ECLI:NL:RBOBR:2019:1808

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
4 april 2019
Publicatiedatum
3 april 2019
Zaaknummer
01/845644-18
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • mr. M.L.W.M. Viering
  • mr. S.J.W. Hermans
  • mr. dr. T. Kraniotis
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontoerekeningsvatbaarheid en plaatsing in psychiatrisch ziekenhuis na mishandeling

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Oost-Brabant, is de verdachte beschuldigd van mishandeling van [slachtoffer] op 1 december 2018 te ’s-Hertogenbosch. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat zij bevoegd was om van de zaak kennis te nemen. Tijdens de zitting op 21 maart 2019 heeft de rechtbank de vordering van de officier van justitie en de verdediging gehoord. De officier van justitie vorderde een bewezenverklaring van de mishandeling, maar stelde ook dat de verdachte wegens een ziekelijke stoornis van de geestvermogens niet strafbaar was. De verdediging steunde dit standpunt en verwees naar gedragskundige rapporten die de psychische toestand van de verdachte bevestigden.

De rechtbank heeft op basis van de overgelegde bewijsmiddelen, waaronder een proces-verbaal van aangifte en de verklaring van de verdachte, geoordeeld dat wettig en overtuigend bewezen is dat de verdachte de mishandeling heeft gepleegd. Echter, gezien de rapporten van psycholoog mr. drs. R.A. Sterk en psychiater drs. H.L.C. Morre, die beiden concludeerden dat de verdachte lijdt aan schizofrenie en ten tijde van het feit psychotisch was, heeft de rechtbank geoordeeld dat de verdachte ontoerekeningsvatbaar is. De rechtbank heeft de verdachte ontslagen van alle rechtsvervolging en gelast dat hij voor een termijn van één jaar in een psychiatrisch ziekenhuis wordt geplaatst.

Daarnaast heeft de rechtbank de benadeelde partij [slachtoffer] niet-ontvankelijk verklaard in zijn vordering, omdat het bedrag van de vordering ontbrak. De kosten van de partijen zijn gecompenseerd, zodat elke partij de eigen kosten draagt. De uitspraak is gedaan op 4 april 2019.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Zittingsplaats 's-Hertogenbosch
Strafrecht
Parketnummer: 01/845644-18
Datum uitspraak: 4 april 2019
Vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [1974] ,
thans gedetineerd in het Penitentiair Psychiatrisch Centrum in Vught.
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 21 maart 2019.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van de verdachte naar voren is gebracht.

De tenlastelegging.

De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 18 februari 2019.
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 01 december 2018 te ’s-Hertogenbosch [slachtoffer] heeft mishandeld door tegen het lichaam van die [slachtoffer] te stoten en/of die [slachtoffer] meermalen, althans eenmaal, tegen het lichaam te schoppen.

De formele voorvragen.

Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in de vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.

Bewijs.

Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft gevorderd dat de rechtbank tot een bewezenverklaring zal komen van het ten laste gelegde feit en zich op het standpunt gesteld dat, nu uit de over de verdachte opgemaakte gedragskundige rapporten is komen vast te staan dat wegens een ziekelijke stoornis van de geestvermogens het ten laste gelegde niet aan de verdachte kan worden toegerekend, de verdachte dient te worden ontslagen van alle rechtsvervolging.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsvrouw heeft zich voor wat betreft de bewezenverklaring gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. Met inachtneming van de hierna te bespreken gedragskundige rapporten die over de verdachte zijn opgemaakt, dient de verdachte te worden ontslagen van alle rechtsvervolging.
Het oordeel van de rechtbank. [1]
De rechtbank acht op grond van
  • een proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] , van 1 december 2018, opgemaakt door [verbalisant] , p. 1-2, en
  • de verklaring van de verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 21 maart 2019,
wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan de verdachte is ten laste gelegd.
Gelet op het bepaalde in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering, volstaat de rechtbank met een opsomming van de bewijsmiddelen.

De bewezenverklaring.

Op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de hierboven opgesomde bewijsmiddelen, komt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat de verdachte
op 1 december 2018 te ’s-Hertogenbosch [slachtoffer] heeft mishandeld door tegen het lichaam van die [slachtoffer] te stoten en die [slachtoffer] tegen het lichaam te schoppen.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. De verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.

De strafbaarheid van het feit.

Het bewezen verklaarde levert op het in de uitspraak vermelde strafbare feit.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.

De strafbaarheid van de verdachte.

Over de verdachte is gerapporteerd door psycholoog mr. drs. R.A. Sterk en psychiater drs. H.L.C Morre in samenwerking met psychiater in opleiding drs. R. Pechaczek.
Uit het door psycholoog Sterk uitgebrachte rapport van 18 maart 2019 komt onder meer het volgende naar voren. Bij de verdachte is sprake van een ziekelijke stoornis van de geestvermogens in de vorm van schizofrenie. Van deze psychische problematiek was spake ten tijde van het ten laste gelegde. De psycholoog constateert dat de verdachte ten tijde hiervan psychotisch was en adviseert de rechtbank om het ten laste gelegde feit de verdachte in het geheel niet toe te rekenen.
Psychiater Morre, in samenwerking met psychiater in opleiding Pechaczek, heeft in zijn rapport van 18 maart 2019 onder meer gerapporteerd dat de verdachte lijdt aan een ziekelijke stoornis van de geestvermogens die kan worden omschreven als schizofrenie, multiple episoden, momenteel gedeeltelijk in remissie. Het is zeker dat deze schizofrenie ten tijde van het feit ook bestond, omdat schizofrenie een chronische ziekte is. De verdachte is nauwelijks in staat om te motiveren wat hem tot zijn handelingen heeft gebracht. De psychiater en de psychiater in opleiding adviseren de rechtbank om het verdachte ten laste gelegde feit niet toe te rekenen.
Op grond van de hiervoor weergegeven conclusies van de gedragsdeskundigen, die de rechtbank volgt en tot de hare maakt, stelt de rechtbank vast dat bij de verdachte tijdens het begaan van het ten laste gelegde feit sprake was van een ziekelijke stoornis van de geestvermogens. De rechtbank is bovendien van oordeel dat op grond van het strafdossier, het verhandelde ter terechtzitting en de rapporten van voornoemde deskundigen, voldoende vast is komen te staan dat het ten laste gelegde en bewezen verklaarde feit niet aan de verdachte kan worden toegerekend. De rechtbank zal de verdachte, overeenkomstig het standpunt van de officier van justitie en de raadsvrouw, om die reden ontslaan van alle rechtsvervolging.

