ECLI:NL:RBOBR:2019:1715

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
27 maart 2019
Publicatiedatum
28 maart 2019
Zaaknummer
19_853
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursprocesrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening tegen evenementenvergunning voor dancefestival Brabants Verbond

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Oost-Brabant op 27 maart 2019 uitspraak gedaan over een verzoek om een voorlopige voorziening in verband met de evenementenvergunning voor het dancefestival 'Brabants Verbond', dat gepland stond op 30 maart 2019. Verzoekers, omwonenden van het evenement, vorderden dat het evenement niet zou doorgaan vanwege zorgen over geluidsoverlast. De voorzieningenrechter oordeelde dat niet aannemelijk was gemaakt dat het evenement zelf geluidsoverlast zou veroorzaken die de vergunde norm van 70 dB(A) zou overschrijden. Echter, de rechter erkende dat de burgemeester de belangen van de omwonenden onvoldoende had gewogen met betrekking tot de op- en afbouwfase van het evenement, die dagelijks tot 22:00 uur zou duren gedurende 14 dagen. Ondanks dit gebrek in de besluitvorming, weegden de belangen van de vergunninghouder zwaarder, gezien de grote investeringen en de reeds verkochte tickets. De voorzieningenrechter wees het verzoek om voorlopige voorziening af, met de overweging dat de belangen van de vergunninghouder en de burgemeester, die het belang van evenementen voor de stad benadrukte, in dit geval zwaarder wegen dan de bezwaren van de omwonenden. De uitspraak benadrukt de noodzaak van een zorgvuldige belangenafweging in bestuursrechtelijke procedures.

Uitspraak

RECHTBANK OOST-BRABANT

Zittingsplaats 's-Hertogenbosch
Bestuursrecht
zaaknummer: SHE 19/853
uitspraak van de voorzieningenrechter van 27 maart 2019 op het verzoek om voorlopige voorziening in de zaak tussen
[verzoekers]
;
allen in [woonplaats] , verzoekers
(gemachtigde: mr. M.T.C.A. Smets),
en

de burgemeester van de gemeente Eindhoven, de burgemeester

(gemachtigden: M. Lammerschop en M. Heutink),
Als derde-partij heeft aan het geding deelgenomen:

Natuurbad de IJzeren Man B.V., in Eindhoven, vergunninghoudster

(gemachtigde: mr. M. Diepenhorst).

Procesverloop

Bij besluit van 7 maart 2019 (het bestreden besluit) heeft de burgemeester aan vergunninghoudster een evenementenvergunning (hierna ook: de vergunning) verleend voor het dancefestival ‘Brabants Verbond’ op 30 maart 2018 van 12:00 uur tot 24:00 uur en de opbouw daarvan vanaf 21 maart 2019 om 9:00 uur en afbouw tot uiterlijk 4 april 2019 17.00 uur.
Verzoekers hebben tegen het bestreden besluit bezwaar gemaakt en ze hebben de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
De zitting heeft plaatsgevonden op 27 maart 2019. Voor verzoekers zijn naar de zitting gekomen: [naam] en ir. J.R. Brouwers. Zij zijn bijgestaan door hun gemachtigde. De burgemeester heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde en heeft naar de zitting meegenomen J. van der Werf, adviseur geluid en bouwfysica. Voor vergunninghoudster zijn naar de zitting gekomen ing. L.F.M. Lemmers en [naam] . Ook zij is bijgestaan door haar gemachtigde.
Het dictum van deze uitspraak is door de griffier telefonisch medegedeeld op 27 maart 2019 om 15:15 uur. De uitspraak zelf met daarin de overwegingen is de volgende ochtend aan partijen verzonden.

