ECLI:NL:RBOBR:2019:2026

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
12 april 2019
Publicatiedatum
11 april 2019
Zaaknummer
01/860554-17
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Zware mishandeling met een glas in een café, resulterend in ernstig letsel

In deze zaak heeft de rechtbank Oost-Brabant op 12 april 2019 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die beschuldigd werd van zware mishandeling. De verdachte heeft op 11 juni 2017 in Oss een glas naar het slachtoffer gegooid, wat resulteerde in ernstig letsel, namelijk een perforatie van de oogbol van het linkeroog, waardoor het slachtoffer nagenoeg blind is geworden aan dat oog. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte opzettelijk handelde en dat er sprake was van voorwaardelijk opzet op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel. De rechtbank heeft de vordering van de benadeelde partij, die een schadevergoeding van € 40.532,40 eiste, volledig toegewezen. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van achttien maanden, waarvan zes maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar. De rechtbank heeft in haar overwegingen rekening gehouden met de ernst van het delict, de impact op het slachtoffer en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. De rechtbank heeft ook de vordering van de benadeelde partij beoordeeld en deze als goed onderbouwd beschouwd, waardoor de volledige schadevergoeding is toegewezen.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Strafrecht
Parketnummer: 01/860554-17
Datum uitspraak: 12 april 2019
Vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [1989] ,
wonende te [woonplaats] , [adres] .
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 5 oktober 2018 en 29 maart 2019.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.

De tenlastelegging.

De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 30 augustus 2018.
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 11 juni 2017 te Oss aan [slachtoffer] , opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten een perforatie van de oogbol (van het linkeroog), heeft toegebracht door die [slachtoffer] met een glas, althans met een scherp voorwerp, in het gezicht (nabij of op het linkeroog) te slaan of te stompen, althans een glas, althans een scherp voorwerp, tegen het gezicht (nabij of tegen het linkeroog) van die [slachtoffer] te gooien.

De formele voorvragen.

De geldigheid van de dagvaarding.
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is.
De bevoegdheid van de rechtbank.
De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen,
De ontvankelijkheid van de officier van justitie.
Ter terechtzitting heeft de raadsman bepleit dat het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk moet worden verklaard in de vervolging. Kort gezegd stelt de raadsman daartoe dat door het zoekraken van de camerabeelden in het café objectief bewijsmateriaal verloren is gegaan en verdachte daardoor niet in staat is om te betwisten hetgeen de getuigen in voor verdachte belastende zin hebben verklaard over de feiten. Daarmee is met grove veronachtzaming tekort gedaan aan het recht van verdachte op een eerlijke behandeling van zijn zaak.
Aan de hand van na te noemen feiten en omstandigheden, die de rechtbank vaststelt op basis van het dossier en het onderzoek op de terechtzittingen, overweegt de rechtbank het volgende.
De politie heeft camerabeelden bekeken die ten tijde van het tenlastegelegde zijn opgenomen door camera’s in het café waar het tenlastegelegde zich heeft voorgedaan.
Deze beelden zijn in een proces-verbaal in het dossier beschreven door de verbalisant.
De verdediging heeft op 31 augustus 2018 in het kader van onderzoekswensen en ter terechtzitting van 5 oktober 2018 verzocht kennisname van camerabeelden mogelijk te maken. Uit het aanvullende proces-verbaal van 26 september 2018 blijkt dat de door de verdediging bedoelde camerabeelden na onderzoek niet meer zijn aangetroffen op de daarvoor bedoelde computers van de politie.
Vast is komen te staan dat de camerabeelden binnen de machtssfeer van het Openbaar Ministerie in het ongerede zijn geraakt en niet meer door de raadsman in het kader van de verdediging kunnen worden gebruikt.
De rechtbank is van oordeel dat niet aannemelijk is geworden dat het zoekraken van de camerabeelden het gevolg is van het gericht handelen van de politieambtenaren, waardoor doelbewust dan wel met grove veronachtzaming aan de belangen van verdachte tekort is gedaan. De raadsman heeft daarvoor geen feiten of omstandigheden aangedragen en dat blijkt ook niet uit het dossier. Het rechtsgevolg van niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie is dan ook niet aan de orde.
De rechtbank merkt op dat het zoekraken van de camerabeelden en het mogelijke nadeel van de verdediging als gevolg daarvan, door alternatieve vormen van onderzoek is gecompenseerd.
Een opsporingsambtenaar heeft de camerabeelden uitgekeken en beschreven en daarvan proces-verbaal opgemaakt. Ook langs deze weg is toetsing denkbaar van hetgeen op de beelden kon worden waargenomen. Uit de inhoud van dat proces-verbaal leidt de rechtbank overigens af dat de beelden geen bijdrage kunnen leveren aan het bewijs in belastende dan wel in ontlastende zin.
De rechtbank overweegt verder dat de verdediging in de gelegenheid is gesteld een zestal door haar verzochte getuigen te horen bij de rechter-commissaris. De processen-verbaal van verhoor van deze getuigen maken deel uit van het strafdossier. Deze getuigen verklaren ieder voor zich over hetgeen zij ten tijde van het tenlastegelegde hebben waargenomen en over de rol van verdachte bij het tenlastegelegde.
De rechtbank verwerpt gelet op het voorgaande het verweer. De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
De schorsing van de vervolging.
Er zijn geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.

