ECLI:NL:RBOBR:2019:1803

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
3 april 2019
Publicatiedatum
3 april 2019
Zaaknummer
01/860362-18
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van primair tenlastegelegde overtreding en veroordeling voor subsidiaire overtreding van de Wegenverkeerswet na verkeersongeval

Op 3 april 2019 heeft de Rechtbank Oost-Brabant uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een verdachte die betrokken was bij een verkeersongeval op 8 oktober 2017 te Oss. De rechtbank sprak de verdachte vrij van de primair tenlastegelegde overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet, maar achtte de subsidiair tenlastegelegde overtreding van artikel 5 van dezelfde wet wettig en overtuigend bewezen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte als bestuurder van een snorfiets op een weg reed waar hij niet mocht rijden, wat concreet gevaar op de weg heeft veroorzaakt. De rechtbank legde een geldboete op van 350 euro, subsidiair 7 dagen hechtenis, met een voorwaardelijke proeftijd van 1 jaar.

De zaak kwam aan het licht na een verkeersongeval waarbij de verdachte met zijn snorfiets op de N329 reed, terwijl daar een geslotenverklaring voor snorfietsen gold. Tijdens het ongeval botste een personenauto tegen de snorfiets, wat resulteerde in de dood van de passagier van de snorfiets. De rechtbank concludeerde dat het rijgedrag van de verdachte niet voldeed aan de eisen van de Wegenverkeerswet, maar dat er onvoldoende bewijs was voor aanmerkelijke schuld in de zin van artikel 6 van de wet. De rechtbank hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn jeugdige leeftijd en het feit dat hij zelf ook slachtoffer was van het ongeval.

De rechtbank benadrukte dat de strafoplegging in overeenstemming moest zijn met de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder het was begaan. De verdachte had een blanco strafblad en had openheid van zaken gegeven over het ongeval. De rechtbank vond een voorwaardelijke geldboete het meest passend, gezien de omstandigheden van de zaak.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Strafrecht
Parketnummer: 01/860362-18
Datum uitspraak: 3 april 2019
Vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] , op [geboortedatum] ,
wonende te [adres] .
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 20 maart 2019.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.

De tenlastelegging.

De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 12 februari 2019.
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1. hij op of omstreeks 08 oktober 2017 te Oss als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig, daarmede rijdende over de weg, N329, zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door roekeloos, in elk geval zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend, (terwijl hij verkeerde onder aanmerkelijke invloed van stof(fen) die de
rijvaardigheid beïnvloedde)
te handelen als volgt:
verdachte heeft op voornoemde weg gereden met een snorfiets - terwijl op of naast die weg een verkeersbord volgens model C9 van de bijlage 1 van het Reglement Verkeersregels en Verkeerstekens 1990 was geplaatst - en/of is op die rijbaan blijven rijden op een moment dat daar een personenauto hem, verdachte (snel) naderde en/of (vervolgens) tegen de door verdachte bestuurde snorfiets is gebotst of gereden, waardoor een ander (genaamd [slachtoffer] ) werd gedood;
terwijl hij, verdachte, verkeerde in de toestand als bedoeld in artikel 8,
eerste of tweede lid van de Wegenverkeerswet 1994, danwel na het feit niet
heeft voldaan aan een bevel gegeven krachtens artikel 163, tweede, zesde,
achtste of negende lid van genoemde wet;
Subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of
zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 08 oktober 2017 te Oss als bestuurder van een voertuig (snorfiets), daarmee rijdende op de weg, N329, heeft gehandeld als volgt:
verdachte heeft op voornoemde weg gereden met een snorfiets - terwijl op of naast die weg een verkeersbord volgens model C9 van de bijlage 1 van het Reglement Verkeersregels en Verkeerstekens 1990 was geplaatst - en/of is op die rijbaan blijven rijden op een moment dat daar een personenauto hem, verdachte (snel) naderde en/of (vervolgens) tegen de door verdachte bestuurde snorfiets is gebotst of gereden, door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd.
De in deze tenlastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover
daaraan in de Wegenverkeerswet 1994 betekenis is gegeven, geacht in dezelfde betekenis te zijn gebezigd.

De formele voorvragen.

Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in zijn vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.

Vrijspraak ten aanzien van het primair ten laste gelegde.

