ECLI:NL:RBOBR:2019:1586

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
19 maart 2019
Publicatiedatum
19 maart 2019
Zaaknummer
01/865096-18
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor mensensmokkel en poging tot doodslag op opsporingsambtenaar

Op 19 maart 2019 heeft de Rechtbank Oost-Brabant uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van mensensmokkel en poging tot doodslag op een opsporingsambtenaar van de Koninklijke Marechaussee. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, in vereniging met anderen, meerdere personen heeft geholpen bij hun illegale doorreis van België naar Nederland. Dit gebeurde in de periode van 18 tot 19 september 2018, waarbij de verdachte hen met een auto vervoerde en hen toegang verschafte tot Nederland, terwijl hij wist dat deze doorreis wederrechtelijk was. De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan mensensmokkel, wat een ernstige inbreuk op de Nederlandse rechtsorde vormt.

Daarnaast heeft de rechtbank geoordeeld dat de verdachte opzettelijk heeft geprobeerd de opsporingsambtenaar van de Koninklijke Marechaussee van de weg te rijden, wat resulteerde in een poging tot doodslag. De verdachte heeft met hoge snelheid en gevaarlijk rijgedrag de veiligheid van de opsporingsambtenaar en de inzittenden van zijn voertuig in gevaar gebracht. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 42 maanden, met aftrek van voorarrest, en een schadevergoeding van 500 euro aan de opsporingsambtenaar. De uitspraak benadrukt de ernst van de gepleegde feiten en de impact op de slachtoffers.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Strafrecht
Parketnummer: 01/865096-18
Datum uitspraak: 19 maart 2019
Vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum 1] ,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
thans gedetineerd te: PI Limburg Zuid - De Geerhorst.
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 13 december 2018 en 5 maart 2019.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.

De tenlastelegging.

De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 9 november 2018.
Nadat de tenlastelegging voor de eerste keer op de terechtzitting van 13 december 2018 is gewijzigd en voor de tweede keer op de terechtzitting van 5 maart 2019, is aan verdachte ten laste gelegd dat:
1. hij, in of omstreeks de periode van 18 september 2018 tot en met 19 september 2018 te Hapert en/of Waalre en/of Eindhoven, althans in Nederland en/of België, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (een) ander(en), te weten (onder meer):
  • [betrokkene 1] (geboren op [geboortedatum 2] ) en/of
  • [betrokkene 2] (geboren op [geboortedatum 3] ) en/of
  • [betrokkene 3] (geboren op [geboortedatum 4] ) en/of
  • [betrokkene 4] (geboren op [geboortedatum 5] ) en/of
  • [betrokkene 5] (geboren op [geboortedatum 6] ) en/of
  • [betrokkene 6] (geboren op [geboortedatum 7] ),
behulpzaam is geweest bij het zich verschaffen van toegang tot of doorreis door Nederland, een andere lidstaat van de Europese Unie, IJsland, Noorwegen, in elk geval een staat die is toegetreden tot het op 15 november 2000 te New York totstandgekomen Protocol tegen de smokkel van migranten over land, over de zee en in de lucht, tot aanvulling van het op 15 november 2000 te New York totstandgekomen Verdrag tegen transnationale georganiseerde misdaad,
of hem/haar/hen daartoe gelegenheid, middelen of inlichtingen heeft verschaft,
immers heeft/hebben verdachte en/of zijn mededader(s),
- (
(onder meer) die [betrokkene 1] en/of [betrokkene 2] en/of [betrokkene 3] en/of [betrokkene 4] en/of een of meer minderjarige kind(eren),

begeleid en/of vervoerd op zijn/haar/hun reis van Frankrijk en/of België naar Nederland en/of Engeland, althans elders in het buitenland terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) wist(en) of ernstige redenen had(den) te vermoeden dat die toegang of die doorreis wederrechtelijk was;