Bewijs

Inleiding.
Verdachte wordt verweten dat hij [slachtoffer] (hierna te noemen: het slachtoffer) opzettelijk zwaar lichamelijk letsel heeft toegebracht door haar met een glas in het gezicht (nabij of op het linkeroog) te slaan of stompen dan wel door een glas tegen haar gezicht (nabij of op het linkeroog) te gooien.
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie concludeert tot bewezenverklaring van zware mishandeling.
Het standpunt van de verdediging.
De verdediging stelt dat niet overtuigend kan worden vastgesteld dat verdachte degene is geweest die met een glas heeft gegooid of daarmee heeft geslagen dan wel gestompt. Verdachte ontkent het tenlastegelegde te hebben begaan. Hij verklaart wel ter plaatse aanwezig te zijn geweest, maar niet degene te zijn die met een glas heeft gegooid, geslagen of gestompt en daarmee letsel aan het slachtoffer heeft toegebracht. Van het hele incident heeft hij niets meegekregen.
In elk geval was bij verdachte geen opzet (ook niet in voorwaardelijke zin) aanwezig om zwaar letsel bij het slachtoffer te veroorzaken. Verdachte dient daarom van het tenlastegelegde te worden vrijgesproken.
Het oordeel van de rechtbank.
Bewijsbronnen:
I. de verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 29 maart 2019.
II. het einddossier van de politie Eenheid Oost-Brabant, VVCI-Basisteam Maasland,
registratienummer PL2100-2017138778-Z, afgesloten op 10 juli 2017.
III. het proces-verbaal van verhoor van getuigen door de rechter-commissaris op 19
december 2018.
Bewijsmiddelen.
I. De verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 29 maart 2019, voor zover
inhoudende:
Ik was op 11 juni 2017 omstreeks 01.00 uur in [café 1] te Oss. Ik was daar met mijn zus. Ik bevond me op de bovenverdieping. Ik droeg een grijze polo met op de linkerborst een logo van het merk Kenzo. Ik droeg oranjekleurige Nike schoenen. Achter mij brak ruzie uit. Ik werd nat gegooid met drank. Ik hoorde geroezemoes achter me. Ik zag een meisje huilen. De foto’s in het dossier van die afkomstig zijn van Facebook betreffen mijn foto.
II. Het einddossier van de politie Eenheid Oost-Brabant. Dit houdt onder meer in, zakelijk
weergegeven:
- proces-verbaal van verhoor van [slachtoffer] op 12 juni 2017, p. 73, 74: :
Op 11 juni 2017, omstreeks 01.30 uur, bevond ik mij in het [café 1] te Oss.
Ik bevond mij op de bovenste verdieping van het café. Ik zag daar [persoon] . Ik voelde ik dat ze mij met haar handen begon te duwen en dat ze vijandig tegen mij op botste. Al snel voelde en zag ik dat [persoon] en ik uit elkaar werden getrokken. Op dat moment keek ik even rechts langs [persoon] . Direct nadat ik dat deed, voelde ik een harde klap op mijn linkeroog en voelde ik een intense pijn aan mijn linkeroog. Ik zakte van de pijn in elkaar en voelde dat mijn oog hevig begon te bloeden. Ik ben vervolgens naar het ziekenhuis gebracht. Mijn linkeroog is zodanig beschadigd dat ik hier vrijwel niets meer door zie. Ik zie enkel lichtpuntjes en zeer wazige bewegingen. Verder helemaal niets. Ik hoorde in het ziekenhuis dat het niet duidelijk is of mijn oog/gezichtsvermogen nog zal herstellen.
- een medische verklaring d.d. 4 juli 2018, p. 74:
