ECLI:NL:RBOBR:2019:2193

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
17 april 2019
Publicatiedatum
17 april 2019
Zaaknummer
18/2787
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursprocesrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gelijkheidsbeginsel bij afwijzing bezoekersregeling voor parkeren in Eindhoven

In deze zaak heeft eiseres, woonachtig in het centrum van Eindhoven, een aanvraag ingediend voor een bezoekersregeling voor parkeren, welke is afgewezen op basis van de parkeerverordening. Eiseres stelt dat deze afwijzing in strijd is met het gelijkheidsbeginsel, omdat bewoners van een nabijgelegen flat wel een bezoekersregeling kunnen aanvragen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verweerder onvoldoende heeft gemotiveerd waarom de situatie van eiseres verschilt van die van de bewoners van de Ventoseflat. De rechtbank oordeelt dat de feitelijke situatie van eiseres gelijk is aan die van de bewoners van de Ventoseflat, aangezien beiden geen eigen parkeerplaatsen hebben voor hun bezoekers. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit en draagt verweerder op om een nieuw besluit te nemen, waarbij het gelijkheidsbeginsel in acht moet worden genomen. Tevens wordt bepaald dat het door eiseres betaalde griffierecht vergoed moet worden. De uitspraak is openbaar gedaan op 11 april 2019.

Uitspraak

RECHTBANK OOST-BRABANT

Zittingsplaats 's-Hertogenbosch
Bestuursrecht
zaaknummer: SHE 18/2787

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 16 april 2019 in de zaak tussen

[naam] , te [woonplaats] , eiseres,

en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Eindhoven, verweerder
(gemachtigde: mr. T. van Term).

Procesverloop

Bij besluit van 9 maart 2018 (het primaire besluit) heeft verweerder eiseres laten weten dat zij niet in aanmerking komt voor een bezoekerspas voor parkeren in de Lichtstraat in Eindhoven.
Bij besluit van 12 oktober 2018 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De zitting heeft plaatsgevonden op 7 maart 2019. Eiseres is naar de zitting gekomen. Het college heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde, vergezeld door
N. Hopman, beleidsadviseur parkeren bij de gemeente Eindhoven.