2.
hij, op of omstreeks 19 september 2018 te Hapert en/of Waalre en/of Eindhoven, althans in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk een persoon, te weten [opsporingsambtenaar van de Koninklijke Marechaussee] , van het leven te beroven althans zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, immers heeft hij, verdachte, met dat opzet (onder meer):
  • met (zeer) hoge snelheid, met een door hem bestuurde personenauto op de auto(snel)weg A67 gereden en/of
  • (vervolgens) met deze personenauto met ongeveer 180 km/u, althans met zeer hoge snelheid, over de gehele breedte van de snelweg is gaan slingeren terwijl de dienstauto van [opsporingsambtenaar van de Koninklijke Marechaussee] op korte afstand vóór hem reed en/of
  • (vervolgens), meermalen, met ongeveer 180 km/u, althans zeer hoge snelheid rechts naast het dienstvoertuig van [opsporingsambtenaar van de Koninklijke Marechaussee] is gaan rijden en abrupte stuurbewegingen in de richting van dit dienstvoertuig heeft gemaakt, op zodanige wijze dat hij dit dienstvoertuig op enkele centimeters heeft genaderd, en/of
  • (vervolgens) nadat het dienstvoertuig van [opsporingsambtenaar van de Koninklijke Marechaussee] hem probeerde te passeren, met een snelheid van ongeveer 180 km/u, althans zeer hoge snelheid, meerdere stevige rembewegingen uit te voeren waardoor het dienstvoertuig van [opsporingsambtenaar van de Koninklijke Marechaussee] met hoge snelheid moest uitwijken en/of
  • (vervolgens), meermalen, met ongeveer 180 km/u, althans zeer hoge snelheid, terwijl het dienstvoertuig van [opsporingsambtenaar van de Koninklijke Marechaussee] links naast hem reed, abrupt naar links te sturen, en/of
  • (vervolgens) rijdende over de N2 met een snelheid van ongeveer 70 km/u een abrupte stuurbeweging naar rechts te maken op het moment dat het dienstvoertuig van [opsporingsambtenaar van de Koninklijke Marechaussee] rechts naast hem reed

terwijl de uitvoering van het voorgenomen misdrijf niet is voltooid

en/of
hij, op of omstreeks 19 september 2018 te Hapert en/of Waalre en/of Eindhoven, althans in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk een of meerdere personen, te weten:
  • [betrokkene 1] (geboren op [geboortedatum 2] ) en/of
  • [betrokkene 2] (geboren op [geboortedatum 3] ) en/of
  • [betrokkene 3] (geboren op [geboortedatum 4] ) en/of
  • [betrokkene 4] (geboren op [geboortedatum 5] ) en/of
  • [betrokkene 5] (geboren op [geboortedatum 6] ) en/of
  • [betrokkene 6] (geboren op [geboortedatum 7] )

van het leven te beroven, althans zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, immers heeft hij, verdachte, terwijl deze personen zich als inzittenden in de door hem bestuurde personenauto bevonden, telkens, met dat opzet (onder meer):

  • met 180 km/u, althans met zeer hoge snelheid rijdende over de A67 over de gehele breedte van de weg inclusief de vluchtstrook te slingeren, en/of
  • met 180 km/u, althans met zeer hoge snelheid met twee wielen in de berm over de A67 te rijden, en/of
  • meermalen, met 180 km/u, althans met zeer hoge snelheid, abrupte stuurbewegingen richting een links naast hem rijdende dienstauto te maken, en/of
  • meermalen, met 180 km/u, althans met zeer hoge snelheid, abrupte rembewegingen te maken, en/of
  • met een snelheid van 120 tot 150 km/u, althans zeer hoge snelheid, rijdende over de N2, in de (lagergelegen) berm te sturen, en/of
  • (vervolgens) met een snelheid van 70 km/u abrupt naar rechts te sturen richting een rechts naast hem rijdende dienstauto, en/of
  • (vervolgens) met een snelheid van 30 tot 40 km/u uit de door hem bestuurde personenauto te vluchten, althans als bestuurder van de door hem bestuurde personenauto uit de nog rijdende auto te vluchten, terwijl de hiervoor genoemde personen nog in de auto zaten,