Deze verklaring is opgemaakt en ondertekend door mr. drs. M.E.B. Morsink (Radboud UMC) betreffende [slachtoffer] en houdt onder meer in:
datum onderzoek 11 juni 2018. Omschrijving van het letsel bij [slachtoffer] :
verwonding ooglid links met perforatie van de oogbol. Is geopereerd aan linker oog.
- proces-verbaal van verhoor van [getuige 1] , p. 92, 93:
Ik was op 11 juni 2017 met vriendinnen in [café 1] te Oss, we waren daar boven. Op een gegeven moment kwam mijn broer [verdachte] bij ons staan. Het was heel erg druk. Ik zag om ongeveer 01.00- 01.15 uur dat er enkele meisjes met elkaar aan het vechten waren. Eén van hen ken ik: [persoon] . Ik ben met mijn rug tegen de muur gaan staan. [verdachte] stond voor mij. Op een gegeven moment werd er met drank gegooid. Dat kwam vol over [verdachte] heen. Toen ik weer in de richting keek waar [persoon] en het meisje aan het vechten waren geweest, zag ik een meisje op de grond zitten met veel bloed aan haar gezicht. Ik heb [verdachte] toen vastgepakt en hem voor me uit geduwd naar de uitgang.
Hierna zijn [verdachte] en ik samen naar huis gegaan, omstreeks 01.45 uur, en zijn we in de richting van mijn auto gelopen. Mijn broer [verdachte] droeg die avond een grijze polo Kenzo met een tijgertje op de borst.
- proces-verbaal van verhoor van [getuige 2] en bijgevoegde foto, p. 85,
86, 88:
Ik ging op 11 juni 2017 omstreeks 00.45 uur met [getuige 3] naar [café 1] . We waren op de tweede verdieping, daarmee bedoel ik de verhoging in het café. Het was ontzettend druk. Er ontstond onrust in de kroeg. Ik zag dat een meisje [persoon] duwde. Ik zag dat [persoon] terugduwde. Opeens zag ik dat er een jongen tussen sprong.
Deze stond op dat moment naast mij. Ik zag dat deze jongen een glas gooide.
Ik zag dat dit een lang en dik bierglas betrof. Ik zag dat deze jongen het glas in zijn hand had en zijn arm naar achter zijn lichaam haalde. Ik zag dat deze jongen het glas met kracht en opzet in de richting van de meisjes gooide. Ik zag dat het glas uit elkaar sprong op het hoofd van het eerste meisje. Het meisje daar ik hierboven heb beschreven. Ik zag dat er glasscherven op de grond lagen. Ook zag ik dat er heel veel bloed op de grond lag en dat het meisje naar de grond zakte.
Ik kan de jongen die het glas gooide als volgt omschrijven:
donkerblond opgeschoren haar, haren schuin naar achteren gekamd, ongeveer 1.80 meter groot, getraind postuur, grijze polo, merk stond op zijn borst, felle oranje gymschoenen en spijkerbroek.
Net nadat de jongen het glas gegooid had, zag ik dat er een man voor de jongen kwam staan en dat die man de jongen wegduwde. Ik herken die man als degene die in het café de glazen ophaalt. Ik hoorde dat de man zei: “Ophouden, nu moet je ophouden”.
Ongeveer een half uur na het incident zijn [persoon] , [getuige 3] en ik naar buiten gegaan.
