ECLI:NL:RBOBR:2019:2093

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
16 april 2019
Publicatiedatum
15 april 2019
Zaaknummer
01/879912-18
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schuldverklaring zonder oplegging van straf voor het verbergen van een lijk met het oogmerk om het overlijden te verhelen

Op 16 april 2019 heeft de Rechtbank Oost-Brabant uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die beschuldigd werd van het verbergen van het lijk van zijn vader met het oogmerk om het feit van overlijden te verhullen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte in de periode van 13 februari 2018 tot en met 29 april 2018 het stoffelijk overschot van zijn vader in zijn woning heeft verborgen. Dit kwam aan het licht toen de politie op 29 april 2018 een melding ontving van een buurvrouw over vliegen bij het raam van de woning van de vader van de verdachte. Bij aankomst trof de politie het lijk aan, bedekt onder kleding en dekens, en met luchtverfrissers in de woning om de geur te maskeren. De verdachte verklaarde in paniek te zijn geraakt en had het overlijden niet gemeld aan de autoriteiten.

De officier van justitie eiste een voorwaardelijke gevangenisstraf van één maand, maar de verdediging pleitte voor vrijspraak. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich bewust was van de gevolgen van zijn handelen en dat het bewezen was dat hij het lijk had verborgen. Ondanks de ernst van het feit, besloot de rechtbank om geen straf op te leggen, gezien de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn afhankelijke positie ten opzichte van zijn ouders en zijn spijt over de daad. De rechtbank achtte het niet wenselijk dat de positieve ontwikkelingen in het leven van de verdachte door een strafrechtelijke sanctie zouden worden doorkruist.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Strafrecht
Parketnummer: 01/879912-18
Datum uitspraak: 16 april 2019
Vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum 1] ,
wonende te [woonplaats 1] , [woonadres] .
Dit vonnis is op tegenspraak (artikel 279 Sv) gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 2 april 2019.

De tenlastelegging.

De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 27 februari 2019.
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij,
in of omstreeks de periode van 13 februari 2018 tot en met 29 april 2018 te [woonplaats 2] , gemeente [gemeente 2], althans in Nederland,
een lijk, te weten het dode lichaam van [slachtoffer] (geboren op [geboortedatum 2] ), heeft verborgen, met het oogmerk om het feit en/of de oorzaak van het overlijden van voornoemde [slachtoffer] te verhelen,
immers heeft hij, verdachte
- het lijk van voornoemde [slachtoffer] onder een of meer dekens en/of kledingstukken in de woning van voornoemde [slachtoffer] verstopt, althans in de woning van voornoemde [slachtoffer] een of meer dekens en/of kledingstukken over het lijk van voornoemde [slachtoffer] gelegd en/of (vervolgens)
- een of meer luchtverfrissers in de woning van voornoemde [slachtoffer] geplaatst en/of
- de gordijnen van de woning van voornoemde [slachtoffer] gesloten en/of gesloten gehouden en/of
- de woning van voornoemde [slachtoffer] afgesloten en/of
- tegen een of meer buurtbewoners en/of familieleden en/of (de zorgcoördinator van) een zorginstelling gezegd dat voornoemde [slachtoffer] bij hem, verdachte, in diens woning (in [woonplaats 1] ) verbleef;
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.

De formele voorvragen.

Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in zijn vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.

Bewijs.

Inleiding.
Verdachte wordt – kort gezegd – verweten dat hij het overlijden van zijn vader in het voorjaar van 2018 niet heeft gemeld en het dode lichaam van zijn vader verborgen heeft gehouden. Op 29 april 2018 kreeg de politie een melding van de buurvrouw van de vader van verdachte over vliegen die op de binnenkant van het raam zaten. De woning bleek te zijn afgesloten. De politie trof in de slaapkamer onder een stapel kleding het stoffelijk overschot van de vader van verdachte, [verdachte] , aan. Uit entomologisch onderzoek is gebleken dat de vader van verdachte in elk geval vanaf 6 april 2018, maar mogelijk al eerder, was overleden. In de woning werden luchtverfrissers aangetroffen en de overgordijnen in de slaapkamer waren gesloten. Verdachte heeft onder meer verklaard dat hij in paniek was geraakt toen hij zijn vader dood aantrof en dat hij zijn vader had bedekt met kleding van zijn moeder.
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie acht het ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsvrouw heeft bepleit dat verdachte integraal dient te worden vrijgesproken van het ten laste gelegde, omdat verdachte geen oogmerk heeft gehad op het verhelen van het overlijden van zijn vader.
Het oordeel van de rechtbank. [1]

Bewijsmiddelen.

1.
Het proces-verbaal van aangifte lijkvinding d.d. 1 mei 2018 (p. 46), voor zover inhoudende -zakelijk weergegeven-:
(..) Blijkens een melding aan de politie [woonplaats 2] op 29 april 2018 omstreeks 15:50 uur is op de locatie [adres 1] , [woonplaats 2] , het lijk gevonden van [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum 2] te [gemeente 2] (..).
2.
Het relaas proces-verbaal onderzoek Gardelegen d.d. 4 juni 2018 (p. 4 t/m 18, i.h.b. p. 6), voor zover inhoudende -zakelijk weergegeven-:
(..). De toegang tot perceel [adres 1] te [woonplaats 2] werd verkregen doordat een slotenmaker werd ingeschakeld die het slot van de deur verving. (..).
3.
Het proces-verbaal van bevindingen identificatie [slachtoffer] d.d. 1 mei 2018 (p. 30 t/m 31), voor zover inhoudende -zakelijk weergegeven-:
(..). Verbalisant bleek uit onderzoek in de gemeentelijke basisadministratie, waarbij het adres [adres 1] , [woonplaats 2] bevraagd was (..) dat de persoon die op dat adres stond ingeschreven [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum 2] te [woonplaats 2] , [gemeente 1] , betrof. Verbalisant zag dat bij huwelijk/geregistreerd partnerschap (historisch) de naam [betrokkene] , geboren op [geboortedatum 3] te [woonplaats 2] , [gemeente 1] stond. Ik verbalisant, zag dat er bij de ingangsdatum geldigheid “11-10-1958” stond. (..).
Verbalisant nam telefonisch contact op met een medewerkster van het parochie secretariaat te [woonplaats 2] . Verbalisant vroeg aan haar of zij na kon kijken wanneer [slachtoffer] voor de kerk was getrouwd. Verbalisant kreeg van haar de volgende informatie per e-mail toegezonden: “er is op [datum] [slachtoffer] uit [gemeente 1] , in de [kerk] te [woonplaats 2] , getrouwd met [betrokkene] uit [woonplaats 2] .”
(..) Verbalisant kan uit deze informatie opmaken dat gezien de gravering “Truus [datum]” in de ring die bij het slachtoffer om zijn middelvinger zat, de foto van het fotolijstje met de ring om de middelvinger van de man op de foto en het kerkelijke huwelijk op [datum] met [betrokkene] , het slachtoffer in de woning [adres 1] te [woonplaats 2] , naar alle waarschijnlijkheid [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum 2] te [woonplaats 2] , [gemeente 1] , betreft. (..).
4.
Het relaas proces-verbaal sporenonderzoek d.d. 4 juli 2018 (p. 11 t/m 18 van het proces-verbaal forensisch onderzoek), voor zover inhoudende -zakelijk weergegeven-:
(..). Tijdens het onderzoek werden op meerdere plaatsen in de woning zogenaamd “Gel-Active” luchtverfrissers aangetroffen. (..). In de hal zagen wij tevens een luchtverfrisser op de grond staan. De luchtverfrisser was er ogenschijnlijk recent geplaatst. Wij zagen dat de houder volledig gevuld was met de gel vulling. (..). Ook in de woonkamer zagen wij luchtverfrissers staan. (..).
SIN: AALJ0683NL
Luchtverfrisser hal links.
SIN: AALJ0685NL
Luchtverfrisser in hal voor slaapkamerdeur.
SIN: AALJ0684NL
Luchtverfrisser slaapkamer ladekast.
SIN: AALJ0626NL
Luchtverfrisser buffetkast woonkamer.
(..). Tijdens het onderzoek werd geconstateerd dat de voordeur van de woning normaal was afgesloten met de dagschoot van het voordeurslot. (..). Wij zagen en voelden dat de achterdeur van de woonkamer was afgesloten middels de cilinder en de twee raamboomsluitingen. (..). Wij zagen dat de overgordijnen gesloten waren. (..).
(..). In de slaapkamer, gelegen links achter in de woning, zagen wij een grote stapel kleding op het bed liggen. Gezien vanaf het voeteneinde van het bed kijkend in de richting van het hoofdeind van het bed zagen wij aan de rechterzijde een been/voet onder de stapel kleding. (..). Door ons verbalisanten werden de kleding stukken op het bed een voor een verwijderd (..). Tijdens het verwijderen werd het stoffelijk overschot voor ons verbalisanten steeds meer zichtbaar. Tussen de kleding stukken troffen wij maden en poppen aan. Na het verwijderen van de kleding zagen wij dat het stoffelijk overschot deels het dekbed over zich had liggen. (..).
5.
Het proces-verbaal van bevindingen buurtonderzoek d.d. 30 april 2018 (p. 118 t/m 120), voor zover inhoudende -zakelijk weergegeven-:
(..). [adres 2] , Wel thuis. Bleek de vriendin van de bewoner woonachtig op het adres [adres 3] te [woonplaats 2] . (..).
Op onze vraag hoe het met zijn vader ging, antwoordde [verdachte] dat zijn vader bij hem thuis in [woonplaats 1] verbleef omdat zijn vader zichzelf niet goed verzorgde in zijn eigen woning. (..).
6.
Het proces-verbaal verhoor [getuige 1] d.d. 29 april 2018 (p. 131 t/m 132), voor zover inhoudende -zakelijk weergegeven-:
(..). [verdachte] had mij gezegd dat [slachtoffer] voortaan bij hem en de vriend van [verdachte] zou wonen. Hij zei dat ze in [woonplaats 1] woonden en toen begreep ik ook waarom ik [slachtoffer] niet meer zag en hij niet thuis was. (..).
7.
Het proces-verbaal verhoor [getuige 2] d.d. 1 mei 2018 (p. 173 t/m 176), voor zover inhoudende -zakelijk weergegeven-:
(..). Wat wij heel vreemd vonden was dat [verdachte] ook zei dat ome [slachtoffer] bij hem was ingetrokken (..).
8.
Het proces-verbaal verhoor van [verzorgende bij zorginstelling (naam)] te [woonplaats 2] ) d.d. 3 mei 2018 (p. 193 t/m 195), voor zover inhoudende -zakelijk weergegeven-:
(..). Ik ben een verzorgende bij [zorginstelling] te [woonplaats 2] , gevestigd in de [adres 4] te [woonplaats 2] . (..). Ik kwam in de woning aan de [adres 1] te [woonplaats 2] in verband met de zorg van meneer [slachtoffer] . (..). Ik ben op dinsdag 6 februari 2018 voor het laatst langs geweest. (..).
Op 2 maart 2018 werd ik gebeld door [verdachte] met de mededeling dat er voorlopig geen zorg meer nodig was. Zijn vader ging tijdelijk bij hem wonen. (..). Het was niet nodig om aanstaande dinsdag naar de woning te komen. (..).
9.
Het proces-verbaal 2e politieverhoor van verdachte d.d. 3 mei 2018 (p. 258 t/m 265), voor zover inhoudende –zakelijk weergegeven-:
(..). Ik heb 3 a 4 weken geleden mijn vader gevonden. Hij was toen ijskoud (..). Ik heb toen gewoon wat kleding gepakt die van mijn moeder is geweest en dit over hem heen gelegd. (..). Alleen ik had een sleutel van de woning van mijn vader. En mijn vader zelf had natuurlijk ook een sleutel. (..). Ik heb aan niemand verteld dat mijn vader was overleden. (..). Ik heb (..) luchtverfrissers neergezet, omdat het toch begon te ruiken. Ik had er 1 in de hal, in de woonkamer, achterin de hal en in het bijhok gezet. (..). Ik heb tegen een buurtbewoner gezegd dat mijn vader dement was en daarom zo lang bij mij sliep. (..). Ik heb dat gezegd omdat ik niet wist wat ik moest doen. (..). Het zou best kunnen dat ik tegen meerdere buurtbewoners heb gezegd dat mijn vader bij mij in [woonplaats 1] verbleef. (..).
Ik heb [zorginstelling] eind maart afgebeld, omdat ze in april zouden komen. Ik heb ze toen gebeld en gezegd dat mijn vader bij mij verbleef en dat ze daarom niet hoefden te komen. (..).
Ik ben op 12 februari jarig en volgens heb ik twee dagen daarna mijn vader in huis dood gevonden. (..).

Bewijsoverweging.

De rechtbank is, anders dan de raadsvrouw, van oordeel dat verdachte zich ervan bewust moet zijn geweest dat het verhelen van de dood van zijn vader een noodzakelijk gevolg was van zijn gedragingen. Naar het oordeel van de rechtbank kan wettig en overtuigend worden bewezen dat verdachte zich in de periode van 13 februari 2018 tot en met 29 april 2018 meerdere malen heeft schuldig gemaakt aan een lijk verbergen met het oogmerk om het feit van overlijden te verhelen.

De bewezenverklaring.

Op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de hierboven uitgewerkte bewijsmiddelen komt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte
in de periode van 13 februari 2018 tot en met 29 april 2018 te [woonplaats 2] , gemeente [gemeente 2], een lijk, te weten het dode lichaam van [slachtoffer] (geboren op [geboortedatum 2] ), heeft verborgen, met het oogmerk om het feit van overlijden te verhelen,
immers heeft hij, verdachte
- het lijk van voornoemde [slachtoffer] onder een deken en kledingstukken in de woning van voornoemde [slachtoffer] verstopt, althans in de woning van voornoemde [slachtoffer] een deken en kledingstukken over het lijk van voornoemde [slachtoffer] gelegd en vervolgens
- luchtverfrissers in de woning van voornoemde [slachtoffer] geplaatst en
- de gordijnen van de woning van voornoemde [slachtoffer] gesloten gehouden en
- de woning van voornoemde [slachtoffer] afgesloten en
- tegen buurtbewoners en een familielid en de zorgcoördinator van een zorginstelling gezegd dat voornoemde [slachtoffer] bij hem, verdachte, in diens woning in [woonplaats 1] verbleef;
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.

De strafbaarheid van het feit.

Het bewezen verklaarde levert op het in de uitspraak vermelde strafbare feit.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.

De strafbaarheid van verdachte.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.

Strafoplegging?

De eis van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft oplegging van een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 1 maand met aftrek van de tijd die verdachte reeds in voorarrest heeft gezeten en een proeftijd van 2 jaren gevorderd. Een kopie van de vordering van de officier van justitie is aan dit vonnis gehecht.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsvrouw heeft, voor zover de rechtbank tot een bewezenverklaring komt, bepleit dat de rechtbank verdachte schuldig zal verklaren zonder oplegging van straf of maatregel (artikel 9a Sr).
Het oordeel van de rechtbank.
Verdachte heeft het lijk van zijn vader verborgen om het feit van het overlijden te verhelen Daarmee heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan – kort gezegd – het onttrekken van een lijk aan nasporing. Dit is een ernstig feit, wordt gepleegd om andere misdrijven te bedekken of om zich wederrechtelijk van enig voordeel te verzekeren. Het onttrekken van een lijk aan nasporing kan er immers toe leiden dat de overlijdensoorzaak van de betrokkene niet meer kan worden vastgesteld.
Gezien de ernst van het feit zou daarop in beginsel met oplegging van een straf dienen te worden gereageerd. Naar het oordeel van de rechtbank dient strafoplegging, gelet op de persoonlijke omstandigheden van verdachte, thans echter geen redelijk doel.
Uit het reclasseringsadvies van 11 maart 2019 is gebleken dat verdachte voor het overlijden van zijn vader in een afhankelijke positie verkeerde ten opzichte van zijn ouders. Zijn ouders waren één van de weinige stabiele factoren in zijn leven, waar hij altijd terecht kon. Verdachte had zelf al enkele jaren geen uitkering meer en was in het bezit van de bankpas van zijn vader en moeder, die hij met hun goedvinden ook gebruikte. Verdachte heeft spijt van zijn daad en schaamt zich diep. In september 2018 heeft verdachte een herseninfarct gehad en sindsdien is hij in beeld bij [stichting] in [woonplaats 1] .
Het geïsoleerde bestaan van verdachte is doorbroken, omdat hij nu meer contact heeft met medebewoners en collega’s op de dagbesteding en er is thans sprake van stabiliteit op de leefgebieden huisvesting, werk en inkomen. De rechtbank acht niet wenselijk dat de huidige positieve ontwikkelingen door oplegging van een strafrechtelijke sanctie worden doorkruist.
Gelet op de persoonlijkheid van verdachte en de omstandigheden die zich na het begaan van het bewezenverklaarde feit hebben voorgedaan, zal de rechtbank verdachte schuldig verklaren, maar geen straf of maatregel opleggen.

Toepasselijke wetsartikelen.

De beslissing is gegrond op de artikelen 151 en 9a van het Wetboek van Strafrecht.

DE UITSPRAAK

De rechtbank:
verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven.
verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
het bewezen verklaarde levert op het misdrijf:

Een lijk verbergen met het oogmerk om het feit van het overlijden te verhelen.

verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Beslissing:

Schuldigverklaring zonder oplegging van straf.

Dit vonnis is gewezen door:
mr. R. van den Munckhof, voorzitter,
mr. I.L.A. Boer en mr. L.G.J.M. van Ekert, leden,
in tegenwoordigheid van mr. R.J.A. Klaar, griffier,
en is uitgesproken op 16 april 2019.

Voetnoten

1.De bewijsmiddelen zijn opgenomen in het zaaksdossier van de politie Oost-Brabant, District Recherche Helmond, genummerd PL2018081844, aantal pagina’s: 1 tot en met 279. Waar wordt verwezen naar bijlagen betreffen dit de bijlagen opgenomen in genoemd einddossier. Een proces-verbaal forensisch onderzoek van de politie Oost-Brabant, Dienst Regionale Recherche (OB), Afdeling Specialistische Ondersteuning (OB), Team Forensisch Opsporing (OB), genummerd PL2100-2018081844-36, aantal pagina’s: 1 tot en met 124.