ECLI:NL:RBOBR:2019:20

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
2 januari 2019
Publicatiedatum
3 januari 2019
Zaaknummer
C/01/322538 / HA ZA 17-418
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onrechtmatige daad en zorgplicht van waterschap bij wateroverlast

In deze zaak vordert de eiseres, een vennootschap onder firma, een verklaring voor recht dat het waterschap, WDD, onrechtmatig heeft gehandeld door zijn zorgplicht niet na te komen, wat heeft geleid tot wateroverlast in 2016. De rechtbank Oost-Brabant heeft op 2 januari 2019 uitspraak gedaan in deze civiele zaak. De eiseres stelt dat door de extreme neerslag in de periode van 30 mei tot 1 juli 2016, haar percelen onder water zijn komen te staan, wat resulteerde in aanzienlijke schade aan haar gewassen. De rechtbank heeft vastgesteld dat WDD verantwoordelijk is voor het beheer van de watergangen in zijn beheersgebied, maar dat de wateroverlast voornamelijk het gevolg was van de extreme neerslag en niet van een tekortkoming in de zorgplicht van WDD. De rechtbank heeft de vorderingen van eiseres afgewezen, omdat er onvoldoende bewijs was dat WDD zijn zorgplicht had geschonden. De rechtbank oordeelde dat de wateroverlast niet alleen te wijten was aan het handelen of nalaten van WDD, maar ook aan de hevige regenval die in die periode viel. Eiseres werd veroordeeld in de proceskosten van WDD.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Civiel Recht
Zittingsplaats 's-Hertogenbosch
zaaknummer / rolnummer: C/01/322538 / HA ZA 17-418
Vonnis van 2 januari 2019
in de zaak van
de vennootschap onder firma
[eiseres],
gevestigd te [woonplaats] ,
eiseres,
advocaat mr. J.M.M. Menu te Tilburg,
tegen
de publiekrechtelijke rechtspersoon
WATERSCHAP DE DOMMEL,
zetelend te Boxtel,
gedaagde,
advocaat mr. R.M. Pieterse te Middelburg.
Partijen zullen hierna [eiseres] en WDD genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 11 april 2018
  • het proces-verbaal van comparitie van 27 maart 2018 in deze zaak en in zes andere zaken
  • de faxberichten van 14 mei 2018 van mrs. Menu en Teerink en mr. Pieterse (mede namens mr. Jacobse) waarin zij hun opmerkingen naar aanleiding van het (buiten aanwezigheid van partijen opgemaakte) proces-verbaal kenbaar maken
  • de akte uitlaten van WDD
  • de antwoordakte van [eiseres] .
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
De rechtbank gaat uit van de volgende vaststaande feiten.
2.2.
Het beheersgebied van WDD telt 840.000 ingelanden. In het beheersgebied bevinden zich ongeveer 30.000 km aan watergangen en ongeveer 2.350 km aan watergangen in onderhoud.
In het beheersgebied bevinden zich 44 waterbeheersingsgemalen, 976 stuwen, bodemvallen etc. WDD is verantwoordelijk voor het beheer en onderhoud van A-watergangen in zijn beheersgebied. B-watergangen zijn de verantwoordelijkheid van de eigenaar van de aangrenzende percelen.
2.3.
[eiseres] exploiteert een gemengd bedrijf in [woonplaats] . Het bedrijf bestaat uit een akkerbouw- en grove tuinbouwgedeelte en een varkenshouderijgedeelte. Er worden aardappels, suikerbieten, korrel- en snijmais en asperges verbouwd.
Op perceel [naam] (kadastrale aanduiding: [kadastraal nummer] ) werden aardappelen geteeld. Dat perceel grenst aan de noordzijde aan waterloop GA13.
Op perceel [naam] (kadastrale aanduiding [kadastraal nummer] ) stond maïs. Het perceel wordt aan de noordzijde begrensd door waterloop GA26.
Op perceel [naam] en [naam] (kadastrale aanduiding: [kadastraal nummer] en [kadastraal nummer] ) op perceel [naam] (kadastrale aanduiding: [kadastraal nummer] en [kadastraal nummer] ) stonden aardappelen. Op perceel [naam] (kadastrale aanduiding: [kadastraal nummer] ) stond maïs. Deze vier percelen grenzen allemaal aan de Buulder Aa (GA1).
Op perceel [naam] (kadastrale aanduiding: [kadastraal nummer] ) werden aardappelen geteeld. Aan de westzijde wordt het perceel begrensd door waterloop GA24.
Ook op perceel [naam] (kadastrale aanduiding: [kadastraal nummer] ) stonden aardappelen. Dit perceel wordt aan de zuidzijde begrensd door waterloop GA63, welke benedenstrooms uit komt in de oostelijk gelegen GA42.
