ECLI:NL:RBOBR:2019:1671

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
26 maart 2019
Publicatiedatum
26 maart 2019
Zaaknummer
19_336
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afdoening van verzoeken om informatie openbaar te maken door de gemeente Valkenswaard met betrekking tot het Eurocircuit

In deze zaak heeft de Rechtbank Oost-Brabant op 26 maart 2019 uitspraak gedaan in een aantal WOB-zaken met betrekking tot het Eurocircuit in Valkenswaard. De rechtbank behandelt vier uitspraken over de weigering van de gemeente Valkenswaard om verzoeken om informatie openbaar te maken. In de zaak SHE 18/3201 had de rechtbank de gemeente eerder al opgedragen om informatie openbaar te maken, maar de gemeente heeft dit volgens de rechtbank niet volledig gedaan. De rechtbank heeft de gemeente nu opgedragen om de gevraagde informatie binnen twee weken openbaar te maken, met een dwangsom van € 2.500,- voor elke week dat de termijn wordt overschreden. Ook in de zaak SHE 19/335 moet de gemeente de gevraagde informatie openbaar maken op straffe van een dwangsom. In de zaken SHE 19/336 en SHE 19/408 heeft de gemeente de gevraagde informatie uiteindelijk verstrekt. De rechtbank overweegt dat eisers niet hebben aangetoond dat de verstrekte logboeken incompleet zijn en verklaart het beroep van eisers ongegrond. De rechtbank draagt de gemeente wel op om het door eisers betaalde griffierecht te vergoeden, omdat de gemeente pas in de beroepsfase de gevraagde informatie heeft verstrekt.

Uitspraak

RECHTBANK OOST-BRABANT

Zittingsplaats 's-Hertogenbosch
Bestuursrecht
zaaknummer: SHE 19/336

uitspraak van de meervoudige kamer van 26 maart 2019 in de zaak tussen

[eisers] , te [woonplaats] ,

eisers
(gemachtigde: [gemachtigde] ),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Valkenswaard, verweerder
(gemachtigden: H.J.M. Marcus en M.C.L. Walta).

Procesverloop

Bij besluit van 3 oktober 2018 (het bestreden besluit) heeft verweerder het verzoek van eisers om openbaarmaking van informatie op grond van de Wet openbaarheid van bestuur (Wob) afgewezen.
Eisers hebben hiertegen bezwaar gemaakt. Partijen hebben ingestemd met rechtstreeks beroep als bedoeld in artikel 7:1a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), waarna verweerder het bezwaarschrift heeft doorgezonden naar de rechtbank.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend en daarna per e-mail aan de rechtbank laten weten dat de gevraagde informatie inmiddels is verstrekt. Eisers hebben hierop een reactie ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 22 februari 2019, gelijktijdig met de behandeling van zaken SHE 18/1540, SHE 18/3201, SHE 19/333, SHE 19/335 en SHE 19/408. Partijen hebben zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigden.

Overwegingen

1. De rechtbank gaat uit van de volgende feiten en omstandigheden. Bij brief van 16 september 2018 hebben eisers op grond van de Wob verzocht om digitale toezending van de logboeken van alle wedstrijden van de Motorsport Vereniging Valkenswaard en de Nederlandse Rallycross Vereniging vanaf 1 januari 2018. Eisers hebben daarbij toegelicht dat beide verenigingen op grond van hun Hinderwetvergunningen uit 1993 de verplichting hebben om logboeken bij te houden en deze aan verweerder ter beschikking te stellen.
2. Bij het bestreden besluit heeft verweerder het verzoek van eisers afgewezen. Eisers hebben hiertegen bezwaar gemaakt. Vervolgens heeft verweerder alsnog stukken aan eisers verstrekt.
3. Eisers voeren aan dat de verstrekte stukken incompleet zijn en niet voldoen aan hun verzoek. Verweerder stelt dat alle gevraagde informatie volledig is verstrekt.
4. Het is vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (bijvoorbeeld de uitspraak van 12 december 2018, ECLI:NL:RVS:2018:4084) dat wanneer een bestuursorgaan stelt dat na onderzoek is gebleken dat een bepaald document niet of niet meer onder dit bestuursorgaan berust en een dergelijke mededeling niet ongeloofwaardig voorkomt, het in beginsel aan de verzoeker is om aannemelijk te maken dat een bepaald document toch onder dat bestuursorgaan berust. Verweerder heeft op de zitting medegedeeld dat hij alle informatie heeft verstrekt die hij van beide verenigingen heeft ontvangen in het kader van hun verplichting op grond van de Hinderwetvergunningen om logboeken bij te houden van alle wedstrijden. De rechtbank acht deze mededeling niet ongeloofwaardig. Het is aan eisers om aannemelijk te maken dat de gevraagde logboeken (deels) toch onder verweerder berusten. Naar het oordeel van de rechtbank zijn eisers hierin niet geslaagd. Dat de verstrekte logboeken (deels) handgeschreven zijn en niet alle gegevens bevatten die in de Hinderwetvergunningen zijn voorgeschreven, maakt niet dat de gevraagde logboeken (deels) toch onder verweerder berusten. De beroepsgrond faalt.
5. Naar aanleiding van het voorgaande behoeven de overige beroepsgronden van eisers geen bespreking meer.
6. Het beroep van eisers is ongegrond. De rechtbank ziet evenwel aanleiding om verweerder op te dragen het door eisers betaalde griffierecht te vergoeden, aangezien verweerder pas in de beroepsfase de gevraagde informatie heeft verstrekt. De rechtbank zal verweerder niet veroordelen in de door eisers gemaakte proceskosten, omdat de gemachtigde van eisers de gemaakte proceskosten al in zaak SHE 18/3201 vergoed krijgt.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep van eisers ongegrond;
  • draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 170,- aan eisers te vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.J.H.M. Verhoeven, voorzitter, en mr. G. Aarts en mr. C.N. van der Sluis, leden, in aanwezigheid van mr. A.F. Hooghuis, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 26 maart 2019.
griffier voorzitter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.