De motivering van de beslissing.

De eis van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft plaatsing van de verdachte in een psychiatrisch ziekenhuis voor de duur van één jaar gevorderd.
Een kopie van de vordering van de officier van justitie is als bijlage 1 aan dit vonnis gehecht.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsvrouw heeft aangevoerd dat zij en de verdachte het eens zijn met de conclusies en adviezen van de gedragdeskundigen. Zij gaan akkoord met het opleggen van de maatregel van plaatsing van de verdachte in een psychiatrisch ziekenhuis voor de duur van één jaar.
Het oordeel van de rechtbank.
In de reeds aangehaalde psychologische en psychiatrische rapporten volgt dat dat de verdachte niet goed in staat kan worden geacht om zelfstandig verandering te kunnen brengen in de bij hem geconstateerde psychiatrische problematiek. De deskundigen achten de kans op herhaling hoog indien de verdachte niet zal worden behandeld. Met name wanneer de verdachte psychotisch is, kan hij agressief reageren. De kans op escalatie bestaat in het geval dat de verdachte zijn medicatie heeft gestaakt en vervolgens psychotisch decompenseert. De verdachte wordt niet in staat geacht om afspraken na te komen, hij beschikt over onvoldoende vaardigheden om voor zichzelf een maatschappelijk en sociaal aanvaard bestaan op te bouwen, hij heeft een beperkt sociaal netwerk waardoor er een reëel risico op sociaal isolement bestaat en de verdachte beschikt over onvoldoende copingvaardigheden om stressvolle omstandigheden het hoofd te kunnen bieden, zodat er een kans op interpersoonlijke conflicten bestaat. Gezien de ernst van verdachtes problematiek wordt een ambulante setting als ontoereikend ingeschat. Geadviseerd wordt een klinische setting met een verhoogd beveiligingsniveau. De gedragsdeskundigen hebben daarom geadviseerd om de verdachte de maatregel van plaatsing in een psychiatrisch ziekenhuis voor de duur van één jaar op te leggen. Indien de periode van één jaar te kort is dan zou de verdachte, indien hij aan de voorwaarden voldoet, behandeld kunnen worden in het kader van een civielrechtelijke machtiging op grond van de Wet bijzondere opnemingen psychiatrische ziekenhuizen.
De rechtbank neemt ook deze conclusies en adviezen en gronden waarop zij berusten over en maakt deze tot de hare.
De rechtbank acht ten aanzien van het bewezen verklaarde feit plaatsing van de verdachte in een psychiatrisch ziekenhuis voor de duur van één jaar noodzakelijk, omdat blijkens de gedragskundige rapporten de verdachte wegens een ziekelijke stoornis van de geestvermogens als volledig ontoerekeningsvatbaar moet worden aangemerkt en de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen en goederen deze maatregel eist.

De vordering van benadeelde partij [slachtoffer] .

Benadeelde partij [slachtoffer] voornoemd heeft een civiele vordering ingediend, maar zij heeft daarin geen bedrag opgenomen. Omdat het bedrag van de vordering ontbreekt, zal de rechtbank de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in de vordering.
De rechtbank zal de kosten van partijen compenseren aldus, dat elke partij de eigen kosten draagt.

Toepasselijke wetsartikelen.

De beslissing is gegrond op de artikelen 37 en 300 van het Wetboek van Strafrecht.

De uitspraak.

De rechtbank:
verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven;
verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij;
verklaart dat het bewezen verklaarde oplevert:
mishandeling;verklaart de verdachte hiervoor niet strafbaar;
ontslaat de verdachte van alle rechtsvervolging;
gelast dat de verdachte in een psychiatrisch ziekenhuis wordt geplaatst voor een termijn van één jaar;
verklaart benadeelde partij [slachtoffer] niet-ontvankelijk in de vordering;
compenseert de kosten van partijen aldus, dat elke partij de eigen kosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. M.L.W.M. Viering, voorzitter,
mr. S.J.W. Hermans en mr. dr. T. Kraniotis, leden,
in tegenwoordigheid van mr. I.J.M. Weemers, griffier,
en is uitgesproken op 4 april 2019.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt – tenzij anders vermeld – bedoeld een proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren opgenomen in het einddossier van de politie-eenheid Oost-Brabant, district ’s-Hertogenbosch, basisteam 's-Hertogenbosch, met registratienummer PL2100-20178243004, afgesloten op 3 december 2018, in totaal 19 doorgenummerde bladzijden. Waar wordt verwezen naar bijlagen betreffen dit de bijlagen opgenomen in genoemd einddossier.