ECLI:NL:RBOBR:2019:2478
Rechtbank Oost-Brabant
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Nadeelcompensatie voor schade aan aconitumplanten door wateroverlast na hevige regenval
In deze zaak heeft de Rechtbank Oost-Brabant op 30 april 2019 uitspraak gedaan in een geschil over nadeelcompensatie. Eiser, eigenaar van een perceel waar hij papaver- en aconitumplanten teelt, heeft schade geleden door wateroverlast na hevige regenval in juni 2016. Hij stelt dat deze wateroverlast het gevolg is van een verhoging van het oppervlaktewaterpeil door de uitvoering van een project door het waterschap, en vraagt om schadevergoeding op basis van artikel 7.14 van de Waterwet. De rechtbank heeft vastgesteld dat het verzoek om nadeelcompensatie door verweerder, het dagelijks bestuur van Waterschap De Dommel, is afgewezen omdat er geen causaal verband is aangetoond tussen de schade en de door eiser aangegeven oorzaken. De rechtbank heeft overwogen dat de extreme neerslag in de betrokken periode ook zonder de projectuitvoering tot vergelijkbare schade zou hebben geleid. Eiser heeft zijn schade begroot op € 312.680,00, maar de rechtbank oordeelt dat de schade niet kan worden toegerekend aan de rechtmatige uitoefening van de waterschapsbevoegdheden. De rechtbank heeft het beroep van eiser ongegrond verklaard en geen proceskostenveroordeling uitgesproken. De uitspraak is openbaar gedaan en partijen zijn op de hoogte gesteld van hun recht om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.