Op perceel [naam] (kadastrale aanduiding: [kadastraal nummer] ) stonden aardappelen. Dit perceel wordt aan de westzijde begrensd door waterloop KD33.
2.4.
In de periode van 30 mei 2016 – 1 juli 2016 is in het beheersgebied van WDD veel regen gevallen. Op sommige plaatsen meer dan 200 mm, en soms zelfs 300 mm, terwijl de gemiddelde neerslag in het gebied voor de maand juni 68 mm bedraagt.
In juni 2016 viel in de regio Groote Aa, waarin het bedrijf van [eiseres] ligt, 250 mm regen, terwijl het gemiddelde voor dat gebied 68 mm bedraagt. Op 30 mei 2016 werd in de omgeving van Soerendonk een hoeveelheid neerslag gemeten die overeenkomt met 2/3e van de gemiddelde hoeveelheid neerslag in de hele maand juni. Op 1 juni 2016 viel vervolgens een hoeveelheid die overeenkomt met 80% van de gemiddelde hoeveelheid neerslag in die maand. Vervolgens heeft het op 2 juni 2016 vrijwel onophoudelijk geregend, is er op 6 en 13 juni 2016 nog meer regen gevallen en is er (ook) op 23 juni 2016 een piek in de neerslag waargenomen.

3.Het geschil

3.1.
[eiseres] vordert -samengevat- een verklaring voor recht dat WDD jegens haar onrechtmatig heeft gehandeld doordat WDD zijn wettelijke onderhouds- en beheersverplichtingen niet tijdig en deugdelijk is nagekomen, waardoor wateroverlast in 2016 is ontstaan, alsmede dat WDD aansprakelijk is voor de door [eiseres] geleden schade, met veroordeling van WDD tot vergoeding van die schade op te maken bij staat, een en ander vermeerderd met rente en kosten.
3.2.
WDD voert verweer.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
[eiseres] legt aan haar vorderingen ten grondslag dat WDD zijn zorgplicht heeft geschonden door niet tijdig en/of onvoldoende maatregelen te treffen ter voorkoming en beperking van de wateroverlast en de daardoor ontstane schade. Zij stelt dat haar percelen als gevolg daarvan in juni 2016 (deels) onder water zijn komen te staan, waardoor de oogst nagenoeg volledig verloren is gegaan.
Onder verwijzing naar het deskundigenrapport van L.J. Nederpel, agrarisch schade expert van Agro Expertiseburo (hierna: Agro) van 9 september 2016, een tweede rapport van Agro van 12 december 2016 en het aanvullend rapport van Agro van 26 februari 2018, stelt [eiseres] dat WDD zijn zorgplicht heeft geschonden door:
niet te voldoen aan de NBW-richtlijn
een beleid te voeren gericht op vernatting
niet te anticiperen op code oranje van KNMI.
onvoldoende onderhoud (opschonen, vegen en maaien) van watergangen en stuwen
onvoldoende onderhoud van riooloverstorten
stijging van grondwaterpeilen in de watergangen.
4.2.
WDD bestrijdt dat hij niet aan zijn zorgplicht heeft voldaan.
Bovendien ontbreekt volgens WDD het causaal verband tussen de gestelde schending van de zorgplicht en de schade. Oorzaak van de wateroverlast is volgens WDD de extreme en aanhoudende neerslag. Ter ondersteuning van deze verweren heeft WDD een deskundigenrapport overgelegd van ing. J.J. Velthuijs van Lemkes & Velthuijs BV (hierna: Velthuijs) van 8 september 2017. Daarnaast heeft [eiseres] volgens WDD te laat geklaagd en is sprake van rechtsverwerking en eigen schuld.
4.3.
Het geschil spitst zich ten eerste toe op de vraag of WDD tegenover [eiseres] is tekortgeschoten in zijn zorgplicht als waterbeheerder.
4.4.
Bij de beantwoording van die vraag stelt de rechtbank het volgende voorop.
Op grond van artikel 1 lid 1 van de Waterschapswet heeft een waterschap de waterstaatkundige verzorging van een bepaald gebied ten doel. Artikel 1 lid 2 van de Waterschapswet draagt waterschappen onder meer de zorg voor het watersysteem op. Het watersysteem is een samenhangend geheel van één of meer oppervlaktewaterlichamen en grondwaterlichamen, met bijbehorende bergingsgebieden, waterkeringen en ondersteunende kunstwerken (art. 1.1. Waterwet). Bij de uitoefening van zijn taken moet het waterschap rekening houden met verschillende waterstaatkundige belangen. [eiseres] geeft die belangen te beperkt weer. Zij stelt dat waterschappen de stand van het oppervlaktewater en grondwater moeten beheren, opdat de ingelanden geen schade zullen ondervinden van een overmatige toevloed van hemel- of oppervlaktewater of door uitdroging van landbouwgronden. Waterschappen moeten echter meer belangen in aanmerking nemen. Gelet op artikel 2.1. van de Waterwet is het waterbeheer gericht op voorkoming en waar nodig beperking van overstromingen, wateroverlast en waterschaarste, in samenhang met bescherming en verbetering van de chemische en ecologische kwaliteit van watersystemen en vervulling van maatschappelijke functies door watersystemen.