terwijl het door hem voorgenomen misdrijf niet is voltooid

Subsidiair:
hij, op of omstreeks 19 september 2018 te Hapert en/of Waalre en/of Eindhoven, althans in Nederland, [opsporingsambtenaar van de Koninklijke Marechaussee] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, door opzettelijk dreigend met een auto met 180 km/u, althans met zeer hoge snelheid abrupte stuurbewegingen in de richting van de dicht naast hem rijdende auto van [opsporingsambtenaar van de Koninklijke Marechaussee] te maken;
en/of
hij, op of omstreeks 19 september 2018 te Hapert en/of Waalre en/of Eindhoven, althans in Nederland, meerdere personen, te weten de inzittenden van een door hem bestuurde personenauto;
  • [betrokkene 1] (geboren op [geboortedatum 2] ) en/of
  • [betrokkene 2] (geboren op [geboortedatum 3] ) en/of
  • [betrokkene 3] (geboren op [geboortedatum 4] ) en/of
  • [betrokkene 4] (geboren op [geboortedatum 5] ) en/of
  • [betrokkene 5] (geboren op [geboortedatum 6] ) en/of
  • [betrokkene 6] (geboren op [geboortedatum 7] )

heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, door opzettelijk dreigend met die personenauto met 180 km/u, althans met zeer hoge snelheid

  • abrupte stuurbewegingen in de richting van een dicht naast hem rijdende auto te maken en/of
  • (vervolgens) met 180 km/u over de volle breedte van de snelweg te slingeren, en/of
  • door (vervolgens) abrupte rembewegingen te maken, en/of
  • (vervolgens) met zeer hoge snelheid over de naast de N2 gelegen berm te rijden en/of
  • (vervolgens) het nog met een snelheid van 30 tot 40 km/u, althans met gematigde snelheid rijdende voertuig te verlaten, terwijl de hiervoor genoemde personen nog in de auto zaten.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.

De formele voorvragen.

Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in zijn vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.

Bewijs.