Overwegingen

Inleiding
1. Op 15 januari 2019 heeft vergunninghoudster een aanvraag ingediend voor het houden van het muziek- en dance-evenement “Brabants Verbond” op 30 maart 2019, van 12:00 uur tot 24:00 uur. Het evenement zal plaatsvinden op het terrein bij Natuurbad De IJzeren Man op de Javalaan 149 in Eindhoven. Op het terrein worden 3 tenten/podia geplaatst en
1 aluhal. Vergunninghoudster verwacht voor dit evenement 6500 bezoekers. Bij het bestreden besluit heeft de burgemeester de evenementenvergunning verleend.
Verzoekers 2 tot en met 16 wonen in het appartementencomplex “Residence De Karpen”, dat aan het terrein waar het evenement is gepland, ligt.
Op het dak van Residence De Karpen is door de bewoners een geluidsmeter geplaatst.
2. Verzoekers hebben bezwaar gemaakt tegen de evenementenvergunning en deze voorlopige voorziening gevraagd omdat zij de geluidsoverlast die met het evenement gepaard gaat, niet acceptabel vinden. Ze vinden dat de burgemeester niet genoeg rekening heeft gehouden met hun belangen bij het nemen van het bestreden besluit. Ze wijzen op de Nota evenementen met een luidruchtig karakter (de Nota) uit 1996, opgesteld door de Inspectie Milieuhygiëne in Limburg. Volgens verzoekers ligt aan de totstandkoming van de Nota Evenementenvergunningen Eindhoven “Gastvrij en Veilig” en aan het Locatieprofiel evenementen Stadspark de Karpen geen belangenafweging ten grondslag. Er is namelijk niet concreet onderzocht of tijdens een evenement op het terrein van Natuurbad de IJzeren Man daadwerkelijk aan de geluidsnormen uit die nota voldaan kunnen worden.
Evenmin is onderzocht of gedurende de op- en afbouwfase voldaan kan worden aan de geluidsgrenswaarden.
Het geluidsplan dat bij de evenementenvergunning hoort is volgens verzoekers uiterst summier en niet voorzien van een akoestisch onderzoek waaruit blijkt dat aan de geluidsnormen wordt voldaan indien muziekgeluid ten gehore wordt gebracht. Eisers wijzen op een door hen overgelegd akoestisch onderzoek van 19 maart 2019, uitgevoerd door
ir. J.R. De Brouwer van De Roever Omgevingsadvies (De Roever). In dat rapport staat dat bij het ten gehore brengen van de muziek in de muziekstijlen die aangevraagd en vergund zijn (urban, techno en house), absoluut niet voldaan kan worden aan de geluidgrenswaarden die zijn opgelegd bij de vergunningvoorschriften. De conclusie luidt dan ook volgens verzoekers dat de vergunning een fictieve weigering inhoudt, omdat op voorhand duidelijk is dat er een handhavingsbesluit genomen moet worden. Vergunninghoudster heeft geen maatregelen getroffen om te voorkomen dat de geluidsvoorschriften worden overschreden en verzoekers vrezen daarom onduldbare hinder van het evenement. Verzoekers willen primair dat het bestreden besluit geschorst wordt, dan wel dat een maatregel wordt getroffen, waarbij het ten gehore brengen van muziekgeluid op de podia 2 en 3 wordt verboden, dan wel dat de bronsterkte van het muziekgeluid op de podia 2 en 3 wordt gemaximeerd.
Verzoekers wijzen erop dat zij afgelopen jaren hebben geklaagd over de aantasting van het woon- en leefklimaat als gevolg van het veroorzaken van onduldbare hinder vanwege evenementen. Noch door de burgemeester, noch door de vergunninghouder is het initiatief genomen om in overleg te treden met verzoekers om overlast te voorkomen. In plaats daarvan zet de burgemeester verzoekers iedere keer opnieuw voor het blok door op een laat tijdstip de vergunning te verlenen, de vergunning niet althans zeer moeizaam ter beschikking te stellen, zodat zij worden verhinderd in hun rechtsbeschermingsmogelijkheden.
