ECLI:NL:RBOBR:2019:1670

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
26 maart 2019
Publicatiedatum
26 maart 2019
Zaaknummer
19_408
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afdoening van verzoeken om informatie openbaar te maken door de gemeente Valkenswaard met betrekking tot het Eurocircuit

In deze uitspraak van de Rechtbank Oost-Brabant, gedateerd 26 maart 2019, worden meerdere zaken behandeld die betrekking hebben op de weigering van de gemeente Valkenswaard om informatie openbaar te maken op grond van de Wet openbaarheid van bestuur (Wob). De rechtbank heeft in eerdere uitspraken de gemeente al opgedragen om bepaalde informatie openbaar te maken, maar constateert dat de gemeente hieraan niet volledig heeft voldaan. In de zaak SHE 18/3201 is de gemeente opgedragen om binnen twee weken de gevraagde informatie te verstrekken, op straffe van een dwangsom van € 2.500,- per week bij overschrijding van de termijn. Ook in de zaak SHE 19/335 moet de gemeente de gevraagde informatie openbaar maken onder dezelfde dwangsomvoorwaarden. In de zaken SHE 19/336 en SHE 19/408 heeft de gemeente uiteindelijk de gevraagde informatie verstrekt.

De rechtbank behandelt het procesverloop waarin eiser bezwaar heeft gemaakt tegen het besluit van de gemeente om het verzoek om openbaarmaking af te wijzen. De partijen hebben ingestemd met rechtstreeks beroep, en de gemeente heeft na het indienen van een verweerschrift laten weten dat de gevraagde informatie inmiddels is verstrekt. Tijdens de zitting op 22 februari 2019 is de zaak gelijktijdig behandeld met andere zaken. Eiser heeft verzocht om digitale toezending van logboeken van wedstrijden op het Eurocircuit, maar de gemeente heeft het verzoek afgewezen, waarna eiser in beroep is gegaan.

De rechtbank overweegt dat het aan eiser is om aannemelijk te maken dat de gevraagde logboeken onder de gemeente berusten. De rechtbank oordeelt dat de gemeente niet ongeloofwaardig is in haar stelling dat alle informatie is verstrekt. Eiser is er niet in geslaagd om aan te tonen dat de logboeken (deels) onder de gemeente berusten. De rechtbank verklaart het beroep van eiser ongegrond, maar draagt de gemeente wel op om het griffierecht van € 174,- aan eiser te vergoeden, aangezien de informatie pas in de beroepsfase is verstrekt. De uitspraak is openbaar uitgesproken op 26 maart 2019.

Uitspraak

RECHTBANK OOST-BRABANT

Zittingsplaats 's-Hertogenbosch
Bestuursrecht
zaaknummer: SHE 19/408

uitspraak van de meervoudige kamer van 26 maart 2019 in de zaak tussen

[eiser] , te [woonplaats] ,

eiser
(gemachtigde: [gemachtigde] ),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Valkenswaard, verweerder
(gemachtigden: H.J.M. Marcus en M.C.L. Walta).

Procesverloop

Bij besluit van 22 januari 2019 (het bestreden besluit) heeft verweerder het verzoek van eiser om openbaarmaking van informatie op grond van de Wet openbaarheid van bestuur (Wob) afgewezen.
Eiser heeft hiertegen bezwaar gemaakt. Partijen hebben ingestemd met rechtstreeks beroep als bedoeld in artikel 7:1a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend en daarna per e-mail aan de rechtbank laten weten dat de gevraagde informatie inmiddels is verstrekt. Eiser heeft hierop een reactie ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 22 februari 2019, gelijktijdig met de behandeling van zaken SHE 18/1540, SHE 18/3201, SHE 19/333, SHE 19/335 en SHE 19/336. Partijen hebben zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigden.

Overwegingen

1. De rechtbank gaat uit van de volgende feiten en omstandigheden. Bij brief van 8 oktober 2018 heeft eiser op grond van de Wob verzocht om digitale toezending van de logboeken van de wedstrijden van de autorallycrossvereniging en de motorcrossvereniging op het Eurocircuit in Valkenswaard vanaf 1 januari 2018. Eiser heeft daarbij toegelicht dat beide verenigingen op grond van hun milieuvergunningen de verplichting hebben om logboeken bij te houden.
2. Bij brief van 7 januari 2019 heeft eiser verweerder in gebreke gesteld wegens het niet tijdig nemen van een besluit op zijn verzoek en verweerder verzocht om alsnog binnen twee weken een besluit te nemen.
3. Bij het bestreden besluit heeft verweerder het verzoek van eiser afgewezen. Hierna heeft verweerder alsnog stukken aan eiser verstrekt.
4. Eiser voert aan dat de verstrekte stukken niet compleet zijn en niet voldoen aan zijn verzoek. Verweerder stelt dat alle gevraagde informatie volledig is verstrekt.
5. Het is vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (bijvoorbeeld de uitspraak van 12 december 2018, ECLI:NL:RVS:2018:4084) dat wanneer een bestuursorgaan stelt dat na onderzoek is gebleken dat een bepaald document niet of niet meer onder dit bestuursorgaan berust en een dergelijke mededeling niet ongeloofwaardig voorkomt, het in beginsel aan de verzoeker is om aannemelijk te maken dat een bepaald document toch onder dat bestuursorgaan berust. Verweerder heeft op de zitting medegedeeld dat hij alle informatie heeft verstrekt die hij van beide verenigingen heeft ontvangen in het kader van hun verplichting op grond van de milieuvergunningen om logboeken bij te houden van alle wedstrijden. De rechtbank acht deze mededeling niet ongeloofwaardig. Het is aan eiser om aannemelijk te maken dat de gevraagde logboeken (deels) toch onder verweerder berusten. Naar het oordeel van de rechtbank is eiser hierin niet geslaagd. Dat de verstrekte logboeken (deels) handgeschreven zijn en niet alle gegevens bevatten die in de milieuvergunningen zijn voorgeschreven, maakt niet dat de gevraagde logboeken (deels) toch onder verweerder berusten. De beroepsgrond faalt.
6. Naar aanleiding van het voorgaande behoeven de overige beroepsgronden van eiser geen bespreking meer.
7. Het beroep van eiser is ongegrond. De rechtbank ziet evenwel aanleiding om verweerder op te dragen het door eiser betaalde griffierecht te vergoeden, aangezien verweerder pas in de beroepsfase de gevraagde informatie heeft verstrekt. De rechtbank zal verweerder niet veroordelen in de door eiser gemaakte proceskosten, omdat de gemachtigde van eiser de gemaakte proceskosten al in zaak SHE 18/3201 vergoed krijgt.

Beslissing

  • verklaart het beroep van eiser ongegrond;
  • draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 174,- aan eiser te vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.J.H.M. Verhoeven, voorzitter, en mr. G. Aarts en mr. C.N. van der Sluis, leden, in aanwezigheid van mr. A.F. Hooghuis, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 26 maart 2019.
griffier voorzitter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.