Bewijsmiddelen.
Omwille van de leesbaarheid van het vonnis wordt voor wat betreft de door de rechtbank gebezigde bewijsmiddelen verwezen naar de uitwerking daarvan in de bijlage die van dit vonnis deel uitmaakt. De inhoud van die bijlage dient als hier herhaald en ingelast te worden beschouwd.
De bewijsoverwegingen ten aanzien van feit 1.
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie acht de onder 1 ten laste gelegde mensensmokkel, in vereniging gepleegd, wettig en overtuigend bewezen.
Het standpunt van de verdediging.
De verdachte heeft ontkend zich schuldig te hebben gemaakt aan mensensmokkel. Hij heeft verklaard dat hij één van de personen was die door [een reisagent] - en diens handlangers naar Engeland zou worden gesmokkeld. Verdachte heeft verklaard dat hij vier dagen onder dwang in een tentenkamp nabij de grens van België en Nederland heeft verbleven, dat de reisagent en zijn handlangers zijn geld hebben afgepakt en hem hebben bedreigd en mishandeld. Toen hij kans zag om met de Audi A3 aan hen te ontkomen heeft hij dat gedaan. De in de tenlastelegging genoemde inzittenden zaten op dat moment toevallig (nog) in het voertuig.
Het oordeel van de rechtbank.
Uit de verklaringen van de gesmokkelden [betrokkene 1] , [betrokkene 2] , [betrokkene 3] en [betrokkene 4] volgt dat zij vanuit België naar Groot-Brittannië zouden worden gesmokkeld en dat de chauffeur van de auto - verdachte - hen hierbij hielp. Uit de verklaring van [betrokkene 2] volgt dat verdachte hen naar een vrachtwagen zou brengen waarmee zij verder zouden worden gesmokkeld naar Groot-Brittannië. Verdachte heeft zelf ook verklaard dat ze op weg waren naar een vrachtwagen. Verder vindt de verklaring van [betrokkene 3] - inhoudende dat de smokkelaars, onder wie de chauffeur, hen hadden bedreigd met een mes - steun in het feit dat verdachte heeft verklaard dat hij in het bezit was van een (stanley)mes. De rechtbank ziet geen enkele aanleiding om aan de verklaringen van [betrokkene 1] , [betrokkene 2] , [betrokkene 3] en [betrokkene 4] te twijfelen. Deze verklaringen ondersteunen elkaar en vinden op punten ook steun in overige bewijsmiddelen. Dat verdachte een mensensmokkelaar was zoals de getuigen hebben verklaard, vindt ook steun in het feit dat verdachte kennis had van de werkwijze van de organisatie, dat hij wist van welke auto’s de organisatie gebruikmaakte én dat hij beschikte over een telefoon van de organisatie. Naar die telefoon werden blijkens de verklaring van verdachte locaties gestuurd van plaatsen waar gesmokkelden moesten worden opgehaald; ook werd de telefoon gebruikt voor de navigatie naar locaties waar de gesmokkelden op de vrachtwagens werden gezet. Verdachte was in het bezit van die telefoon, wist de ontgrendelcode van die telefoon, wist dat er een foto van [reisagent] in de telefoon stond - die volgens verdachte net als [een reisagent] reisagent was - en dat de naam en het telefoonnummer van degene die de Audi A3 had bestuurd hierin stonden. Bovendien heeft verdachte die telefoon meegenomen uit de auto toen hij na de achtervolging door de KMAR te voet verder vluchtte. De rechtbank leidt uit deze omstandigheden af dat
verdachtedeze telefoon in gebruik had. De verklaring van verdachte dat hij aanvankelijk één van de gesmokkelden was en achterin de Audi zat, dat hij, toen de chauffeur even uit de auto was, achter het stuur is gaan zitten en op de vlucht is geslagen voor de reisagent en diens handlangers, dat hij hen zo goed in de gaten heeft gehouden dat hij over die informatie over de organisatie en de telefoon kon beschikken, vindt geen enkele steun in het dossier en wordt door de bewijsmiddelen weerlegd. De rechtbank schuift deze verklaring van verdachte dan ook als volstrekt ongeloofwaardig terzijde.
De rechtbank oordeelt verder dat sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en zijn verder onbekend gebleven medeverdachten. Uit de verklaring van [betrokkene 1] volgt dat de gesmokkelden “naar iedereen moesten luisteren” en uit de verklaring van [betrokkene 3] volgt dat bij de ontmoeting tussen de gesmokkelden en verdachte hij niet alleen was, maar dat er een andere man bij hem was. De rechtbank acht dan ook wettig en overtuigend bewezen dat verdachte tezamen en in vereniging met een ander of anderen zes personen behulpzaam is geweest bij het verschaffen van toegang tot of doorreis door Nederland, terwijl verdachte, onder meer gelet op de wijze waarop deze personen werden vervoerd, wist dat die doorreis wederrechtelijk was.