4.5.
De rechtbank zal hierna eerst op de in rov. 4.1. genoemde verwijten in zijn algemeenheid ingaan en vervolgens (voor zover nog nodig) op de perceelspecifieke verwijten.
De vorderingen voor zover deze betrekking hebben op de percelen [naam] , [naam] en [naam] worden daarbij buiten beschouwing gelaten. In de antwoordakte na tussenvonnis heeft [eiseres] haar vordering voor zover deze betrekking heeft op de percelen [naam] ingetrokken omdat partijen ten aanzien van deze percelen een schikking hebben getroffen. Op de zitting van 27 maart 2018 heeft [eiseres] de vordering ten aanzien van perceel [naam] ingetrokken en ten aanzien van perceel [naam] heeft [eiseres] op die zitting verklaard dat de vordering daarop geen betrekking heeft.
Ad a. niet voldoen aan de NBW-richtlijn
4.6.
[eiseres] stelt zich kennelijk op het standpunt dat de waterhuishouding bij haar percelen niet voldoet aan de normen opgenomen in de NBW-richtlijn.
4.7.
WDD stelt zich op het standpunt dat wel aan de NBW-richtlijn wordt voldaan. Hij verwijst daartoe naar het rapport van Velthuijs. Op in ieder geval drie van de percelen van [eiseres] zijn geen normen van toepassing en op vier slechts ten dele. Voor zover de normen van toepassing zijn, werd en wordt daaraan voldaan.
4.8.
De rechtbank overweegt hierover het volgende.
De zorgplicht van een waterschap wordt ingekaderd door wettelijke normen voor wateroverlast. De normen (door partijen aangeduid als NBW-normen) drukken de hoogst toelaatbare kans op overstroming uit.
4.9.
Op grond van artikel 2.8. van de Waterwet worden bij provinciale verordening, met het oog op de bergings- en afvoercapaciteit waarop regionale wateren moeten zijn ingericht, normen gesteld met betrekking tot de gemiddelde kans op overstroming van daarbij aangewezen gebieden. Uit de toelichting op deze bepaling blijkt dat deze normen de voor de verschillende vormen van landgebruik hoogst toelaatbare kans op overstroming uitdrukken. Het gaat om het gewenste beschermingsniveau. Uit het gewenste beschermingsniveau worden dimensionering, inrichting en het beheer van het watersysteem afgeleid. Ook worden daar de maatregelen uit afgeleid die moeten worden genomen om het watersysteem aan de norm te laten voldoen (Kamerstukken II 2006/07, 30818, nr. 3, p.93).
4.10.
De normen voor wateroverlast zijn vastgelegd in artikel 2.3. van de Verordening water Noord-Brabant (hierna: de Verordening) en de daarbij behorende bijlage II. Op grond van artikel 2.3 lid 2, aanhef en onder c en d, van de Verordening geldt buiten de bebouwde kom van een gemeente als norm een overstromingskans van 1x per 25 per jaar voor akkerbouw en 1x per 10 jaar voor grasland.
In lid 4 van artikel 2.3 van de Verordening is bepaald dat buiten de bebouwde kom aan sommige gebieden, aangegeven op bijlage II bij de Verordening, geen norm gekoppeld wordt, dan wel een hogere of een lagere norm.
In de toelichting op de Verordening (Provinciaal Blad, 2009, 230) staat dat voor (natuurlijke beekdalen en natuurgebieden geen norm geldt. Het betreft gebieden die behoren tot de Ecologische Hoofdstructuur (EHS). Daarnaast geldt het zogenaamde maaiveldcriterium. Dat wil zeggen dat een klein gedeelte van het gebied niet aan de norm hoeft te voldoen. Voor grasland is dat 5%, voor akkerbouw 1% en voor bebouwd gebied 0%, aldus de toelichting op de Verordening.
4.11.
De rechtbank stelt voorop dat WDD onweersproken heeft gesteld dat op een deel van de percelen [naam] , [naam] , [naam] en [naam] geen NBW-normen gelden. Ook heeft WDD onweersproken gesteld dat de wateroverlast zich alleen op de niet genormeerde (delen van deze) percelen heeft voorgedaan. Naar het oordeel van de rechtbank is alleen hierom al ten aanzien van deze vier percelen geen sprake van schending van de NBW-normen.