Ik zag dat de jongen, welke het glas had gegooid, voor [café 2] stond. Ik liep naar hem toe en vroeg of ik iets mocht vragen. Ik vroeg of ik zijn bevestiging mocht dat hij het glas had gegooid omdat mijn vriendin [persoon] door iedereen beschuldigd werd. Ik hoorde dat hij zij: “Als ik wist dat het een meisje was had ik niet geslagen. Ik wil niet dat iedereen mij verdenkt” en “Ik ga gauw naar huis toe”. Ik zag dat de jongen zenuwachtig was. Ik hoorde aan zijn stem dat hij bang was. Later heb ik van [getuige 3] gehoord dat [verdachte] het glas had gegooid. Ik heb [verdachte] vervolgens opgezocht op Facebook. Op Facebook van [verdachte] zag ik een foto van een jongen. Ik zag dat dit dezelfde jongen was als degene die ik herken als zijnde de jongen die het glas had gegooid. Ik zal een printscreen van deze foto aan mijn verklaring toevoegen.
- proces-verbaal van verhoor van [getuige 4] , p. 89:
Ik was met een groep personen in [café 1] en stond op de eerste verdieping. Ik zag dat er drank onze kant op gegooid. Het kwam op [verdachte] terecht. [verdachte] (zijn achternaam is [achternaam] ) droeg een grijze polo. [verdachte] stond naast onze groep. Ik zag dat [verdachte] een glas in onze richting gooide. Ik zag dat het meisje dat daarvoor ruzie had met [persoon] , door haar knieën ging en ik hoorde har schreeuwen van pijn. Ik zag dat de afstand tussen [verdachte] en het meisje ongeveer twee meter moet zijn geweest.
- proces-verbaal van verhoor van [getuige 5] , p. 103:
Ik zag dat een jongen zijn arm naar achteren haalde en met volle snelheid weer naar voren bewoog. Ik had de indruk dat hij dit met volle kracht deed. Ik zag dat hij een glas in zijn hand had. Ik zag dat hij [slachtoffer] raakte in haar gezicht met het glas. De jongen die dit gedaan had droeg een grijs shirt merk Kenzo, fel oranje of rode schoenen en opgeschoren naar achteren gekamd haar. Hij stond heel dicht bij [slachtoffer] . Ik schat hem rond 25 jaar oud. Ik stond er drie meter vandaan.
III. Het proces-verbaal van verhoor van getuigen door de rechter-commissaris op 19
december 2018. Dit proces-verbaal houdt onder meer in, zakelijk weergegeven;
- proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 3] :
Ik ben samen met [getuige 4] en [getuige 2] weggegaan. Dat zal ongeveer een halfuur na het incident zijn geweest. Ik ging dus naar buiten met [getuige 4] en [getuige 2] en daar zagen we die jongen alleen staan en daar bedoel ik mee [verdachte] . Hij keek angstig. Toen zei ik tegen hem: ‘Ik heb je wel zien slaan nadat je drinken over je heen had gekregen’. Hierop zei [verdachte] dat hij inderdaad een meisje had geraakt. Hij zei verder dat toen hij zag dat het een meisje was, hij meteen is gestopt.
- proces-verbaal van verhoor van [getuige 2] :
Toen wij weggingen bij [café 1] hoorde ik de naam ‘ [verdachte] ’ als dader noemen. Ik ben naar huis gegaan en keek thuis op mijn facebook op de naam [verdachte] . Ik herkende hem. Hij was degene die die nacht het glas had gegooid in [café 1] . Ik heb gezien dat [verdachte] het glas in de richting van het publiek gooide. Dat was boven in [café 1] . In het publiek stond [slachtoffer] . Hij gooide wel in het publiek. Ik had ook de indruk dat [verdachte] geïrriteerd was.
Op een gegeven moment ontstond er een ruzie tussen [slachtoffer] en een vriendin van haar. Op dat moment kijk ik schuin opzij en zie dat [verdachte] een glas gooit naar het midden, naar het publiek. Blijkbaar raakt dit glas [slachtoffer] want ik hoor haar hard gillen en zie dat ze door haar benen zakt.