De bewijsoverwegingen ten aanzien van feit 2.
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie acht de onder 2 primair ten laste gelegde poging tot doodslag wettig en overtuigend bewezen.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsman heeft aangevoerd dat verdachte gevaarlijk heeft gereden, maar dat verdachte niet het opzet had - ook niet in voorwaardelijke zin - om [opsporingsambtenaar van de Koninklijke Marechaussee] en de personen die bij verdachte in de auto zaten van het leven te beroven of om hen zwaar lichamelijk letsel toe te brengen. De raadsman wijst er op dat verdachte anders ook het verliezen van zijn eigen leven op de koop zou hebben genomen, terwijl daarvoor geen aanwijzingen zijn in het dossier. De raadsman concludeert met verwijzing naar het Porsche-arrest van de Hoge Raad tot vrijspraak van de primair ten laste gelegde poging tot doodslag en poging tot zware mishandeling.
De raadsman heeft zich ten aanzien van de bewezenverklaring van het subsidiair ten laste gelegde aan het oordeel van de rechtbank gerefereerd.
Het oordeel van de rechtbank.
Uit de bewijsmiddelen volgt naar het oordeel van de rechtbank het volgende. Verdachte reed in een Audi A3. Op de bijrijdersstoel zat een vrouw en op de achterbank zaten nog eens twee mannen, een vrouw en twee minderjarige kinderen. [opsporingsambtenaar van de Koninklijke Marechaussee] , wilde de inzittenden van het voertuig aan een controle onderwerpen. [opsporingsambtenaar van de Koninklijke Marechaussee] is met zijn dienstvoertuig voor verdachte gaan rijden. Hij heeft verdachte een volgteken gegeven, waaraan verdachte niet voldeed. Verdachte heeft [opsporingsambtenaar van de Koninklijke Marechaussee] daarop ingehaald en is met zeer hoge snelheid weggereden. [opsporingsambtenaar van de Koninklijke Marechaussee] heeft verdachte daarop weer ingehaald en is vlak voor hem gaan rijden. Verdachte is toen met de auto over gehele breedte van de snelweg én de vluchtstrook gaan slingeren, kennelijk om ruimte te vinden om [opsporingsambtenaar van de Koninklijke Marechaussee] te passeren. Verdachte en [opsporingsambtenaar van de Koninklijke Marechaussee] zijn tijdens de rit meerdere malen naast elkaar komen te rijden. Verdachte heeft op die momenten abrupte stuurbewegingen in de richting van het voertuig van [opsporingsambtenaar van de Koninklijke Marechaussee] gemaakt, waardoor de auto’s elkaar tot één of enkele centimeters naderden. De voor het eerst door verdachte ter terechtzitting afgelegde verklaring dat hij deze abrupte stuurbewegingen maakte doordat het stuur uit zijn handen glipte, acht de rechtbank volstrekt ongeloofwaardig. Eén van de inzitten heeft ook verklaard dat verdachte
in die richting stuurde. Toen [opsporingsambtenaar van de Koninklijke Marechaussee] verdachte op enig moment voor had laten gaan en [opsporingsambtenaar van de Koninklijke Marechaussee] de auto van verdachte naderde - met het doel om hem weer in te halen - heeft verdachte meerdere malen hard geremd, waardoor de afstand tussen de auto’s van [opsporingsambtenaar van de Koninklijke Marechaussee] en verdachte erg klein werd. Enkel doordat verbalisant [opsporingsambtenaar van de Koninklijke Marechaussee]
telkensadequaat reageerde en tijdig is uitgeweken, is al die keren een aanrijding voorkomen. Door de verkeersmanoeuvres van verdachte, is de auto van verdachte ook tweemaal in de berm terecht gekomen, en dat terwijl verdachte met zeer hoge snelheden van wel 180 tot 190 kilometer per uur reed. Op enig moment heeft verdachte de snelheid geminderd tot 30 à 40 kilometer per uur en is hij uit het voertuig gesprongen. Het voertuig is daarop zonder bestuurder verder gereden en uiteindelijk in de berm tot stilstand gekomen.
Verdachte bekent dat hij gevaarlijk heeft gereden. De rechtbank is van oordeel dat door het gevaarlijke rijgedrag van verdachte de aanmerkelijke kans bestond dat hij een ongeval met dodelijke afloop zou veroorzaken. Deze kans was voor de drie volwassenen en twee kinderen op de achterbank wellicht nog groter; zij hebben immers nooit allen deugdelijk in een veiligheidsgordel kunnen zitten.