4.12.
De hierna volgende overwegingen hebben betrekking op (delen van) de percelen waarvoor wel NBW-normen gelden.
WDD heeft gesteld dat bij de laatste watersysteemtoets in 2013 werd voldaan aan de NBW-normen. [eiseres] heeft geen feiten of omstandigheden aangevoerd die tot de conclusie kunnen leiden dat het watersysteem ten tijde van de wateroverlast niet (meer) aan die normen voldeed.
In het eerste rapport van Agro wordt daarover niets vermeld. In het aanvullend rapport wordt slechts opgemerkt dat het (wellicht) meer een juridisch vraagstuk is hoe in deze zaak NBW-normen gezien dienen te worden. Daarnaast verwijst Agro nog naar een afvoernorm van 14 mm per etmaal, die in het verleden ook door Velthuijs genoemd zou zijn als basis afvoernorm waaraan een watersysteem volgens de legger zou moeten voldoen en die opgenomen zou zijn in het Cultuurtechnisch Vademecum. Uit het hiervoor opgenomen toetsingskader volgt echter niet dat die norm nog naast de in de Verordening vastgelegde normen afzonderlijk van toepassing is. Bovendien heeft Agro niet gesteld dat aan die norm niet voldaan is.
Uit het door [eiseres] op dit punt aangevoerde volgt dan ook niet dat sprake is van schending van de normen van wateroverlast. In zoverre heeft [eiseres] niet aan haar stelplicht voldaan.
4.13.
De stelling dat niet is voldaan aan de normen voor wateroverlast (de NBW-normen) mist daarom een voldoende feitelijke grondslag.
Ad b. beleid gericht op vernatting
4.14.
In de dagvaarding stelt [eiseres] dat WDD een beleid voert gericht op vernatting in plaats van tijdige waterafvoer.
WDD betwist dat.
4.15.
[eiseres] heeft haar stelling niet onderbouwd. In de twee rapporten van Agro wordt ook slechts in zijn algemeenheid, zonder nadere onderbouwing of toelichting, gesteld dat sprake is van een beleid gericht op vernatting. In het aanvullend rapport van Agro is nog aangevoerd dat landbouwgrond (waaronder die van [eiseres] ) wordt gebruikt om overtollig regen- en rioolwater (daar waar riooloverstorten liggen die lozen op sloten grenzend aan percelen van [eiseres] ) te bufferen met negatieve gevolgen voor de gewassen die [eiseres] ter plekke teelt.
Niet toegelicht is welk specifiek beleid van WDD tot vernatting heeft geleid, of welke feiten en omstandigheden de conclusie rechtvaardigen dat WDD met (de uitvoering van) dit beleid onrechtmatig jegens [eiseres] heeft gehandeld. Evenmin is duidelijk geworden waaruit blijkt of valt af te leiden dat WDD door een bepaald handelen of nalaten heeft bewerkstelligd dat het teveel aan water naar (een deel van) de percelen van [eiseres] is gestroomd en met welk doel of welke reden. WDD heeft dit ook betwist en gesteld dat dit overigens feitelijk ook niet mogelijk is.
4.16.
De rechtbank is dan ook van oordeel dat deze stelling van [eiseres] vanwege het ontbreken van onderbouwing moet worden verworpen.
Ad c. niet anticiperen op code oranje
4.17.
[eiseres] verwijt WDD geen actie te hebben ondernomen naar aanleiding van de melding (code oranje) van het KNMI. Als WDD dat gedaan had zou het onder water lopen van een groot gedeelte van de percelen van [eiseres] beperkt zijn gebleven en de schade niet zijn geleden althans verwaarloosbaar zijn geweest.
WDD voert onder meer als verweer dat het KNMI in de periode eind mei tot 1 juli 2016 een aantal keren een weerwaarschuwing met code oranje heeft afgegeven die steeds gold voor (bijvoorbeeld) ‘het zuidoosten van het land’ en dat niet duidelijk is op welke weerwaarschuwing (welke datum) [eiseres] doelt.
Daarnaast stelt WDD dat niet van hem verwacht mag en kan worden dat hij naar aanleiding van elke waarschuwing van het KNMI actie onderneemt. Ter toelichting voert WDD aan dat de weerswaarschuwingen van het KNMI betrekking hebben op een provincie of groter deel van het land en extreme neerslag juist zeer lokaal voorkomt. Bovendien krijgt WDD de weerswaarschuwingen pas 24 uur (code oranje) of 12 uur (code rood) van te voren. Anticiperend handelen is niet eenvoudig en vaak ook onwenselijk, gelet op het korte tijdsbestek van de waarschuwingen, de onnauwkeurigheid daarvan, de tijd die de maatregelen vergen en de potentiële kans op schade als de neerslag elders valt of in veel mindere hoeveelheden.