Bewijsoverwegingen.

De ontkennende verklaring van verdachte wordt weerlegd door de bewijsmiddelen. De rechtbank acht op grond van die bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte een glas in de richting van het slachtoffer heeft gegooid.
De rechtbank moet vervolgens de vraag beantwoorden of verdachte met zijn gedraging (voorwaardelijk) opzet op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel bij het slachtoffer heeft gehad.
Volgens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad hangt de beantwoording van die vraag af van de feitelijke omstandigheden van het geval. Daarbij zijn de aard van de gedraging en de omstandigheden waaronder deze is verricht van belang. Bepaalde gedragingen kunnen naar hun uiterlijke verschijningsvorm worden aangemerkt als zo zeer gericht op een bepaald gevolg dat het - behoudens contra-indicaties - niet anders kan zijn dan dat de verdachte de aanmerkelijke kans op het desbetreffende gevolg heeft aanvaard.
De rechtbank stelt op basis van het strafdossier en het verhandelde ter terechtzitting het volgende vast:
  • verdachte heeft het glas met kracht in de richting van personen gegooid;
  • het was erg druk in de ruimte boven in het café. De afstand tussen verdachte, die het glas gooide, en het slachtoffer, die het glas tegen zich aan kreeg, was klein.
Het is een feit van algemene bekendheid dat glas breekbaar is en als daarmee vanaf korte afstand met kracht in de richting van personen wordt gegooid in een ruimte waar veel personen aanwezig zijn, dit glas iemand op een kwetsbare plaats kan raken en ernstig kan verwonden.
De rechtbank is gelet op het voorgaande van oordeel dat de gedraging van verdachte naar haar uiterlijke verschijningsvorm moet worden aangemerkt als zozeer op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel gericht te zijn dat het niet anders kan zijn geweest dan dat verdachte willens en wetens de aanmerkelijke kans op dat gevolg heeft aanvaard. Van contra-indicaties is de rechtbank niet gebleken.

De bewezenverklaring.

Op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de hierboven uitgewerkte bewijsmiddelen en de bewijsoverweging komt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte:
op 11 juni 2017 te Oss aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten een perforatie van de oogbol van het linkeroog, heeft toegebracht door een glas tegen het gezicht (nabij of tegen het linkeroog) van die [slachtoffer] te gooien.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.

De strafbaarheid van het feit.

Het bewezen verklaarde levert op het in de uitspraak vermelde strafbare feit.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.

De strafbaarheid van verdachte.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.

Oplegging van straf.

