ECLI:NL:RBOBR:2019:1807

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
4 april 2019
Publicatiedatum
3 april 2019
Zaaknummer
01/172644-18
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontoerekeningsvatbaarheid en schadevergoeding in strafzaak met meerdere benadeelde partijen

In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Oost-Brabant op 4 april 2019, is de verdachte, geboren in 1974 en thans gedetineerd in het Penitentiair Psychiatrisch Centrum in Vught, beschuldigd van het opzettelijk en wederrechtelijk beschadigen van twee auto's en het vernielen van ruitenwissers. De tenlastelegging betreft twee incidenten, één op 31 augustus 2018 in Helmond en één op 1 september 2018 in Nuenen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte lijdt aan een ziekelijke stoornis van de geestvermogens, specifiek schizofrenie, en heeft op basis van gedragskundige rapporten geconcludeerd dat de verdachte niet strafbaar is. Hierdoor is de verdachte ontslagen van alle rechtsvervolging.

De rechtbank heeft echter ook de vorderingen van benadeelde partijen in overweging genomen. Ondanks dat de verdachte van alle rechtsvervolging is ontslagen, heeft de rechtbank de benadeelde partijen ontvankelijk verklaard in hun vorderingen. Dit is gedaan om te voorkomen dat de benadeelde partijen de gevolgen ondervinden van administratieve complicaties tussen verschillende registratiesystemen van het Openbaar Ministerie en de rechtbank. De rechtbank heeft de vorderingen van benadeelde partijen toegewezen, waarbij de verdachte is veroordeeld tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partijen, vermeerderd met wettelijke rente. De rechtbank heeft ook een schadevergoedingsmaatregel opgelegd, ondanks de ontslag van rechtsvervolging, om de belangen van de benadeelde partijen te waarborgen.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Zittingsplaats 's-Hertogenbosch
Strafrecht
Parketnummers: 01.172644.18 en 01.173284.18 (ter terechtzitting gevoegd) Datum uitspraak: 4 april 2019
Vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [1974] ,
thans gedetineerd in het Penitentiair Psychiatrisch Centrum in Vught.
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 21 maart 2019. Op deze terechtzitting heeft de rechtbank de tegen de verdachte, onder de hiervoor genoemde parketnummers, aanhangig gemaakte zaken gevoegd.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van de verdachte naar voren is gebracht.

De tenlastelegging.

De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaardingen van 12 februari 2019.
Aan de verdachte is in de tenlastelegging met parketnummer 01-172644-18 ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 31 augustus 2018 te Helmond opzettelijk en wederrechtelijk twee auto's (een grijze Nissan Micra en een zwarte Volkswagen Golf), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander, te weten aan (respectievelijk) [benadeelde partij 1] en/of [benadeelde partij 2] toebehoorde, heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt.
Aan de verdachte is in de tenlastelegging met parketnummer 01-173284-18 ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 01 september 2018 te Nuenen, gemeente Nuenen Ca, althans in Nederland opzettelijk en wederrechtelijk ruitenwissers van auto's, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander, te weten aan meneer [benadeelde partij 3] , mevrouw [benadeelde partij 4] en/of meneer [benadeelde partij 5] toebehoorde, heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt.

De formele voorvragen.

Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaardingen geldig zijn. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in de vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.

Bewijs.

Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft gevorderd dat de rechtbank tot een bewezenverklaring zal komen van de ten laste gelegde feiten en zich op het standpunt gesteld dat, nu uit de over de verdachte opgemaakte gedragskundige rapporten is komen vast te staan dat wegens een ziekelijke stoornis van de geestvermogens het ten laste gelegde niet aan de verdachte kan worden toegerekend, de verdachte dient te worden ontslagen van alle rechtsvervolging.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsvrouw heeft zich voor wat betreft de bewezenverklaring gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. Met inachtneming van de hierna te bespreken gedragskundige rapporten die over de verdachte zijn opgemaakt, dient de verdachte te worden ontslagen van alle rechtsvervolging.
Het oordeel van de rechtbank. [1] , [2]
De rechtbank acht op grond van:
  • een proces-verbaal van verhoor van aangever [benadeelde partij 1] d.d. 31 augustus 2018, opgemaakt door [verbalisant 1] , p. 5, in onderling verband en samenhang bezien met een proces-verbaal van aangifte d.d. 31 augustus 2018 van [benadeelde partij 1] voornoemd, opgemaakt door [verbalisant 2] , p. 3, en
  • een proces-verbaal aangifte van [benadeelde partij 2] d.d. 31 augustus 2018, opgemaakt door [verbalisant 3] , p. 11, en
  • de verklaring van de verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 21 maart 2019,
wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan de verdachte onder parketnummer 01.172644.18 is ten laste gelegd.
De rechtbank acht op grond van:
  • een proces-verbaal van aangifte van [benadeelde partij 4] d.d. 1 september 2018, opgemaakt door [verbalisant 4] , p. 4-5, en
  • een proces-verbaal van aangifte van [benadeelde partij 3] d.d. 2 september 2018, opgemaakt door [verbalisant 5] , p. 6, en
  • een proces-verbaal van aangifte van [benadeelde partij 5] d.d. 4 september 2018, opgemaakt door [verbalisant 6] , p. 8, en
  • de verklaring van de verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 21 maart 2019,
wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan de verdachte onder parketnummer 01.173284.18 is ten laste gelegd.
Gelet op het bepaalde in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering, volstaat de rechtbank telkens met een opsomming van de bewijsmiddelen.