4.18.
De rechtbank overweegt dat [eiseres] niet heeft aangegeven wanneer de weerswaarschuwing (code oranje) voor het gebied waarin haar percelen zijn gelegen door het KNMI is afgegeven. Door mrs. Menu en Teerink is op de zitting (spreekaantekeningen punt 13) slechts in zijn algemeenheid gesteld dat het KNMI waarschuwingen heeft gegeven voor Noord-Brabant op 30 mei 2016 en 2 juni 2016 en voor Limburg op 30 mei 2016, 2 juni 2016 en 7 juni 2016. Ook heeft [eiseres] niet aangegeven welke (concrete) maatregelen WDD, rekening houdend met alle bij het waterbeheer betrokken belangen, had moeten nemen. Zelfs als het KNMI inderdaad kort voor de wateroverlast een waarschuwing zou hebben afgegeven voor het betreffende gebied, is dan ook, gelet op de door WDD gegeven toelichting, onvoldoende onderbouwd dat WDD heeft gehandeld in strijd met zijn zorgplicht door geen of onvoldoende maatregelen te nemen.
4.19.
De rechtbank is dan ook van oordeel dat deze stelling, bij gebreke van een voldoende deugdelijke grondslag, moet worden verworpen.
Ad d. onvoldoende onderhoud (opschonen, vegen en maaien) watergangen en stuwen
4.20.
[eiseres] stelt dat WDD onvoldoende onderhoud heeft gepleegd aan de watergangen, wat een tijdige waterafvoer in ernstige mate heeft belemmerd. Dit betreft met name het onvoldoende of niet tijdig maaien en schonen van de watergangen. Zij verwijst naar de bij dagvaarding overgelegde rapporten van Agro en het aanvullend rapport van Agro op dit punt.
WDD betwist dat de watergangen onvoldoende onderhouden zijn.
4.21.
De rechtbank gaat ervan uit dat dit verwijt alleen de watergangen betreft. [eiseres] geeft niet aan op welke stuwen zij doelt en uit de rapporten waarnaar verwezen wordt kan dit ook niet worden afgeleid.
4.22.
In de dagvaarding wordt gesteld dat sprake is van overmatig begroeide watergangen, onvoldoende geschoonde en geveegde sloten en beken. In het 1ste rapport van Agro (prod 8 dagvaarding) wordt in zijn algemeenheid opgemerkt dat begroeiing van sloten water opstuwt en de afvoer van water ernstig belemmert. In het 2de rapport wordt in zijn algemeenheid opgemerkt dat sprake is van niet tijdig onderhouden van watergangen.
Ook in het aanvullend rapport stelt Agro dat geconstateerd is dat het onderhoud onvoldoende is. Agro verwijst daarbij naar foto’s die niet zijn overgelegd (rb: vermeld wordt dat die kunnen worden opgevraagd) waarop te zien zou zijn dat de Buulder Aa ten tijde van de overlast (nog) niet gemaaid en daardoor extreem begroeid was, en naar foto’s bij het 1ste rapport waarop de wateroverlast waar te nemen is. Tevens stelt Agro in dat rapport, voor zover nu nog van belang, dat op de getoonde foto’s zichtbaar zou zijn dat de GA24 extreem begroeid is.
4.23.
WDD betwist dat sprake was van onvoldoende onderhoud en overmatige begroeiing van de watergangen. WDD stelt dat het onderhoud conform planning heeft plaatsgevonden. De maaiplanning van WDD loopt over 9 periodes, aangevuld met ‘periode 0’. ‘Periode 0’ betekent maaien op verzoek en aanwijzing. Periode 1 loopt van 1 januari t/m 15 maart. Periode 3 loopt van 1 juni t/m 15 juli. Alle voor [eiseres] relevante watergangen zijn volgens planning gemaaid. Watergang KD33 is bovendien extra gemaaid op verzoek op 25 april 2016, aldus WDD.
4.24.
De rechtbank constateert dat op de in de rapporten opgenomen foto’s zichtbaar is dat sprake was van wateroverlast. Dat sprake was van overmatige begroeiing is daarop echter niet zichtbaar. Gelet op de gemotiveerde betwisting van WDD, en het ontbreken van een nadere onderbouwing van [eiseres] , staat naar het oordeel van de rechtbank niet vast dat sprake was van overmatige begroeiing in de periode waarin de wateroverlast zich voordeed. Maar ook als wel sprake zou zijn geweest van overmatige begroeiing, betekent dat niet zonder meer dat WDD tekort is geschoten in het onderhoud. Van belang is of WDD uitvoering heeft gegeven aan zijn maaiplanning en of WDD adequaat heeft gereageerd op verzoeken om vroeger of extra te maaien.