De eis van de officier van justitie.
De officier van justitie vordert een gevangenisstraf voor de duur van achttien maanden met aftrek van voorarrest, waarvan zes maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsman verzoekt in het geval van strafoplegging aan verdachte een taakstraf en een voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen.
Het oordeel van de rechtbank.
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Bij de beoordeling van de ernst van het door verdachte gepleegde strafbare feit betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het toebrengen van zwaar en onherstelbaar letsel aan het slachtoffer. Verdachte heeft een glas gegooid dat in het gezicht van het slachtoffer terecht is gekomen en het slachtoffer is als gevolg daarvan nagenoeg blind aan één oog: het gezichtsvermogen van het oog bedraagt minder dan 5 procent. Het gezichtsvermogen zal niet verbeteren.
Het nog jeugdige (zestienjarige) slachtoffer moet haar verdere leven de gevolgen hiervan dragen en is daardoor ernstig gehinderd in haar dagelijkse bezigheden en haar verdere ontplooiing. Zij wordt iedere dag met (de gevolgen van) het handelen van verdachte geconfronteerd. Uit de verklaring die het slachtoffer tijdens de terechtzitting heeft voorgelezen, blijkt dat zij ook mentaal nadelige gevolgen van het handelen van verdachte ondervindt.
Het geweld heeft, zoals hiervoor overwogen, een grote impact op het slachtoffer en haar gezin, maar heeft ook impact gehad op andere cafébezoekers. Zij zijn ongewild getuige geweest van het door verdachte gepleegde geweld.
Kijkend naar de persoon van verdachte, houdt de rechtbank rekening met de omstandigheid dat verdachte de ernst van het door hem aan het slachtoffer aangedane leed en de gevolgen daarvan kennelijk niet dan wel onvoldoende inziet en hij daarvoor geen verantwoordelijkheid wenst te nemen. Verdachte heeft zich bij zijn strafbaar handelen niet bekommerd om de gevolgen.
Over de persoon van de verdachte heeft de rechtbank verder het uittreksel uit de justitiële documentatie van 14 februari 2019 gezien, waaruit blijkt dat verdachte eerder wegens strafbare feiten is veroordeeld en ten tijde van het plegen van dit feit de voorlopige hechtenis in een andere strafzaak geschorst was.
Anderszins neemt de rechtbank in aanmerking dat sinds het tijdstip waarop het door verdachte gepleegde strafbare feit heeft plaatsgehad geruime tijd is verstreken, terwijl verdachte, voor zover nu bekend, in deze periode geen nieuwe strafbare feiten heeft gepleegd.
Bij haar beslissing over de strafsoort en de hoogte van de straf heeft de rechtbank aansluiting gezocht bij de binnen de rechtspraak ontwikkelde oriëntatiepunten.
De oriëntatiepunten dienen als vertrekpunt bij het bepalen van de straf.
De raadsman heeft verzocht aan verdachte een taakstraf en een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen. De rechtbank is echter van oordeel dat een taakstraf in combinatie met een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf geen recht doet aan de ernst van het bewezen verklaarde.
De rechtbank is van oordeel dat in verband met een juiste normhandhaving en uit een oogpunt van vergelding en ter beveiliging van de maatschappij, niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of geringere straf dan een gevangenisstraf voor de duur van achttien maanden.
De rechtbank zal deze straf voor een gedeelte voorwaardelijk opleggen om verdachte ervan te weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen.
Alles afwegend acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van achttien maanden, waarvan zes maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar, passend en geboden.

De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] .

Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat de vordering van de benadeelde partij voor het gehele gevorderde bedrag (€ 40.532,40) met toekenning van de wettelijke rente en toepassing van de maatregel tot schadevergoeding voor dat bedrag kan worden toegewezen.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsman verzoekt de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren in de vordering, omdat verdachte moet worden vrijgesproken dan wel omdat de behandeling van de vordering een onevenredige belasting oplevert voor het strafgeding. Subsidiair verzoekt hij de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren in de vordering, omdat de vordering in haar geheel onvoldoende is onderbouwd. Meer subsidiair verzoekt de raadsman de vordering van de benadeelde partij af te wijzen dan wel te matigen, omdat de omvang van de schade niet vast staat.
Beoordeling.De rechtbank acht de vordering in haar geheel toewijsbaar, vermeerderd met de wettelijke rente zoals genoemd in het dictum van de uitspraak tot de dag der algehele voldoening. De rechtbank is van oordeel dat de vordering duidelijk is en goed is onderbouwd met bewijsstukken en verwijzingen naar relevante jurisprudentie. De raadsman van verdachte heeft volstaan met algemene betwistingen zonder concreet aan te geven waarom de gevorderde schadebedragen onredelijk of te hoog zijn.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil.
Verder wordt verdachte veroordeeld in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Schadevergoedingsmaatregel.
De rechtbank zal voor het toegewezen bedrag tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen, nu de rechtbank het wenselijk acht dat de Staat schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert, vermeerderd met de wettelijke rente zoals genoemd in het dictum van de uitspraak tot de dag der algehele voldoening.
Aangezien aan verdachte meer verplichtingen tot vergoeding van dezelfde schade worden opgelegd, zal de rechtbank bepalen dat als verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij komt te vervallen en andersom, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij, daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat komt te vervallen.

Conservatoir beslag.

Onder verdachte is conservatoir beslag gelegd op een geldbedrag van € 2.210,00.
Het conservatoir beslag is kennelijk gelegd om te bevorderen dat de op te leggen schadevergoedingsmaatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht (deels) kan worden geïnd (artikel 94a, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering).

