verdachte door haar bijdrage aan de overval het door haar werkgever en haar collega’s in haar gestelde vertrouwen op schokkende wijze heeft beschaamd.
De rechtbank heeft voorts vastgesteld dat verdachte blijkens haar strafblad niet eerder is veroordeeld voor strafbare feiten. Haar strafblad geeft daarom geen reden om in voor verdachte negatieve zin af te wijken van voornoemd orëntatiepunt.
In strafmatigende zin heeft de rechtbank meegewogen de jeugdige leeftijd van verdachte, alsmede dat zij niet degene is geweest die heeft gedreigd met geweld.
De rechtbank is, alles afwegende, van oordeel dat in verband met een juiste normhandhaving niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of geringere straf dan een gevangenisstraf voor de duur van twee jaar.