3. Op de standpunten van de overige partijen zal hierna, voor zover nodig, in de beoordeling worden ingegaan.
Karakter van deze procedure: een voorlopige voorziening
4. Uitgangspunt van de wet is dat het maken van bezwaar de werking van een besluit niet opschort. Dat staat in artikel 6:16 van de Awb. Met andere woorden: het besluit blijft van kracht, ook als er bezwaar tegen is gemaakt. Die hoofdregel kan worden doorbroken door het treffen van een voorlopige voorziening. De mogelijkheid daarvoor is geregeld in artikel 8:81 van de Awb. In dat artikel staat dat als tegen een besluit bezwaar is gemaakt, de voorzieningenrechter op verzoek een voorlopige voorziening kan treffen als onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist. De verzoeker moet dus redenen hebben die maken dat hij de beslissing op het bezwaar niet kan afwachten en die een uitzondering op de hoofdregel dat het bezwaar de uitvoering van het besluit niet schorst, rechtvaardigen. Een voorlopige voorziening heeft – zoals de term al zegt – het karakter van een tussenmaatregel, in afwachting van de bodemzaak (in dit geval de beslissing op bezwaar). De beoordeling die de voorzieningenrechter maakt, is dus voorlopig van aard en de rechtbank die in een later stadium in een eventuele bodemprocedure over de zaak beslist, is niet aan het oordeel van de voorzieningenrechter gebonden.
5. Als sprake is van onverwijlde spoed, zal de voorzieningenrechter kijken of een – zoals gezegd voorlopig – oordeel is te geven over de vraag of het besluit rechtmatig is. Vervolgens maakt de voorzieningenrechter aan de hand daarvan een belangenafweging, waarbij verschillende elementen worden betrokken, met name:
  • in hoeverre duidelijk is dat (en in hoeverre valt te beoordelen of) aan het besluit een gebrek kleeft;
  • in hoeverre dat gebrek naar verwachting te herstellen valt in de beslissing op bezwaar;
  • of er een onomkeerbare situatie ontstaat als de gevraagde voorlopige voorziening wel of niet getroffen wordt;
  • hoe groot de mate van spoedeisendheid is.
Bij zo'n belangenafweging moeten alle belangen pro en contra worden afgewogen; als de belangen aan de ene kant groot zijn, moeten de belangen aan de andere kant ook groot zijn om daar tegen op te kunnen wegen.
De beoordeling
6. De voorzieningenrechter wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af. Hieronder zal worden uitgelegd waarom.
7. Dat sprake is van onverwijlde spoed zoals bedoeld in punt 4 van deze uitspraak, is helder: het evenement is gepland op zaterdag 30 maart, drie dagen na de behandeling van de zaak op de zitting. De opbouwwerkzaamheden, waarvan verzoekers ook overlast stellen te ondervinden, zijn al gaande.
8. De voorzieningenrechter bekijkt daarom of een voorlopig oordeel is te geven over de vraag of het bestreden besluit rechtmatig is. Daarbij is van belang dat de klachten van verzoekers niet alleen zien op het dance-evenement zelf, maar ook op de op- en afbouwfase die het evenement omringt. Over het dance-evenement zelf oordeelt de voorzieningenrechter als volgt.
9. In de vergunning zijn de volgende geluidsvoorschriften opgenomen:

48. Het ten gehore brengen van muziek en/of omroepgeluid mag uitsluitend op: 30-03-2019 van 12.00 uur tot 24.00 uur, conform geluidsplan (bijlage S en bijlage 6: factsheet geluid en evenementen).

49. Tijdens de op- en afbouw mag geen muziekgeluid worden geproduceerd, behoudens tijdens het uitvoeren van eventuele soundchecks. Deze soundchecks mogen alleen vanaf 2 uur voor aanvang evenement worden uitgevoerd.

50. Het langtijdgemiddeld beoordelingsniveau (LArLT), afkomstig van de muziek en/of omroepgeluid, gemeten volgens de Handleiding meten en rekenen Industrielawaai, uitgave 1999, en beoordeeld volgens deze handleiding mag ter plaatse van de gevels van de meest nabij gelegen gevoelige objecten van derden niet meer bedragen dan 70 dB(A) / 85 dB(C). De genoemde niveaus hebben betrekking op het gemiddelde geluidsniveau bepaald overeen periode van 5 minuten, in afwijking van voornoemde handleiding mag de bedrijfsduurcorrectie niet worden toegepast

en is de straffactor van 10dB vanwege de herkenbaarheid van het muziekgeluid niet
van toepassing. De genoemde grenswaarden zijn van toepassing op het invallende
geluid, zonder gevelreflectie.