Toepasselijke wetsartikelen.

De beslissing is gegrond op de artikelen14a, 14b, 14c, 24c, 27, 36f, 63, 302 van het Wetboek van Strafrecht.

DE UITSPRAAK

De rechtbank:
verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op het misdrijf:

zware mishandeling. Verklaart verdachte hiervoor strafbaar en legt verdachte de volgende straf en maatregel op:

- -
gevangenisstrafvoor de duur van 18 maanden met aftrek overeenkomstig artikel 27 van
het Wetboek van Strafrecht waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2
jaren.
- -
maatregel van schadevergoedingvan € 40.532,40 subsidiair 237 dagen hechtenis.
Legt aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer] van een bedrag van € 40.532,40 (zegge: veertigduizend vijfhonderdtweeëndertig euro en veertig eurocent), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 237 dagen hechtenis. Het bedrag betreft een immateriële schadevergoeding van € 35.175,00, te vermeerderen met wettelijke rente vanaf 11 juni 2017 en een materiële schadevergoeding van in totaal € 5.357,40, te vermeerderen met wettelijke rente als volgt:
  • € 175,00 (materiële schade) te vermeerderen met wettelijke rente vanaf 11 juni 2017;
  • € 27,23 (kosten opvragen medische informatie) te vermeerderen met wettelijke rente vanaf 7 maart 2018;
  • € 432,17 (reis- en parkeerkosten) te vermeerderen met wettelijke rente vanaf 29 maart 2019;
  • € 101,99 (keuring oogarts rijbewijs) te vermeerderen met wettelijke vanaf 20 april 2018;
  • € 59,94 (kosten Storytel) te vermeerderen met wettelijk rente vanaf 26 maart 2018;
  • € 167,86 (kosten zonder nut) te vermeerderen met wettelijk rente vanaf 1 februari 2018;
  • € 306,25 (verzorging) te vermeerderen van wettelijke rente vanaf 25 juni 2017;
  • € 4.086,96 (verlies arbeidsvermogen) te vermeerderen met wettelijke rente vanaf 1 mei 2018.
De toepassing van deze vervangende hechtenis heft de hiervoor genoemde betalingsverplichting niet op.

Beslissing op de vordering van de benadeelde partij.

Wijst de vordering van de benadeelde partij toe en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer] van een bedrag € 40.532,40
(zegge: veertigduizend vijfhonderdtweeëndertig euro en veertig eurocent).
Het bedrag betreft een immateriële schadevergoeding van € 35.175,00, te vermeerderen met wettelijke rente vanaf 11 juni 2017 en een materiële schadevergoeding van in totaal
€ 5.357,40, te vermeerderen met wettelijke rente als volgt:
  • € 175,00 (materiële schade) te vermeerderen met wettelijke rente vanaf 11 juni 2017;
  • € 27,23 (kosten opvragen medische informatie) te vermeerderen met wettelijke rente vanaf 7 maart 2018;
  • € 432,17 (reis- en parkeerkosten) te vermeerderen met wettelijke rente vanaf 29 maart 2019;
  • € 101,99 (keuring oogarts rijbewijs) te vermeerderen met wettelijke vanaf 20 april 2018;
  • € 59,94 (kosten Storytel) te vermeerderen met wettelijk rente vanaf 26 maart 2018;
  • € 167,86 (kosten zonder nut) te vermeerderen met wettelijk rente vanaf 1 februari 2018;
  • € 306,25 (verzorging) te vermeerderen van wettelijke rente vanaf 25 juni 2017;
  • € 4.086,96 (verlies arbeidsvermogen) te vermeerderen met wettelijke rente vanaf 1 mei 2018.
Veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil.
Veroordeelt verdachte verder in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat komt daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij te vervallen en andersom, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij, komt daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat te vervallen.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. J.H.L.M. Snijders, voorzitter,
mr. S.J.W. Hermans en mr. N. Flikkenschild, leden,
in tegenwoordigheid van J.F.A. Verhagen, griffier,
en is uitgesproken op 12 april 2019.