4.25.
In zijn algemeenheid geldt dat WDD bij zijn maaiplanning rekening moet houden met de voorkeursperioden die voortvloeien uit de Flora- en Faunawet (per 1 januari 2017 vervangen door de Wet Natuurbescherming) en de Gedragscode Flora- en Faunawet voor waterschappen (hierna: de Gedragscode). De maaiplanning van WDD houdt rekening met deze voorkeursperioden.
4.26. WDD heeft de A-watergangen waaraan de betrokken percelen grenzen conform de maaiplanning onderhouden en heeft ten dele vervroegd gemaaid. Alle betrokken watergangen zouden volgens planning, voor zover hier relevant, worden gemaaid in periode 3 (1 juni t/m 15 juli). De watergang waaraan perceel [naam] grenst (de GA13) is vervroegd gemaaid op 17 mei 2016. De watergangen GA26 (bij perceel [naam] ), GA1 (bij de percelen [naam] , [naam] , [naam] en [naam] ), GA24 (bij perceel [naam] ) en GA42 (bij perceel [naam] ) zijn volgens planning in periode 3 gemaaid. Waterloop KD33 (bij perceel [naam] ) is vervroegd gemaaid op 25 april 2016.
4.27.
Het voorgaande neemt niet weg dat er omstandigheden kunnen zijn die ertoe leiden dat WDD eerder of extra had moeten maaien. Maaiwerkzaamheden kunnen buiten de voorkeursperioden uitgevoerd als dat vanwege de primaire waterschapstaken niet anders kan en met de nodige voorzorg (paragraaf 4.2.3 Gedragscode). Op WDD rust echter in beginsel geen verplichting om uit eigen beweging te onderzoeken of de begroeiing in de betrokken A-waterlopen nabij de percelen van [eiseres] zodanig is dat het noodzakelijk is om vervroegd te maaien (vgl. HR 9 november 2001, NJ 2002, 446, oude Rijnstromenarrest). [eiseres] heeft geen concrete feiten of omstandigheden genoemd die voor WDD aanleiding hadden moeten zijn om vervroegd te maaien. Als volgens [eiseres] sprake was van een dusdanige begroeiing van de watergang(en) dat er aanleiding was om eerder te maaien dan gepland, lag het op haar weg om WDD daarop te wijzen en te vragen om het maaiwerk vervroegd uit te voeren. Hetzelfde geldt voor extra maaien. Dat [eiseres] een dergelijke melding en/of verzoek heeft gedaan, is gesteld noch gebleken.
4.28.
[eiseres] heeft ten aanzien van de percelen [naam] , [naam] , [naam] en [naam] in het algemeen gesteld dat de watergangen in de nabijheid van de percelen onvoldoende zijn onderhouden. Deze percelen grenzen echter niet alleen aan een A-watergang (de GA1), maar ook aan B-watergangen. Het onderhoud van B-watergangen is geen taak van WDD maar van de gemeente en/of van aanliggende eigenaren. WDD is daarom niet aansprakelijk voor eventuele schade als gevolg van gesteld onvoldoende onderhoud van de B-watergangen.
4.29.
Gelet op het voorgaande is er geen deugdelijke feitelijke grondslag voor de stelling van [eiseres] dat WDD niet aan zijn zorgplicht heeft voldaan door de watergangen onvoldoende te onderhouden. De rechtbank verwerpt deze stelling.
Ad. e. onvoldoende onderhoud riooloverstorten
4.30.
In de dagvaarding is niet aangegeven op welke riooloverstorten dit verwijt ziet. In het 1e rapport van Agro (prod. 8 bij dagvaarding) komt de riooloverstort aan de orde bij de bespreking van de percelen [naam] . In het 2e rapport (prod. 11 bij dagvaarding) wordt slechts in zijn algemeenheid gesproken over riooloverstorten die overstromen en in het aanvullend rapport (prod. 15) is op dit punt niets vermeld. Daaruit en uit wat is besproken op de zitting leidt de rechtbank af dat dit (algemene) verwijt alleen betrekking heeft op de percelen [naam] . Nu de vordering, voor zover betrekking hebbend op die percelen, door [eiseres] is ingetrokken, behoeft dit verwijt geen bespreking meer.
Ad. f. stijging grondwaterpeilen in de watergangen
4.31.
Niet duidelijk is welk verwijt [eiseres] WDD hier maakt. Het stijgen van het grondwaterpeil in tijden waarin veel en/of langdurig neerslag valt is gebruikelijk en niet te voorkomen. Dat het grondwaterpeil (in de periode van de wateroverlast) door enig handelen of nalaten van WDD (extra) is gestegen is door [eiseres] niet aangevoerd.