51. Het langtijdgemiddeld beoordelingsniveau (LAr,LT), afkomstig van de apparaten

en/of toestellen (bijvoorbeeld aggregaten) behorende bij het evenement, gemeten volgens de Handleiding meten en rekenen industrielawaai, uitgave 1999, en beoordeeld volgens deze handleiding mag ter plaatse van de gevels van de meest nabij gelegen gevoelige objecten van derden niet meer bedragen dan 45 dB(A). De genoemde grenswaarde is van toepassing op het invallende geluid, zonder gevelreflectie.

52. Tijdens het ten gehore brengen van de muziek dient een geluidsmeter aanwezig te zijn waarmee ter plaatse kan worden beoordeeld of de grenswaarden van 70 dB(A) / 85 dB(C) niet worden overschreden.

53. De luidsprekers van de geluidsinstallatie voor het ten gehore brengen van muziek of het doen ven mededelingen dienen naar het midden van het terrein toe gerichte zijn, zo laag mogelijk worden opgesteld en zoveel mogelijk van de nabij gelegen gevoelige objecten te worden gericht.

54. Apparaten en toestellen behorende bij het evenement dienen zoveel mogelijk van de nabij gelegen gevoelige objecten te worden opgesteld.

55. Tijdens het evenement dient vanuit uw Organisatie continu iemand aanwezig te zijn om actief toezicht te houden op de naleving van voornoemde reis alsmede het door de bezoekers rustig en ordelijk verlaten van het terrein tijdens en na afloop van de activiteit.

De voorzieningenrechter stelt vast dat zowel verzoekers als vergunninghoudster deskundigenrapporten in het geding hebben gebracht die elkaar weerspreken. Na het deskundigenrapport van ing. L.F.M. Lemmers van Peutz dat vergunninghoudster heeft ingebracht, is nog een reactie gekomen van De Roever namens verzoekers, en ook tijdens de zitting hebben beide deskundigen elkaars uitgangs- en standpunten uitvoerig bestreden. De voorzieningenrechter stelt voorop dat dit een voorlopige voorzieningprocedure is waarin voor diepgaande beoordeling van deze deskundigenrapporten geen plaats is. Maar wat bovendien belangrijker is, is dat vergunninghoudster metingen heeft overgelegd van twee recente evenementen (Jungle Outdoor 2018 en Down Under Festival 2016) waaruit blijkt dat tijdens die controles de grenswaarden van 70 dB(A) / 85 dB(C) niet zijn overschreden (tussen partijen is niet in geschil dat volgens vaste jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State de grens van 70 dB(A) uit de Nota Evenementen met een luidruchtig karakter van de Inspectie Milieuhygiëne Limburg als uitgangspunt dient te worden genomen om onduldbare hinder vast te kunnen stellen). Verzoekers hebben tijdens de zitting gezegd dat zij denken dat die evenementen niet vergelijkbaar zijn, maar vergunninghoudster heeft daarop onbetwist gesteld dat beide evenementen dezelfde podiumopstelling en invulling hebben als Brabants Verbond. Verzoekers hebben gezegd dat zij met grote regelmaat hebben geconstateerd dat de geluidsvoorschriften van afgegeven evenementenvergunningen werden overtreden, maar zij hebben die stelling niet onderbouwd, anders dan door te verwijzen naar metingen die in een verder verleden zijn gedaan (2014/2015) en waarvan de oorzaken (aanwezigheid van een MC, verkeerde op/afstelling van een monitorbox) volgens de burgemeester en vergunninghoudster inmiddels zijn verholpen. Nu uit de metingen die tijdens de twee recente voorgaande evenementen zijn verricht, blijkt dat de grenswaarden niet zijn overschreden, is de voorzieningenrechter reeds daarom van oordeel dat verzoekers hun vrees dat dat bij Brabants Verbond wel het geval zal zijn, niet hebben geconcretiseerd. Daarom zal de voorzieningenrechter, ook dus zoals gezegd vanwege de aard van deze spoedprocedure, verder geen oordeel vellen over de elkaar tegensprekende deskundigenrapporten.
10. Gelet hierop slaagt de stelling van verzoekers, dat de burgemeester niet heeft onderzocht of daadwerkelijk aan de geluidsnorm van 70 dB(A) / 85 dB(C) kan worden voldaan, niet. Het bestreden besluit is op dat punt dan ook niet onrechtmatig.
11. Over de op- en afbouw van het evenement oordeelt de voorzieningenrechter als volgt. In het bestreden besluit is over dit punt onder meer het volgende opgenomen:
Op-en afbouw