De rechtbank acht bewezen dat verdachte de aanmerkelijke kans dat anderen door zijn gedragingen om het leven zouden komen willens en wetens bewust heeft aanvaard. Uit vaste rechtspraak van de Hoge Raad volgt dat voorwaardelijk opzet op een bepaald gevolg - zoals hier de dood - aanwezig is indien de verdachte zich willens en wetens heeft blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat dat gevolg zal intreden. Voor de vaststelling dat de verdachte zich willens en wetens heeft blootgesteld aan zulk een kans is niet alleen vereist dat de verdachte wetenschap heeft van de aanmerkelijke kans dat het gevolg zal intreden, maar ook dat hij die kans ten tijde van de gedraging bewust heeft aanvaard of welbewust op de koop heeft toegenomen. Indien de verklaringen van de verdachte en/of de getuigenverklaringen geen inzicht geven in wat ten tijde van de gedraging in de verdachte is omgegaan, zal dit afhangen van de feitelijke omstandigheden van het geval. Daarbij zijn de aard van de gedraging en de omstandigheden waaronder deze is verricht, van belang. Bepaalde gedragingen kunnen naar hun uiterlijke verschijningsvorm worden aangemerkt als zo zeer gericht op een bepaald gevolg dat het - behoudens contra-indicaties - niet anders kan zijn dan dat de verdachte de aanmerkelijke kans op het desbetreffende gevolg heeft aanvaard.
De rechtbank is van oordeel dat de wijze waarop verdachte heeft gereden, te weten het maken van stuurbewegingen in de richting van het voertuig van verbalisant [opsporingsambtenaar van de Koninklijke Marechaussee] , welk voertuig op dat moment direct naast verdachtes voertuig reed, en het abrupte remmen op het moment dat het voertuig van [opsporingsambtenaar van de Koninklijke Marechaussee] (kort) achter zijn voertuig reed, gelet op de fors hoge snelheden waarmee zowel verdachte als [opsporingsambtenaar van de Koninklijke Marechaussee] op dat moment reden, een aanmerkelijke kans met zich brengt dat een verkeersongeval met dodelijke afloop zal plaatsvinden. Dat verdachte die aanmerkelijke kans niet bewust heeft aanvaard, zoals door de verdediging is betoogd, volgt de rechtbank niet. In de zaak waar de verdediging een beroep op doet had de veroorzaker van het dodelijke ongeval voorafgaand aan zijn fatale manoeuvre zodanig weggedrag vertoond - uitdrukkelijk gericht op lijfsbehoud en ter voorkoming van een frontale botsing - dat daaruit werd geconcludeerd dat de veroorzaker van het ongeval geen opzet op het ongeval had. In deze zaak heeft verdachte echter, rijdend met snelheden van 180 tot 190 kilometer per uur, meerdere
welbewusteverkeersmanoeuvres gemaakt die naar hun uiterlijke verschijningsvorm niet anders kunnen worden gezien dan dat deze zijn verricht met de
bedoelingeen verkeersongeval - met dodelijke afloop - te veroorzaken; verdachte is door de inzittenden van de auto ook meerdere malen verzocht te stoppen omdat zij bang waren dat een ernstig ongeval zou plaatsvinden, maar verdachte heeft hieraan geen gehoor gegeven. Dat het niet tot een aanrijding met ernstige gevolgen is gekomen, is blijkens de bewijsmiddelen ook enkel te danken geweest aan het adequaat reageren van [opsporingsambtenaar van de Koninklijke Marechaussee] , die meerdere malen is uitgeweken teneinde een botsing te voorkomen, en niet aan handelingen van verdachte duidend op lijfsbehoud. Contra-indicaties waaruit zou kunnen blijken dat verdachte de aanmerkelijke kans
nietbewust heeft aanvaard, zijn de rechtbank dan ook niet gebleken. Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat de uiterlijke verschijningsvorm zozeer gericht was op de dood van verbalisant [opsporingsambtenaar van de Koninklijke Marechaussee] en de inzittenden van de Audi A3, dat verdachte de aanmerkelijke kans op het intreden van de dood als gevolg van die handelingen heeft aanvaard.
De rechtbank acht de primair ten laste gelegde poging tot doodslag op [opsporingsambtenaar van de Koninklijke Marechaussee] en op de personen die bij verdachte in de auto zaten dan ook wettig en overtuigend bewezen.