Waarom WDD dan aansprakelijk zou zijn voor de schade voor zover die (mede) is veroorzaakt door het gestegen grondwaterpeil valt, naar het oordeel van de rechtbank dan ook niet in te zien.
Bovendien stelt Agro in het aanvullend rapport dat stijging van het grondwater(peil) niet de oorzaak is van de wateroverlast.
het niet-ontvankelijkheidsverweer van WDD ten aanzien van de percelen [naam] , [naam] , [naam] en [naam]
4.32.
WDD heeft zich met betrekking tot de percelen [naam] , [naam] , [naam] en [naam] (primair) op het standpunt gesteld dat [eiseres] in zijn vordering niet-ontvankelijk moet worden verklaard voor zover de meandering van de GA1 (de Buulder Aa) als schadeoorzaak daaraan ten grondslag wordt gelegd.
4.33.
De rechtbank is van oordeel dat de meandering van de Buulder Aa niet als schadeoorzaak (mede) ten grondslag is gelegd aan de vordering van [eiseres] .
In de dagvaarding is in punt 9 vermeld ‘….
de oorzaak daarvan was gelegen in de meanderende waterloop De Buulder AA die ruim een week vol water heeft gestaan….’en op de zitting is door [eiseres] in zijn verklaring wel vermeld dat de meandering in 2016 net voordat het heel hard ging regenen klaar was, maar in punt 36 van de dagvaarding waar de onrechtmatige handelingen van/schendingen van de zorgplicht door WDD worden opgesomd, wordt de meandering niet vermeld. Dat ook de meandering als zodanig als schadeoorzaak moet worden aangemerkt en als zodanig ten grondslag wordt gelegd aan de vordering blijkt naar het oordeel van de rechtbank nergens uit. Het niet-ontvankelijkheidsverweer kan daarom onbesproken blijven.
Bespreking specifieke percelen
4.34.
De rechtbank zal thans de verwijten per specifiek perceel, voor zover hiervoor nog niet aan de orde geweest, bespreken.
Perceel [naam]
4.35.
Met betrekking tot dit perceel heeft [eiseres] op de zitting nog gesteld dat de duikers in de Fabriekstraat dicht zaten. Dat is door WDD betwist.
Wat het (eventueel) dicht zitten van die duiker voor gevolgen heeft gehad voor dit perceel, is door [eiseres] niet toegelicht. Ook overigens heeft [eiseres] niet onderbouwd waar haar stelling op is gebaseerd. Deze stelling slaagt dan ook niet.
Percelen [naam]
4.36.
Ten aanzien van deze percelen stelt [eiseres] in de dagvaarding dat door verzakkingen een deel van de wegberm in de sloot is gezakt en een duiker verstopt is geraakt waardoor deze percelen gedurende een aantal dagen volledig blank hebben gestaan. Op pag. 7-66 van het eerste rapport van Agro staat dat de heer [eiseres] na het inzakken van de slootberm heeft gebeld met de gemeente, maar dat de gemeente niet heeft gereageerd. Volgens dit rapport heeft de heer [eiseres] naar WDD gebeld, heeft de buitendienstmedewerker van WDD direct een bezoek aan het perceel gebracht en is de belemmering binnen dertig minuten met behulp van een kraan verwijderd. Ter zitting heeft [eiseres] verklaard dat de slootkant was ingezakt, de gemeente er paaltjes bij heeft gezet en de sloot dicht is gebleven. [eiseres] heeft voorts verklaard dat zij toen [naam medewerker WDD] (werkzaam bij WDD) heeft gebeld en er binnen een kwartier een graver was.
4.37.
WDD stelt in de akte na tussenvonnis dat zijn medewerker [naam medewerker WDD] één keer door [eiseres] is benaderd inzake de verzakkingen en dat de belemmering daarna direct is verwijderd.
4.38.
In de antwoordakte na tussenvonnis stelt [eiseres] dat de verzakkingen hebben plaatsgevonden na de eerste regenval (30 mei – 1 juni), dat zij op 2 juni [naam medewerker WDD] heeft benaderd en daarna meerdere keren contact gehad heeft met [naam medewerker WDD] . Ook stelt [eiseres] dat zij na de regenval op 24 juni zelf heeft geprobeerd maatregelen te treffen en daarna nogmaals naar [naam medewerker WDD] heeft gebeld en hem de situatie ter plaatse heeft voorgehouden, waarna [naam medewerker WDD] een kraan heeft gestuurd die de verzakkingen in tien minuten ongedaan heeft gemaakt. [eiseres] betwist dat zij toen voor het eerst melding maakte van de verzakkingen. WDD heeft volgens [eiseres] onzorgvuldig gehandeld door de verzakkingen niet (tijdig) te verwijderen.