De bewezenverklaring.

Op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de hierboven opgesomde bewijsmiddelen, komt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat de verdachte
(01-172644-18)
op 31 augustus 2018 te Helmond opzettelijk en wederrechtelijk twee auto's (een grijze Nissan Micra en een zwarte Volkswagen Golf), toebehorende aan respectievelijk [benadeelde partij 1] en [benadeelde partij 2] , heeft beschadigd.
(01-173284-18)
op 1 september 2018 te Nuenen, gemeente Nuenen c.a., opzettelijk en wederrechtelijk ruitenwissers van auto's, toebehorende aan respectievelijk meneer [benadeelde partij 3] en mevrouw [benadeelde partij 4] en meneer [benadeelde partij 5] , heeft vernield.
De bewijsmiddelen worden slechts gebezigd met betrekking tot het feit waarop zij in het bijzonder betrekking hebben.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. De verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.

De strafbaarheid van het feit.

Het bewezen verklaarde levert op de in de uitspraak vermelde strafbare feiten.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

De strafbaarheid van de verdachte.

Over de verdachte is gerapporteerd door psycholoog mr. drs. R.A. Sterk en psychiater drs. H.L.C Morre in samenwerking met psychiater in opleiding drs. R. Pechaczek.
Uit het door psycholoog Sterk uitgebrachte rapport van 18 maart 2019 komt onder meer het volgende naar voren. Bij de verdachte is sprake van een ziekelijke stoornis van de geestvermogens in de vorm van schizofrenie. Van deze psychische problematiek was spake ten tijde van het ten laste gelegde. De psycholoog constateert dat de verdachte ten tijde hiervan psychotisch was en adviseert de rechtbank om de ten laste gelegde feiten de verdachte in het geheel niet toe te rekenen.
Psychiater Morre, in samenwerking met psychiater in opleiding Pechaczek, heeft in zijn rapport van 18 maart 2019 onder meer gerapporteerd dat de verdachte lijdt aan een ziekelijke stoornis van de geestvermogens die kan worden omschreven als schizofrenie, multiple episoden, momenteel gedeeltelijk in remissie. Het is zeker dat deze schizofrenie ten tijde van de feiten ook bestond, omdat schizofrenie een chronische ziekte is. De verdachte is nauwelijks in staat om te motiveren wat hem tot zijn handelingen heeft gebracht. De psychiater en de psychiater in opleiding adviseren de rechtbank om de verdachte ten laste gelegde feiten niet toe te rekenen.
Op grond van de hiervoor weergegeven conclusies van de gedragsdeskundigen, die de rechtbank volgt en tot de hare maakt, stelt de rechtbank vast dat bij de verdachte tijdens het begaan van de ten laste gelegde feiten sprake was van een ziekelijke stoornis van de geestvermogens. De rechtbank is bovendien van oordeel dat op grond van het strafdossier, het verhandelde ter terechtzitting en de rapporten van voornoemde deskundigen, voldoende vast is komen te staan dat de ten laste gelegde en bewezen verklaarde feiten niet aan de verdachte kunnen worden toegerekend. De rechtbank zal de verdachte, overeenkomstig de standpunten van de officier van justitie en de raadsvrouw, om die reden ontslaan van alle rechtsvervolging.

De vorderingen van benadeelde partijen [benadeelde partij 1] en [benadeelde partij 4] .

Benadeelde partij [benadeelde partij 1] voornoemd heeft in de zaak met parketnummer 01.172644.18 een civiele vordering ingediend ten bedrage van € 528,-, vermeerderd met de wettelijke rente, voor materiële schade.
Benadeelde partij [benadeelde partij 4] voornoemd heeft in de zaak met parketnummer 01.173284.18 een civiele vordering ingediend ten bedrage van € 74,47, vermeerderd met de wettelijke rente, voor materiële schade.
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot integrale toewijzing van deze vorderingen, telkens vermeerderd met de wettelijke rente, en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel op grond van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht.
De raadsvrouw heeft afwijzing van de vordering van benadeelde partij [benadeelde partij 1] dan wel niet-ontvankelijkverklaring van deze benadeelde partij in de vordering bepleit. Zij heeft zich verder op het standpunt gesteld dat de vordering van benadeelde partij [benadeelde partij 4] voor toewijzing vatbaar is.
Met betrekking tot de ontvankelijkheid van de benadeelde partijen in hun vorderingen en het opleggen van de schadevergoedingsmaatregel overweegt de rechtbank het volgende.
Artikel 361, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering stelt als voorwaarde voor ontvankelijkheid van de benadeelde partij (onder meer) dat aan verdachte enige straf of maatregel wordt opgelegd dan wel artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht (schuldigverklaring zonder strafoplegging) wordt toegepast.
De bewoordingen van artikel 36f, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht laten, in het verlengde daarvan, niet toe dat een schadevergoedingsmaatregel wordt opgelegd (onder meer) in het geval dat een verdachte van alle rechtsvervolging wordt ontslagen en aan hem geen straf of maatregel of een last als bedoeld in artikel 37 van het Wetboek van Strafrecht wordt opgelegd, hetgeen in de onderhavige zaak het geval is.
Het Openbaar Ministerie heeft ervoor gekozen om ter terechtzitting van 21 maart 2019 naast de onderhavige zaak tevens de strafzaak tegen de verdachte onder parketnummer 01/845644-18 aanhangig te maken. De rechtbank heeft geconstateerd dat beide zaken in verschillende administratieve systemen (GPS respectievelijk Compas) zijn geregistreerd.
Deze wijze van administratief registreren verzet zich tegen het voegen van de onderhavige zaken met de reeds genoemde strafzaak onder parketnummer 01/845644-18.
De rechtbank betreurt deze administratieve gang van zaken. Een gevoegde behandeling had, gezien de beslissing van de rechtbank in de strafzaak met parketnummer 01/845644-18, tot ontvankelijkheid van de benadeelde partijen geleid en de mogelijkheid geboden om ook in de onderhavige zaak de schadevergoedingsmaatregel op te leggen, omdat de rechtbank in de strafzaak met parketnummer 01/845644-18 de verdachte een last als bedoeld in artikel 37 van het Wetboek van Strafrecht heeft opgelegd. Gelet op de aard van de jegens de verdachte aanhangig gemaakte zaken en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte had een gevoegde behandeling ook in de rede gelegen.
Gelet op het vorenstaande ziet de rechtbank geen inhoudelijke reden om de benadeelde partijen niet-ontvankelijk te verklaren in hun vorderingen of van oplegging van de schadevergoedingsmaatregel af te zien. De rechtbank zal daarom uitgaan van de situatie als waren de onderhavige zaken ter terechtzitting gevoegd, omdat de benadeelde partijen er immers belang bij hebben dat zij ontvankelijk zijn in hun vorderingen en dat hun verhaal op de verdachte door de Staat wordt uitgevoerd. De benadeelde partijen mogen niet de onaangename gevolgen ondervinden van niet op elkaar aansluitende en in dat opzicht falende registratiesystemen van het Openbaar Ministerie en de rechtbank. Gelet hierop zal de rechtbank, contra legem, de benadeelde partijen ontvankelijk achten in hun vorderingen en voor de toegewezen bedragen toepassing geven aan het bepaalde in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht.
Inhoudelijk overweegt de rechtbank als volgt over de ingediende vorderingen.
Gelet op de toelichting van de benadeelde partij [benadeelde partij 1] ter terechtzitting en de inhoud van het dossier, waaronder foto’s van de schade aan de auto, acht de rechtbank, anders dan de raadsvrouw, de hoogte van de geschatte herstelkosten voldoende aannemelijk gemaakt en zij zal de vordering daarom toewijzen.
De rechtbank acht de vordering van benadeelde partij [benadeelde partij 4] , als voldoende gemotiveerd en niet weersproken, eveneens voor toewijzing vatbaar.
De rechtbank zal de toegewezen bedragen telkens vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente.
De rechtbank zal de verdachte telkens veroordelen in de kosten van de benadeelde partijen tot op heden begroot op nihil. Verder wordt de verdachte telkens veroordeeld in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
De rechtbank zal voor de toegewezen bedragen tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen, telkens vermeerderd met de wettelijke rente, omdat de rechtbank het wenselijk acht dat de Staat schadevergoeding aan de slachtoffers bevordert.
Aangezien aan de verdachte meer verplichtingen tot vergoeding van dezelfde schade worden opgelegd, zal de rechtbank telkens bepalen dat als de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichtingen tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichtingen tot betaling aan de benadeelde partijen komen te vervallen en andersom, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichtingen tot betaling aan de benadeelde partijen, daarmee zijn verplichtingen tot betaling aan de Staat komen te vervallen.
De rechtbank acht het illusoir dat de verdachte in staat zal zijn binnen een redelijke termijn aan zijn verplichtingen tot betaling te voldoen, omdat naar verwachting de behandeling van de verdachte langdurig zal zijn gezien de door de deskundigen beschreven complexe problematiek. Daarmee zou de gewoonlijk op te leggen vervangende hechtenis, die is bedoeld als drukmiddel voor betalingsonwilligen, een punitief karakter krijgen, hetgeen de rechtbank ongewenst acht, mede gezien de omstandigheid dat de verdachte als volledig ontoerekeningsvatbaar moet worden beschouwd. De rechtbank houdt met het genoemde rekening door te bepalen dat bij gebreke van betaling van de aan de Staat te betalen bedragen telkens slechts één dag vervangende hechtenis wordt toegepast.