16. De opbouw mag starten op 21-03-2019 vanaf 08.00 uur.

17. Het terrein dient uiterlijk op 04-04-2019 17.00 uur in de oorspronkelijke staat en vrij van (zwerf)afval te worden opgeleverd. Indien dit niet naar behoren gebeurt dan behoudt de gemeente Eindhoven zich het recht voor om het terrein op kosten van de organisatie te (laten) reinigen en/of in de oorspronkelijke staat te (laten) herstellen.

18. Toegestane op- ena fbouwtijden:

  • Maandag tot en met zaterdag vanaf 08.00 uur tot uiterlijk 22.00 uur.
  • Zondag vanaf 10.00 uur tot uiterlijk 22.00 uur.
In het bestreden besluit zijn geen geluidsvoorschriften verbonden aan de op- en afbouw van het evenement. Ook zijn er geen nadere afspraken om geluidsoverlast van die werkzaamheden te beperken, in de vergunning opgenomen. Dit terwijl verzoekers uitdrukkelijk te kennen hebben gegeven ook van de op- en afbouwwerkzaamheden rondom het evenement veel geluidsoverlast te ervaren. Zij zeggen onder meer last te hebben van het geluid van stalen buizen die op elkaar worden gegooid, het met een drilhamermachine in de grond slaan van tentharingen, vrachtwagens en heftrucks die af en aan rijden over stalen rijplaten en die een luid piepsignaal afgeven bij achteruitrijden. De voorzieningenrechter vindt dat verzoekers een punt hebben waar zij stellen dat daarover ten onrechte niets is opgenomen in het bestreden besluit, zeker gezien het feit dat de vergunde tijden nogal ruim zijn (tot 22:00 uur ’s avonds, en dat dan 14 dagen lang). De burgemeester heeft tijdens de zitting gezegd dat hij dit onderkent en in de nog te nemen beslissing op bezwaar zal bezien hoe daar alsnog in kan worden voorzien. Wat precies de te volgen weg daarin is, is nog niet duidelijk, omdat volgens de burgemeester nog niet helder is welke (geluids)normen daarbij moeten worden gehanteerd. Vergunninghoudster heeft tijdens de zitting toegezegd dat hij, om verzoekers tegemoet te komen, ervoor zal zorgen dat de ‘zware’ werkzaamheden die veel geluid maken, waaronder hij in elk geval verstaat: het lossen van vrachtwagens en het slaan van tentharingen, alléén worden uitgevoerd tussen 10:00 uur en 15:00 uur.
12. De stelling van verzoekers, dat de burgemeester hun belangen onvoldoende heeft gewogen waar het gaat om de op- en afbouwfase van het evenement en de daarmee gepaard gaande geluidsoverlast, slaagt dus. Op dat punt kleeft dus aan het bestreden besluit een gebrek.
13. Toch is dit geen reden om de voorlopige voorziening toe te wijzen. Dat heeft te maken met de belangenafweging die de voorzieningenrechter moet maken en daarover overweegt zij als volgt.
14. Er spelen vanzelfsprekend grote belangen aan de zijde van verzoekers: zij ervaren geluidsoverlast en willen dat alles goed is onderzocht en de juiste maatregelen worden getroffen om die geluidsoverlast zoveel mogelijk te beperken, zodat ze zo min mogelijk in hun woongenot worden gestoord. Maar er spelen aan de zijde van vergunninghoudster ook erg grote belangen: alle 6500 kaartjes voor het evenement zijn verkocht en vergunninghoudster heeft gesteld dat honderden mensen inmiddels betrokken zijn bij de opbouw en organisatie van het evenement. Als het niet doorgaat, kunnen volgens vergunninghoudster verplichtingen aan leveranciers niet nagekomen worden, gaat € 200.000 aan investeringen in rook op en dreigt wellicht faillissement voor de organisator. De burgemeester heeft verder tijdens de zitting gewezen op het belang dat hij heeft bij doorgang van het evenement: hij stelt dat evenementen goed zijn voor de stad Eindhoven en dat met onder meer dit evenement een mix van een levendige stad en fijn wonen, wordt bereikt.
15. Ondanks dat de voorzieningenrechter ziet dat er een gebrek kleeft aan het bestreden besluit, wegen de geschetste belangen van vergunninghoudster in dit geval te zwaar om het evenement niet door te laten gaan. Verzoekers hebben gezegd dat de vergunning op een zo laat tijdstip is aangevraagd en afgegeven dat daarmee in feite wordt bewerkstelligd dat tegen de tijd dat een voorlopige voorziening kan worden gevraagd, de opbouw al zo ver is gevorderd dat daardoor het belang van vergunninghoudster altijd het meeste gewicht in de schaal legt. De voorzieningenrechter ziet dat dat inderdaad een probleem is bij dit soort evenementen. Toch is dat in elk geval hier geen reden om de belangenweging anders te doen uitvallen. Vergunninghoudster en de burgemeester hebben uiteengezet dat zodra het mogelijk was om de aanvraag te doen (na vaststelling van de evenementenkalender half januari 2019), zij dat ook snel daarna hebben gedaan (eind januari 2019) en dat de vergunning vervolgens 3,5 week erna (binnen de daarvoor toegestane termijn van 16 weken) is verleend. Verder heeft de burgemeester ook uiteengezet dat er veel partijen moeten worden geraadpleegd voordat de vergunning kan worden afgegeven, zodat dat niet meteen na de aanvraag kan gebeuren. Gelet op die uiteenzetting kan de voorzieningenrechter volgen dat het tijdstip van verlening van de vergunning in dit geval niet onredelijk laat is, in elk geval niet zo laat dat dat maakt dat verzoekers, zoals zij stellen, in hun rechtsbescherming zijn geschaad en de belangenweging om die reden in hun voordeel moet uitvallen.
16. De voorzieningenrechter zal ook geen voorschrift aan de vergunning verbinden. Dit omdat de burgemeester tijdens de zitting heeft gezegd dat hij vindt dat er voor wat betreft de op- en afbouwfase in de te nemen beslissing op bezwaar nog moet worden bezien welke (geluids)normen er kunnen worden gehanteerd, maar ook omdat [naam] namens vergunninghoudster uitdrukkelijk heeft
toegezegddat hij ervoor zal zorgen dat de zwaarste werkzaamheden (beschreven in punt 11 van deze uitspraak) alleen tussen 10:00 uur en 15:00 uur zullen plaatsvinden. Daarmee is naar het oordeel van de voorzieningenrechter in voldoende mate tegemoetgekomen aan de bezwaren van verzoekers op dit punt, en zij gaat er dan ook van uit dat vergunninghoudster naar deze toezegging zal handelen.
17. Nu het verzoek wordt afgewezen, bestaat voor een proceskostenveroordeling geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter: wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J. Lie, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van
mr. E.J.C. Kohl, griffier. De beslissing is uitgesproken op 27 maart 2019.
griffier voorzieningenrechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.