4.39.
[eiseres] heeft niet aangegeven hoe haar standpunt in de antwoordakte zich verhoudt tot haar verklaring ter zitting en tot de weergave van feiten in het door haar overgelegde deskundigenrapport. De rechtbank stelt vast dat de onderbouwing van de gestelde schending van de zorgplicht innerlijk tegenstrijdig is. Gelet hierop acht de rechtbank hetgeen [eiseres] heeft aangevoerd onvoldoende om als vaststaand te kunnen aannemen dat zij de verzakking (al) op 2 juni 2016 bij WDD heeft gemeld. De nadere stelling van [eiseres] dat WDD onzorgvuldig heeft gehandeld door de verzakkingen niet (tijdig) te verwijderen, slaagt dan ook niet.
Perceel [naam]
4.40.
[eiseres] stelt dat dit perceel drie weken onder water gestaan heeft, mede door een onjuist afgestelde en verstopte duiker.
4.41.
Uit hetgeen is besproken op de zitting leidt de rechtbank af dat [eiseres] zich op het standpunt stelt dat sprake was van een verstopte duiker. Daargelaten of de duiker volledig verstopt was, WDD betwist dat, kan uit het feit dat, zoals in het rapport van Velthuijs is vermeld, de duiker (na de wateroverlast) is doorgespoten, niet afgeleid worden dat sprake was van onvoldoende onderhoud. Zoals door WDD is aangegeven is het niet heel bijzonder dat bij extreem weer vuil in de watergang leidt tot verstopping van een duiker. Op de zitting is door hydroloog [naam hydroloog] verklaard dat het grondwater ter plaatse vanaf 30 mei in 2 dagen tijd 80 cm is gestegen. De stelling van Velthuijs dat uitsluitend de neerslaghoeveelheden in combinatie met de grondwaterstanden tot de wateroverlast hebben geleid wordt daardoor onderschreven. Een en ander is van de zijde van [eiseres] niet betwist.
4.42.
De stelling van [eiseres] met betrekking tot de duiker is naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende onderbouwd en wordt daarom verworpen.
Perceel [naam]
4.43.
Door [eiseres] is in de dagvaarding gesteld dat de waterlossingen bij dit perceel onvoldoende zijn onderhouden door WDD. Iedere onderbouwing en nadere toelichting ontbreekt echter. Het is niet aan de rechtbank om in de overgelegde producties te gaan zoeken naar een mogelijke onderbouwing. Noch uit de dagvaarding, noch uit de rapporten van Agro valt op te maken waarop deze stelling is gebaseerd. De stelling worden dan ook, als niet onderbouwd, verworpen.
conclusie
4.44.
De rechtbank komt tot de conclusie dat WDD tegenover [eiseres] niet is tekortgeschoten in zijn zorgplicht als waterbeheerder. Dat betekent dat WDD alleen al op die grond niet aansprakelijk is voor de (gestelde) schade.
4.45.
De rechtbank voegt hieraan toe dat, ook indien vast zou staan dat één of meer van de door [eiseres] gemaakte verwijten terecht zouden zijn en WDD zijn zorgplicht zou hebben geschonden, er onvoldoende grond is voor aansprakelijkheid voor de schade. Vast staat immers dat er in de periode van het schadevoorval sprake was van (zeer) hevige en langdurige regenval en gestegen grondwaterstanden. Uit de stellingen van [eiseres] volgt niet dat dit niet tot wateroverlast (en schade) had geleid als WDD wel aan zijn zorgplicht had voldaan. Het causaal verband tussen de aan WDD verweten gedragingen en de opgetreden schade is daarmee niet komen vast te staan.
4.46.
De vordering wordt afgewezen.
4.47.
[eiseres] zal, als de in het ongelijk gestelde partij, in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van WDD worden begroot op:
- explootkosten € 00,00
- griffierecht 1.924,00
- getuigenkosten 00,00
- deskundigen 00,00
- overige kosten 00,00
- salaris advocaat
1.357,50(2,5 punten × tarief € 543,00)
Totaal € 3.281,50

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
wijst de vorderingen af,
5.2.
veroordeelt [eiseres] in de proceskosten, aan de zijde van WDD tot op heden begroot op € 3.281,50 te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over dit bedrag met ingang van dit vonnis tot de dag van volledige betaling,
5.3.
veroordeelt [eiseres] in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 131,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat [eiseres] niet binnen 14 dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 68,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak,
5.4.
verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.K.B. van Daalen, mr. D.J. Hutten en mr. M.E. Bartels en in het openbaar uitgesproken op 2 januari 2019.