De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan verdachte primair is ten laste gelegd, zodat de verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Daartoe overweegt de rechtbank als volgt.
Op 8 oktober 2017 omstreeks 01:56 uur heeft op de N329, de Megensebaan, te Oss een verkeersongeval plaatsgevonden tussen een personenauto en een snorfiets. Beide voertuigen reden in dezelfde richting over de rechterrijstrook van de Megensebaan in de richting van de Graafsebaan. De ter plaatse toegestane maximumsnelheid is 70 kilometer per uur. Op de Megensebaan geldt een geslotenverklaring voor snorfietsen. De personenauto is met de voorzijde tegen de achterzijde van de voor de personenauto rijdende snorfiets gebotst. De bestuurder van de snorfiets liep licht lichamelijk letsel op. De achterop gezeten passagier van de snorfiets overleed ter plaatse aan zijn verwondingen. Beide voertuigen raakten zwaar beschadigd.
De rechtbank stelt vast dat verdachte ten tijde van het ongeval de bestuurder van de snorfiets was. Verdachte reed op dat moment op een weg waar dat voor hem niet was toegestaan. Verder is in het bloed van verdachte ethanol (alcohol) gemeten in een concentratie die hoger ligt dan de grenswaarde voor enkelvoudig gebruik, namelijk 0,58 milligram ethanol per milliliter bloed.
De vraag die de rechtbank moet beantwoorden is of het rijgedrag van verdachte zodanig is geweest dat sprake is van schuld als bedoeld in artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994. Er moet sprake zijn van een aanmerkelijke mate van verwijtbare onvoorzichtigheid. Een lichtere vorm van schuld is onvoldoende. Niet elk tekortschieten, niet elke verkeersovertreding is voldoende voor het aannemen van schuld. Bij de beoordeling komt het aan op het geheel van gedragingen van de verdachte, de aard en ernst daarvan en de overige omstandigheden van het geval.
De rechtbank overweegt dat niet kan worden vastgesteld dat het ongeval (mede) is veroorzaakt door het (relatief beperkte) alcoholgebruik van verdachte. Enkel kan worden vastgesteld dat verdachte met zijn snorfiets reed op een weg waar dat niet was toegestaan, een weg met een maximumsnelheid van 70 kilometer per uur. De rechtbank is van oordeel dat dit rijgedrag van verdachte niet zonder meer als aanmerkelijke schuld in de zin van de Wegenverkeerswet is te kwalificeren. Daartoe zijn bijkomende omstandigheden vereist, die in deze zaak niet zijn komen vast te staan.
Gelet op de aard en de ernst van de door verdachte gemaakte verkeersfout en de overige omstandigheden van het geval is de rechtbank van oordeel dat niet is komen vast te staan dat verdachte aanmerkelijk onvoorzichtig, onoplettend en/of onachtzaam heeft gereden en dus evenmin dat hij aanmerkelijke schuld heeft gehad aan het verkeersongeval in de zin van de Wegenverkeerswet. Verdachte zal dan ook van het primair ten laste gelegde worden vrijgesproken.

Bewijs ten aanzien van het subsidiair ten laste gelegde.

Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie acht het primair ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen, namelijk dat verdachte zich als bestuurder van de snorfiets aanmerkelijk onvoorzichtig heeft gedragen waardoor een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor een ander werd gedood en terwijl hij verkeerde onder invloed van alcohol.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsman bepleit vrijspraak van het primair en subsidiair ten laste gelegde.
Het oordeel van de rechtbank. [1]
De rechtbank komt tot een bewezenverklaring van het subsidiair aan verdachte ten laste gelegde. Verdachte reed als bestuurder van een snorfiets op een weg waar hij niet mocht rijden, een weg met een maximumsnelheid van 70 kilometer per uur. Door met zijn snorfiets op een dergelijke weg te gaan rijden, terwijl medeweggebruikers hier geen rekening mee hoefden te houden, heeft verdachte concreet gevaar op de weg veroorzaakt.
De rechtbank acht het subsidiair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen op grond van de volgende bewijsmiddelen:
Proces-verbaal Verkeersongeval analyse p.70-91: [2]
(p.74) Wegsituatie: De Megensebaan was een voor het openbaar verkeer openstaande weg, ter plaatse gelegen binnen de bebouwde kom van Oss in de gemeente Oss. De ter plaatse wettelijke toegestane maximumsnelheid was 70 km/h, ter plaatse kenbaar gemaakt middels verkeersborden volgens model Al de bijlage 1 van het Reglement Verkeersregels en Verkeerstekens 1990. De Megensebaan was een voorrangsweg, kenbaar gemaakt middels verkeersborden volgens model B1 van de bijlage 1 van het Reglement Verkeersregels en Verkeerstekens 1990. Op de Megensebaan gold een geslotenverklaring voor: ruiters, vee, wagens, motorvoertuigen die niet sneller kunnen of mogen rijden dan 25 km/h en brommobielen alsmede fietsen, bromfietsen en gehandicaptenvoertuigen, dit werd kenbaar gemaakt middels het verkeersbord volgens model C9 van de bijlage 1 van het Reglement Verkeersregels en Verkeerstekens 1990.
(p.83) Bromfiets (snorfiets):
Merk Beeline, type Veloce, [kenteken] , kleur blauw. (...)
(p.84) Op beelden van een beveiligingscamera was te zien dat de snorfiets reed over de Megensebaan, gaande in de richting van de Graafsebaan / A50.
(p.89) Op de Megensebaan (70 km/h rijbaan) gold een geslotenverklaring voor de bestuurder van de snorfiets. (...)
Proces-verbaal van relaas, p. 10-48: [3]
Het verkeersongeval waarover in dit proces-verbaal wordt gesproken vond plaats op de Megensebaan binnen de gemeente Oss. Ongeveer op het punt van het ongeval gaat de “Megensebaan” over in de benaming “Graafsebaan”. De hele weg (de Megensebaan en de Graafsebaan) is genoemd de N329.
De verklaring van verdachte ter terechtzitting. [4]
Ik reed op 8 oktober 2017 met mijn scooter/snorfiets van Berghem naar ’s-Hertogenbosch. Ik ben de weg opgereden waar later het ongeval plaats vond. Ik weet dat ik onder een tunnel door reed.