Toepasselijke wetsartikelen.

De beslissing is gegrond op de artikelen 36f en 60a van het Wetboek van Strafrecht.

De uitspraak.

De rechtbank:
verklaart het onder parketnummers 01.172644.18 en 01.173284.18 ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven;
verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor onder parketnummers 01.172644.18 en 01.173284.18 bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij;
verklaart dat het bewezen verklaarde oplevert:
ten aanzien van 01.172644.18:
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat aan een ander toebehoort, beschadigen, meermalen gepleegd;
ten aanzien van 01.173284.18:
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat aan een ander toebehoort, vernielen, meermalen gepleegd;
verklaart de verdachte hiervoor niet strafbaar;
ontslaat de verdachte van alle rechtsvervolging;
legt op de volgende
maatregelen:
een
maatregel van schadevergoedingter hoogte van € 528, te vervangen door 1 dag hechtenis;
legt aan de verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van slachtoffer [benadeelde partij 1] , van een bedrag van € 528, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 31 augustus 2018 tot aan de dag der algehele voldoening, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 1 dag hechtenis, voor materiële schade;
bepaalt dat de toepassing van deze vervangende hechtenis de hiervoor genoemde betalingsverplichting niet opheft;
beslissing op de vordering van de benadeelde partij:
wijst de vordering van de benadeelde partij toe en veroordeelt de verdachte daarom tot betaling aan benadeelde partij [benadeelde partij 1] , van een bedrag van € 528, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 31 augustus 2018 tot aan de dag der algehele voldoening, voor materiële schade;
veroordeelt de verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil;
veroordeelt de verdachte verder in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten;
bepaalt dat de verdachte van zijn schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde is bevrijd voor zover hij heeft voldaan aan een van de hem opgelegde verplichtingen tot vergoeding van deze schade;
een
maatregel van schadevergoedingter hoogte van € 74,47, te vervangen door 1 dag hechtenis;
legt aan de verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van slachtoffer [benadeelde partij 4] , van een bedrag van € 74,47, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 september 2018 tot aan de dag der algehele voldoening, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 1 dag hechtenis, voor materiële schade;
bepaalt dat de toepassing van deze vervangende hechtenis de hiervoor genoemde betalingsverplichting niet opheft;
beslissing op de vordering van de benadeelde partij:
wijst de vordering van de benadeelde partij toe en veroordeelt de verdachte daarom tot betaling aan benadeelde partij [benadeelde partij 4] , van een bedrag van € 74,47, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 september 2018 tot aan de dag der algehele voldoening, voor materiële schade;
veroordeelt de verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil;
veroordeelt de verdachte verder in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten;
bepaalt dat de verdachte van zijn schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde is bevrijd voor zover hij heeft voldaan aan een van de hem opgelegde verplichtingen tot vergoeding van deze schade.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. M.L.W.M. Viering, voorzitter,
mr. S.J.W. Hermans en mr. dr. T. Kraniotis, leden,
in tegenwoordigheid van mr. I.J.M. Weemers, griffier,
en is uitgesproken op 4 april 2019.

Voetnoten

1.Wanneer hierna met betrekking tot het ten laste gelegde onder parketnummer 01.172644.18 wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt – tenzij anders vermeld – bedoeld een proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren. Waar wordt verwezen naar bijlagen betreffen dit de bijlagen bij het proces-verbaal van de politie-eenheid Oost-Brabant, district Helmond, basisteam Dommelstroom, met registratienummer PL2100-2018174827, afgesloten op 31 augustus 2018, in totaal 25 doorgenummerde bladzijden.
2.Wanneer hierna met betrekking tot het ten laste gelegde onder parketnummer 01.173284.18 wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt – tenzij anders vermeld – bedoeld een proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren. Waar wordt verwezen naar bijlagen betreffen dit de bijlagen bij het proces-verbaal van de politie-eenheid Oost-Brabant, district Helmond, basisteam Dommelstroom, met registratienummer PL2100-2018177645, afgesloten op 4 september 2018, in totaal 23 doorgenummerde bladzijden.