Overwegingen

Juridisch kader
1. Op grond van artikel 3, eerste lid, van de Parkeerverordening 2009 kan verweerder op aanvraag een vergunning verlenen voor het parkeren op belanghebbendenplaatsen of parkeerapparatuurplaatsen. Voor de uitoefening van deze bevoegdheid hanteert verweerder beleid, vastgelegd in het Aanwijsbesluit en uitwerkingsbesluit parkeren oktober 2018 (hierna: het AUP).
2. Het beleid van verweerder is erop gericht om het autoverkeer van, in en vanuit het centrum van Eindhoven te beperken. Om die reden is betaald parkeren ingevoerd. Automobilisten zijn daarom, naast de parkeerplaatsen in de voor hun woningen bedoelde parkeergarage, aangewezen op openbare, betaalde, parkeervoorzieningen in de buurt. In het licht van deze doelstelling van de beperking van het autoverkeer heeft verweerder bij het verlenen van vergunningen een onderscheid gemaakt tussen bewoners die over een eigen parkeerplaats beschikken en bewoners die niet over eigen parkeerplaats beschikken, omdat het autogebruik in het centrum op die manier zo veel mogelijk wordt ontmoedigd.
3. In artikel 5 van het AUP is bepaald dat in de Lichtstraat betaald parkeren is ingevoerd en dat geen parkeervergunningen of ontheffingen worden uitgegeven. Op grond van artikel 7, lid 8, onder b van het AUP kunnen bewoners van de Mathildelaan (oneven nummers 3 t/m 75) een parkeervergunning aanvragen. Op grond van artikel 19 van het AUP komen bewoners die in aanmerking komen voor een bewonersvergunning in gebieden waar sprake is van betaald parkeren, in aanmerking voor een digitale bezoekersregeling. In artikel 7, lid 8, onder c, van het AUP is dan ook bepaald dat bewoners van de Mathildelaan (oneven 3 t/m 75) een bezoekersregeling kunnen aanvragen.
Achtergrond van de zaak
4. Eiseres en haar partner wonen op het [adres] te [woonplaats] in appartementencomplex De Ridder te Eindhoven.
5. Sinds 1 november 2017 moet voor parkeren in de Lichtstraat worden betaald. Op 27 oktober 2017, dus voorafgaand aan de invoering van betaald parkeren in de Lichtstraat, hebben eiseres en haar echtgenoot een bezoekerspas aangevraagd.
6. Verweerder heeft in het bestreden besluit aangegeven dat de aanvraag van eiseres is afgewezen omdat verweerder het beleid hanteert dat een bewoner van de Lichtstraat niet in aanmerking komt voor een bezoekersregeling.
Het beroep en de beoordeling hiervan
7. Eiseres voert ten eerste aan dat het beleid in strijd is met het gelijkheidsbeginsel, omdat aan bewoners van de Lichtstraat geen bezoekerspas wordt verstrekt, terwijl bewoners van de Ventoseflat aan de Mathildelaan wel een pas toegekend krijgen. Eiseres kan, net als de bewoners van de Ventoseflat, haar bezoek niet op een eigen parkeerplaats laten parkeren. Zoals uit een mail van Stichting Woonbedrijf van 14 september 2018 blijkt, zijn er geen parkeerplaatsen voor haar bezoekers in de parkeergarage. De parkeerplaatsen onder haar appartementencomplex zijn door de eigenaar allemaal verkocht. Bovendien kan bezoek niet in de parkeergarage komen, omdat deze garage niet toegankelijk is voor bezoekers. Haar situatie is hetzelfde als de situatie van bewoners van de Ventoseflat aan de Mathildelaan en dat zij anders wordt behandeld vindt zij in strijd met het gelijkheidsbeginsel.
8. Verweerder bestrijdt dat sprake is van gelijke gevallen. Het onderscheid tussen de bewoners aan de Lichtstraat en de bewoners van de Ventoseflat aan de Mathildelaan is gerechtvaardigd omdat bij de bouw van de Ventoseflat, 80 jaar voor de bouw van het complex waar eiseres in woont, geen parkeernormen golden waarmee bij het verlenen van de bouwvergunning rekening kon worden gehouden. Bewoners van de Ventoseflat aan de Mathildestraat beschikken dan ook niet over een eigen parkeergarage of parkeerterrein. Dat betekent dat zij zowel voor zichzelf als voor hun bezoek zijn aangewezen op openbare parkeerplaatsen. Dat geldt niet voor eiseres. Haar appartementencomplex maakt met andere appartementencomplexen deel uit van het Regentenkwartier, een complex dat in 2003 is gebouwd. Het Regentenkwartier beschikt over een parkeergarage met 486 parkeerplaatsen. Bij het bepalen van het aantal parkeerplaatsen in de bouwplannen is rekening gehouden met ruimte voor het bezoek van bewoners. De omstandigheid dat de parkeerplaatsen feitelijk niet beschikbaar zijn voor de bezoekers van eiseres, is volgens verweerder niet relevant.
9. De bevoegdheid van verweerder om al dan niet een bezoekerspas te verlenen, is discretionair van aard. Dit betekent dat verweerder een zekere vrijheid heeft om in concrete gevallen naar eigen inzicht een besluit te nemen en dat de rechtbank de uitoefening van die bevoegdheid terughoudend moet toetsen.
10. De rechtbank stelt vast dat de weigering om eiseres een bezoekerspas te verstrekken in overeenstemming is met het beleid van verweerder. Daarnaast stelt de rechtbank vast dat in het beleid een onderscheid wordt gemaakt tussen de bewoners van de Ventoseflat aan de Mathildelaan en bewoners van de Lichtstraat, zoals eiseres, waar het de mogelijkheid om een bezoekersregeling te krijgen betreft. Beoordeeld moet worden of dit onderscheid in strijd is met het gelijkheidsbeginsel. Omdat eiseres een beroep doet op het gelijkheidsbeginsel heeft zij de bewijslast om aan te tonen dat sprake is van gelijke gevallen.
11. Verweerder heeft niet betwist dat de locatie van de Mathildelaan en de Lichtstraat als gelijk kan worden aangemerkt. De straten liggen vlak bij elkaar in de buurt en vallen blijkens het AUP ook in dezelfde parkeerzone, 113, in het centrum van Eindhoven.
12. Naar het oordeel van de rechtbank heeft eiseres voldoende onderbouwd dat ook sprake is van gelijke gevallen omdat het voor haar bezoekers feitelijk niet mogelijk is om ergens anders dan in een openbare parkeervoorziening te parkeren, net als voor bezoekers van bewoners van de Ventoseflat. De parkeerplaatsen onder het complex van eiseres zijn door de eigenaar immers al aan andere partijen verkocht en het is voor bezoekers ook niet mogelijk te parkeren in de parkeergarage.
13. De rechtbank volgt verweerder niet in zijn stelling dat geen sprake is van gelijke gevallen, omdat er bij de bouw van de parkeergarage onder het appartementencomplex van eiseres wel rekening is gehouden met parkeerplaatsen voor bezoekers, terwijl dat niet geldt voor de bouw van de Ventoseflat. Dat betreft naar het oordeel van de rechtbank geen relevant onderscheid, omdat dit geen verschil maakt voor de feitelijke situatie zoals hierboven geschetst. Eiseres heeft geen zeggenschap over de inrichting van de parkeergarage en er is ook niet gebleken dat zij een parkeerplaats voor haar bezoek kan afdwingen bij de eigenaar van het appartementencomplex.
14. Gelet op het voorgaande is eiseres geslaagd in haar bewijslast. De feitelijke situatie van eiseres is naar het oordeel van de rechtbank gelijk aan de bewoners van de Ventoseflat aan de Mathildelaan voor zover het de parkeermogelijkheden van hun bezoekers betreft. Voor het gemaakte onderscheid tussen de bewoners van de Ventoseflat en eiseres heeft verweerder geen objectieve rechtvaardiging gegeven.
15. Het beroep is gegrond. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit omdat het niet voldoet aan de vereisten van artikel 7:12 van de Awb. Gelet op de discretionaire bevoegdheid van verweerder zal de rechtbank niet zelf in de zaak voorzien, maar verweerder opdragen opnieuw op het bezwaar te beslissen, met inachtneming van hetgeen in deze uitspraak is overwogen.
16. Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, bepaalt de rechtbank dat verweerder aan eiseres het door haar betaalde griffierecht vergoedt.
17. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding omdat eiseres geen kosten heeft gemaakt die voor vergoeding in aanmerking komen.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- draagt verweerder op een nieuw besluit te nemen met inachtneming van deze uitspraak binnen een termijn van zes weken;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 170,- aan eiseres te vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.C. Palmboom, rechter, in aanwezigheid van
mr. J.R. Leegsma, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 11 april 2019.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening.