ECLI:NL:RBOBR:2019:2070

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
10 januari 2019
Publicatiedatum
12 april 2019
Zaaknummer
7135019 CV EXPL 18-4955
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van parkeerkosten en schadevergoeding na onrechtmatig verlaten van parkeergarage

In deze zaak vordert Q-Park Operations Netherlands B.V. betaling van € 377,20 van [gedaagde] wegens het onrechtmatig verlaten van een parkeergarage door middel van 'treintje rijden'. De eiseres stelt dat [gedaagde] zijn inrijkaartje kwijt was en zonder te betalen de parkeergarage heeft verlaten. De kantonrechter heeft vastgesteld dat [gedaagde] toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van zijn verbintenissen uit de overeenkomst met Q-Park. De rechter oordeelt dat de door Q-Park bedongen boetes, die zijn bedoeld om 'treintje rijden' te voorkomen, niet oneerlijk zijn in de zin van de Richtlijn 93/13. Het beroep van [gedaagde] op overmacht wordt verworpen, omdat Q-Park voldoende heeft aangetoond dat zij bereikbaar was en [gedaagde] niet heeft kunnen bewijzen dat hij geen hulp heeft gekregen. De kantonrechter wijst de vordering van Q-Park toe en veroordeelt [gedaagde] tot betaling van het gevorderde bedrag, vermeerderd met wettelijke rente en kosten.

Uitspraak

RECHTBANK OOST-BRABANT

Civiel Recht
Zittingsplaats ‘s-Hertogenbosch
Zaaknummer : 7135019
Rolnummer : 18-4955
Uitspraak : 10 januari 2019
in de zaak van:
Q-Park Operations Netherlands B.V.,
statutair gevestigd en kantoorhoudende te Maastricht,
eiseres,
gemachtigde: mr. Ch.F.P.M. Spreksel (Spreksel advocaten),
t e g e n
[gedaagde] ,
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde,
procederend in persoon.
Partijen zullen verder worden aangeduid als ‘Q-Park’ en ‘ [gedaagde] ’.

1.Het verloop van het geding

1.1.
Dit blijkt uit het volgende:
- de dagvaarding van 6 augustus 2018, inclusief producties;
- de aantekeningen van het mondelinge antwoord van 30 augustus 2018;
- het tussenvonnis d.d. 13 september 2018;
- de aantekeningen die de griffier heeft gemaakt tijdens de zitting (“comparitie”) van 11 oktober 2018;
- de door Q-Park tijdens de mondelinge behandeling getoonde beelden, die Q-Park tevoren op DVD op 21 september 2018 ter griffie van de rechtbank heeft gedeponeerd.
1.2.
Tenslotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Q-Park heeft aan [gedaagde] in de parkeergarage Heuvel te Eindhoven een parkeerplaats aangeboden en [gedaagde] heeft dit aanbod geaccepteerd zodat tussen partijen een overeenkomst tot stand is gekomen.
2.2.
[gedaagde] heeft zijn auto van het merk Mercedes type Mercedes Benz A180 met kenteken [kenteken] in de parkeergarage geparkeerd en heeft de garage vervolgens op zaterdag 9 december 2017 om 03.04 uur al “treintje rijdend” verlaten.
2.3.
Op de overeenkomst zijn de algemene voorwaarden van Q-Park van toepassing, waarin in artikel 6.3 en 6.5, voor zover relevant, het volgende is bepaald.
“6.3. Het zonder voorafgaande betaling van het verschuldigde parkeergeld met het voertuig verlaten van de parkeerfaciliteit, bijvoorbeeld door middel van het zogenoemde “treintje rijden” waarbij de parkeerder direct achter zijn voorganger onder de slagboom doorrijdt, is onder geen beding toegestaan.
De parkeerder is in dat geval het door Q-Park voor de betreffende parkeerfaciliteit vastgestelde tarief “verloren kaart” verschuldigd (afhankelijk van de parkeerfaciliteit bedraagt dit éénmaal, tweemaal of driemaal het geldende dagtarief), vermeerderd met een bedrag aan aanvullende schadevergoeding ad € 300,- en zulks onverminderd de rechten van Q-Park tot het vorderen van overige daadwerkelijk geleden (gevolg-)schade.”
(…)
“6.5. In geval van verlies of het ontbreken van het parkeerbewijs, is de parkeerder het door Q-Park voor de betreffende parkeerfaciliteit vastgestelde tarief ‘verloren kaart’ verschuldigd (afhankelijk van de parkeerfaciliteit bedraagt dit éénmaal, tweemaal of driemaal het geldende dagtarief). De parkeerder dient dit bedrag vóór het verlaten van de parkeerfaciliteit te voldoen. Het hiervoor genoemde tarief ‘verloren kaart’ laat onverlet het recht van Q-Park om de parkeerder de werkelijke parkeerkosten in rekening te brengen mochten die hoger zijn dan het tarief ‘verloren kaart’.”

3.De vordering en het verweer

3.1.
Q-Park vordert betaling van € 377,20 ter voldoening van tarief verloren kaart, schadevergoeding en buitengerechtelijke kosten, te vermeerderen met de wettelijke rente en de kosten van het geding.
Q-Park legt daaraan, kort samengevat, het volgende ten grondslag. Het parkeermanagementsysteem en de camera’s van Q-Park hebben geregistreerd dat met voornoemde auto gebruik is gemaakt van de parkeergarage Heuvel te Eindhoven en dat de bestuurder met de auto deze garage op 9 december 2017 om 03.04 uur in strijd met de overeenkomst tussen partijen, althans op onrechtmatige wijze is uitgereden door bumper-klevend achter de voorganger uit te rijden, het zogenaamde “treintje rijden”. De auto stond op dat moment op naam van [gedaagde] geregistreerd bij de RDW. Op grond van de toepasselijke algemene voorwaarden van Q-Park is [gedaagde] een schadevergoeding van € 300,00 en het geldende tarief verloren kaart van € 28,00 verschuldigd geworden. Daarnaast maakt Q-Park aanspraak op de wettelijke rente en een vergoeding voor buitengerechtelijke kosten.
3.2.
[gedaagde] heeft, kort samengevat, het volgende verweer gevoerd. [gedaagde] heeft met zijn auto in parkeergarage Heuvel geparkeerd. Hij was zijn inrijkaartje kwijt. Doordat hij in de nacht in paniek door zijn hoogzwangere vriendin was opgebeld, moest hij direct naar huis. [gedaagde] heeft in de garage op de alarmknop gedrukt om te informeren wat hij moest doen nu hij geen kaartje meer had, maar kreeg geen gehoor. Vervolgens is [gedaagde] naar de helpdesk gelopen, maar daar was niemand aanwezig. Hierna heeft [gedaagde] nogmaals op de alarmknop gedrukt, waarop hij weer geen gehoor kreeg. Op dat moment heeft [gedaagde] ervoor gekozen ‘treintje te rijden’. [gedaagde] parkeert vier keer per week in dezelfde parkeergarage en betaalt altijd. Over een boete doet [gedaagde] normaal gesproken niet moeilijk; de tijd die hij aan deze zaak moet besteden, kost hem al meer dan het bedrag van de hele vordering. Maar in dit geval vindt [gedaagde] dat hij zijn best heeft gedaan door twee keer op de alarmknop te drukken en naar de helpdesk te lopen. Q-Park moet beelden hebben waarop te zien is dat [gedaagde] op de alarmknop heeft gedrukt en naar de helpdesk is gelopen. [gedaagde] heeft nadien telefonisch contact opgenomen met Q-Park met de vraag wat hij moest doen om tot een oplossing te komen, maar Q-Park werkte niet mee aan een oplossing. [gedaagde] maakt bezwaar tegen de kosten nu hij naar zijn mening alles heeft gedaan om eruit te komen met Q-Park. [gedaagde] wil dat Q-Park de beelden toont waarop te zien is dat hij tevergeefs hulp heeft gezocht.
3.3.
Op de overige stellingen van partijen wordt hierna, voor zover voor de beoordeling van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Vast staat dat [gedaagde] door het “treintje rijden” in strijd met de overeenkomst tussen partijen heeft gehandeld. [gedaagde] is aldus toerekenbaar tekort geschoten in de nakoming van zijn verbintenissen uit hoofde van zijn overeenkomst met Q-Park. Ook staat vast dat [gedaagde] zijn inrijkaartje kwijt was en dat hij zonder te betalen de parkeergarage heeft verlaten. Als kentekenhouder (en in dit geval ook: berijder) van de auto is [gedaagde] in verzuim met de betaling aangezien betaling op grond van de overeenkomst vóór het verlaten van de parkeergarage dient plaats te vinden. [gedaagde] is, op grond van de toepasselijke algemene voorwaarden van Q-Park, het tarief van een verloren kaart (€ 28,00) verschuldigd.
4.2.1.
Daarnaast stelt Q-Park dat [gedaagde] conform de algemene voorwaarden wegens het verlaten van de parkeergarage zonder te betalen een schadevergoeding van maximaal € 300,00 is verschuldigd.
Q-Park heeft op dit punt het volgende aangevoerd. Het beding beoogt primair “treintje rijden”, dat leidt tot gevaarlijke situaties in en buiten de parkeergarage, te voorkomen. “Treintje rijden” veroorzaakt kopieergedrag en de gefixeerde schadevergoeding is mede bedoeld om dat tegen te gaan. Voor een voldoende preventieve werking is vereist dat het verschuldigde bedrag hoog genoeg is. Er is geen ander middel om “treintje rijden” tegen te gaan dat even effectief is als dit beding. Andere middelen, zoals hinderlijke drempels, hebben de “treintje rijders” niet gestopt, terwijl deze wel hinder voor andere klanten veroorzaken. De parkeerder wordt op meerdere momenten gewaarschuwd voor de gevolgen van dat “treintje rijden” en heeft zelf in de hand of hij de boete verschuldigd is omdat hij vrijwillig de keuze maakt om “treintje te rijden”. Voorts leidt Q-Park door deze gedraging schade doordat zij moet investeren in dure camerasystemen voor scherpe detectie van het “treintje rijden” en registratiesystemen; deze moeten worden onderhouden en van updates te worden voorzien. Voorts dienen de videobeelden te worden bestudeerd en moeten alle gegevens worden verwerkt. Aan de hand van het voertuig en kenteken dient een onderzoek naar de persoonsgegevens te worden ingesteld bij het kentekenregister, waarvoor een advocaat is vereist. Tot slot leidt Q-Park omzetverlies omdat zij parkeergelden misloopt. [gedaagde] maakt immers bij het “treintje tijden” geen gebruik van een uitrijkaart, zodat de parkeerplek van [gedaagde] in het systeem als bezet geregistreerd blijft, terwijl deze anders opnieuw verhuurd had kunnen worden. Q-Park heeft derhalve groot belang bij het tegengaan van deze vorm van parkeerfraude. De inkomsten van de gefixeerde schadevergoeding worden gebruikt om maatregelen te nemen ter voorkoming en vervolging van “treintje rijden”.
4.2.2.
De bedingen waarop Q-Park zich beroept, zijn opgesteld om in een aantal overeenkomsten te worden opgenomen. De kantonrechter dient op grond van rechtspraak van het Hof van Justitie (4 juni 2009, C 243/08, punt 32) en de Hoge Raad (13 september 2013, ECLI:NL:HR:2013:691, r.o. 3.5.3) ambtshalve te beoordelen of het beding onredelijk bezwarend is. De kantonrechter stelt daarbij voorop dat, in het geval wordt vastgesteld dat een beding ‘oneerlijk’ is in de zin van artikel 3 lid 1 en punt e uit de bijlage van Richtlijn 93/13/EEG (hierna: de Richtlijn), deze de boete niet mag matigen, maar zonder meer verplicht is dat beding voor de consument buiten beschouwing te laten (HvJ 30 mei 2013, C 488/11, punt 57), tenzij de consument zich hiertegen verzet (HvJ 4 juni 2009, C 243/08, punt 35). Daartoe dient artikel 6:233 BW conform de richtlijn te worden uitgelegd en - indien de kantonrechter vaststelt dat het beding ‘oneerlijk’ is - het beding ambtshalve te worden vernietigd (HR 13 september 2013 ECLI:NL:HR:2013:691, r.o. 3.7.1 – 3.7.3).
4.2.3.
De kantonrechter is van oordeel dat de door Q-Park bedongen boetes, afzonderlijk maar ook cumulatief, gelet op hetgeen door Q-Park is gesteld over de beoogde preventieve werking daarvan, de gevaarzetting voor andere verkeersdeelnemers in en buiten de parkeergarage, het feit dat [gedaagde] er bewust voor heeft gekozen de parkeergarage op deze ongebruikelijke en ongewenste wijze te verlaten, en op de gemotiveerde onderbouwing van Q-Park van de hoogte van de hierdoor door haar geleden schade, niet oneerlijk zijn in de zin van de Richtlijn 93/13.
4.3.
Wat betreft het door [gedaagde] bij antwoord en tijdens de mondelinge behandeling gedane beroep op overmacht geldt het volgende. Q-Park heeft ter zitting aangevoerd dat zij 7 dagen per week 24 uur per dag bereikbaar is. Indien niet fysiek een medewerker van Q-Park in de parkeergarage aanwezig is, kan een klant te allen tijde op een alarmknop drukken. [gedaagde] stelt dat hij dit ook heeft gedaan, tot tweemaal toe, maar daarbij geen gehoor heeft gekregen. Uit de door Q-Park ter zitting overgelegde uitdraai van de QCR Calls (zoals de gemachtigde van Q-Park ter zitting heeft toegelicht zijn dit de door de klantenservice ontvangen oproepen van de alarmknoppen vanuit de bewuste parkeergarage in die nacht) blijkt dat in die nacht meerdere malen (om 01.20h bij het betaalautomaat, 01.23h bij de slagboom, 02.24h bij de slagboom, 02.54h bij de buitendeur en 03.14h bij de buitendeur) gebruik is gemaakt van de alarmknop en dat en hoe Q-Park daar op heeft gereageerd. In het overzicht is vermeld dat bij de melding van 02.24h een parkeermedewerker ter plaatse is geweest. Om 02.54h is een oproep van de alarmknop bij de buitendeur beantwoord van een klant die zijn parkeerkaart niet bij zich had om daarmee de deur te openen. Ter zitting heeft [gedaagde] aangegeven dat hij die klant zou kunnen zijn geweest en dat hij zich niet meer kan herinneren hoe hij zonder inrijkaart de parkeergarage heeft kunnen binnen komen. Gelet op het voorgaande heeft Q-Park voldoende gemotiveerd weersproken dat wat [gedaagde] heeft aangevoerd, te weten dat niemand van Q-Park bereikbaar was. [gedaagde] heeft zijn stellingen vervolgens niet aangevuld. [gedaagde] heeft wel uitdrukkelijk gevraagd om de camerabeelden van Q-Park maar Q-Park heeft aangevoerd dat zij niet beschikt over die beelden. [gedaagde] heeft zelf geen opnamen gemaakt bijvoorbeeld met zijn mobiele telefoon. Dat Q-Park niet (meer) over die beelden beschikt, kan haar niet worden tegengeworpen en kan evenmin leiden tot de conclusie dat nadere onderbouwing door [gedaagde] van zijn stellingen over de onbereikbaarheid van Q-Park en daarmee van zijn beroep op overmacht dan niet nodig is. Gelet op het voorgaande slaagt het beroep op overmacht niet. De keuze van [gedaagde] om “treintje te rijden”, met alle gevolgen van dien, komen voor zijn rekening en risico. Andere weren heeft [gedaagde] niet aangevoerd. Dit betekent dat de door Q-Park gevorderde schadevergoeding van € 300,00 toewijsbaar is.
4.4.
Q-Park maakt aanspraak op de vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten van € 49,20. Vast staat dat aan de vereisten van het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten is voldaan en dat het gevorderde bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten overeenkomt met het in het Besluit bepaalde tarief, zodat dit deel van de vordering ook wordt toegewezen.
4.5.
De rentevordering is niet door [gedaagde] weersproken, zodat deze ook toewijsbaar is, gerekend vanaf de datum waarop [gedaagde] de parkeergarage heeft verlaten en dus in verzuim is getreden, oftewel 7 december 2017, tot de dag van voldoening.
4.6.
De gevorderde rente over de buitengerechtelijke incassokosten is slechts toewijsbaar vanaf de dag waarop deze kosten zijn voldaan. Nu niet is gesteld of gebleken dat deze kosten al daadwerkelijk door Q-Park zijn betaald, wordt de rente over de buitengerechtelijke incassokosten toegewezen vanaf vijftiende dag na de datum van dit vonnis.
4.7.
[gedaagde] wordt als de in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de kosten van de procedure.

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
veroordeelt [gedaagde] om aan Q-Park te betalen het bedrag van € 328,00, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 7 december 2017 tot de dag van voldoening;
5.2.
veroordeelt [gedaagde] om aan Q-Park te betalen het bedrag van € 49,20, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de vijftiende dag na de datum van dit vonnis tot de dag van voldoening;
5.3.
veroordeelt [gedaagde] in de kosten van de procedure, aan de zijde van Q-Park tot heden begroot op € 84,21 aan explootkosten, € 119,00 aan griffierecht en € 144,00 als bijdrage in het salaris van de gemachtigde (niet met btw belast);
5.4.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
5.5.
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.F.M.T. Franke, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 10 januari 2019.