De bewezenverklaring.

Op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de hierboven uitgewerkte bewijsmiddelen komt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte
1. subsidiair:
op 08 oktober 2017 te Oss als bestuurder van een voertuig (snorfiets), daarmee rijdende op de weg, N329, heeft gehandeld als volgt:
verdachte heeft op voornoemde weg gereden met een snorfiets - terwijl op of naast die weg een verkeersbord volgens model C9 van de bijlage 1 van het Reglement Verkeersregels en Verkeerstekens 1990 was geplaatst - door welke gedraging van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.

De strafbaarheid van het feit.

Het bewezen verklaarde levert op het in de uitspraak vermelde strafbare feit.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.

De strafbaarheid van verdachte.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.

Oplegging van straf en/of maatregel.

De eis van de officier van justitie.
De officier van justitie vordert, uitgaande van een bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde, dat verdachte zal worden veroordeeld tot een taakstraf van 120 uur, subsidiair 60 dagen vervangende hechtenis, en een onvoorwaardelijke ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 12 maanden.
Een kopie van de vordering van de officier van justitie is aan dit vonnis gehecht.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsman heeft vrijspraak bepleit en heeft geen strafmaatverweer gevoerd.
Het oordeel van de rechtbank.
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd, heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Bij de beoordeling van de ernst van het door verdachte gepleegde strafbare feit betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte waaronder zijn draagkracht.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een overtreding, het veroorzaken van gevaar op de weg. Bij het tragische ongeval dat daarna heeft plaatsgevonden is de vriend van verdachte, [slachtoffer] , op 19-jarige leeftijd overleden.
De rechtbank realiseert zich dat geen enkele straf kan herstellen het gemis dat de nabestaanden van het slachtoffer hun leven lang nog zullen ervaren. Voor de aard en omvang van de op te leggen straf is echter alleen bepalend de omvang van het schuldverwijt dat aan verdachte kan worden gemaakt.
De rechtbank heeft bij de strafoplegging naast het voorgaande rekening gehouden met het blanco strafblad van verdachte en zijn jeugdige leeftijd. Ook houdt de rechtbank er rekening mee dat verdachte van begin af aan openheid van zaken heeft gegeven en dat hij ook zelf slachtoffer is geworden van het verkeersongeval, waarbij hij een goede vriend is verloren. Verder is tijdens de zitting gebleken dat het ongeval een groot impact heeft gehad - en nog steeds heeft - op verdachte.
De rechtbank is van oordeel dat gelet op alle omstandigheden in dit geval slechts een voorwaardelijke straf op zijn plaats is. De rechtbank is van oordeel dat, nu het hier een overtreding van de Wegenverkeersweg 1994 betreft, een voorwaardelijke geldboete het meest passend is.

Toepasselijke wetsartikelen.

De beslissing is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 23, 24 en 24c van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 5 en 177 van de Wegenverkeerswet 1994.

DE UITSPRAAK

De rechtbank:
acht het onder
primairten laste gelegde feit niet wettig en overtuigend bewezen en spreekt verdachte daarvan
vrij;
verklaart het subsidiair ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven;
verklaart niet bewezen hetgeen verdachte onder subsidiair meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op de overtreding:

subsidiairovertreding van artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994;

De rechtbank verklaart verdachte hiervoor strafbaar en legt op de volgende straf:

ten aanzien van het subsidiaire feit:geldboete van € 350,00 subsidiair 7 dagen hechtenis voorwaardelijk met een proeftijd van 1 jaar;

stelt als algemene voorwaarde dat verdachte:
-zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. C.J. Sangers- de Jong, voorzitter,
mr. R.J. Bokhorst en mr. C. Phillips, leden,
in tegenwoordigheid van mr. A.H.C. Persoons, griffier,
en is uitgesproken op 3 april 2019.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt – tenzij anders vermeld – bedoeld een proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren. Waar wordt verwezen naar bijlagen betreffen dit de bijlagen bij het proces-verbaal van de politie eenheid Oost-Brabant, district ‘s-Hertogenbosch, genummerd PL2100-2017211685 Z, aantal pagina’s: 445.
2.Proces-verbaal Verkeersongevals Analyse, p.74, 83 en 89 van het einddossier.
3.Het proces-verbaal relaas, p.10 van het einddossier.
4.Verklaring van verdachte ter terechtzitting van 20 maart 2019.