De bewezenverklaring.

Op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de hierboven uitgewerkte bewijsmiddelen, in onderling verband en samenhang bezien, komt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte
1. op 19 september 2018 in Nederland en België, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, anderen, te weten:
  • [betrokkene 1] , geboren op [geboortedatum 2] , en
  • [betrokkene 2] , geboren op [geboortedatum 3] , en
  • [betrokkene 3] , geboren op [geboortedatum 4] , en
  • [betrokkene 4] , geboren op [geboortedatum 5] , en
  • [betrokkene 5] , geboren op [geboortedatum 6] , en
  • [betrokkene 6] , geboren op [geboortedatum 7] ,

behulpzaam is geweest bij het zich verschaffen van toegang tot of doorreis door Nederland, immers heeft/hebben verdachte en/of zijn mededader(s), die [betrokkene 1] en [betrokkene 2] en [betrokkene 3] en [betrokkene 4] en minderjarige kinderen, begeleid en/of vervoerd op hun reis van België naar Nederland en/of Engeland, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) wist(en) dat die toegang of die doorreis wederrechtelijk was;

2.
op 19 september 2018 in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk een persoon, te weten [opsporingsambtenaar van de Koninklijke Marechaussee] , van het leven te beroven, met dat opzet:
  • met zeer hoge snelheid, met een door hem bestuurde personenauto op de autosnelweg A67 gereden en
  • vervolgens met deze personenauto met ongeveer 180 km/u over de gehele breedte van de snelweg is gaan slingeren terwijl de dienstauto van [opsporingsambtenaar van de Koninklijke Marechaussee] op korte afstand vóór hem reed en
  • vervolgens meermalen met ongeveer 180 km/u naast het dienstvoertuig van [opsporingsambtenaar van de Koninklijke Marechaussee] is gaan rijden en abrupte stuurbewegingen in de richting van dit dienstvoertuig heeft gemaakt, op zodanige wijze dat hij dit dienstvoertuig op enkele centimeters heeft genaderd, en
  • vervolgens nadat het dienstvoertuig van [opsporingsambtenaar van de Koninklijke Marechaussee] hem probeerde te passeren, met een snelheid van ongeveer 180 km/u meerdere stevige rembewegingen uit te voeren waardoor het dienstvoertuig van [opsporingsambtenaar van de Koninklijke Marechaussee] met hoge snelheid moest uitwijken en
  • vervolgens meermalen met ongeveer 180 km/u, terwijl het dienstvoertuig van [opsporingsambtenaar van de Koninklijke Marechaussee] links naast hem reed, abrupt naar links te sturen, en
  • vervolgens rijdende over de N2 met een snelheid van ongeveer 70 km/u een abrupte stuurbeweging naar rechts te maken op het moment dat het dienstvoertuig van [opsporingsambtenaar van de Koninklijke Marechaussee] rechts naast hem reed,

terwijl de uitvoering van het voorgenomen misdrijf niet is voltooid

en
op 19 september 2018 in Nederland ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk meerdere personen, te weten:
  • [betrokkene 1] , geboren op [geboortedatum 2] , en
  • [betrokkene 2] , geboren op [geboortedatum 3] , en
  • [betrokkene 3] , geboren op [geboortedatum 4] , en
  • [betrokkene 4] , geboren op [geboortedatum 5] , en
  • [betrokkene 5] , geboren op [geboortedatum 6] , en
  • [betrokkene 6] , geboren op [geboortedatum 7] ,

van het leven te beroven, immers heeft hij, verdachte, terwijl deze personen zich als inzittenden in de door hem bestuurde personenauto bevonden met dat opzet:

  • met 180 km/u rijdende over de A67 over de gehele breedte van de weg inclusief de vluchtstrook te slingeren en
  • met 180 km/u met twee wielen in de berm over de A67 te rijden en
  • meermalen met 180 km/u abrupte stuurbewegingen richting een links naast hem rijdende dienstauto te maken en
  • meermalen met 180 km/u abrupte rembewegingen te maken en
  • met een snelheid van 120 tot 150 km/u rijdende over de N2, in de lagergelegen berm te sturen en
  • vervolgens met een snelheid van 70 km/u abrupt naar rechts te sturen richting een rechts naast hem rijdende dienstauto en
  • vervolgens met een snelheid van 30 tot 40 km/u als bestuurder van de door hem bestuurde personenauto uit de nog rijdende auto te vluchten, terwijl de hiervoor genoemde personen nog in de auto zaten,

terwijl het door hem voorgenomen misdrijf niet is voltooid.

De bewijsmiddelen worden slechts gebezigd met betrekking tot het feit waarop zij in het bijzonder betrekking hebben.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.

De strafbaarheid van het feit.

Het bewezen verklaarde levert op de in de uitspraak vermelde strafbare feiten.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

De strafbaarheid van verdachte.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.

Oplegging van straf en/of maatregel.

De eis van de officier van justitie.
De officier van justitie eist een gevangenisstraf voor de duur van 5 jaren met aftrek van voorarrest.
Een kopie van de vordering van de officier van justitie is aan dit vonnis gehecht.
Het standpunt van de verdediging.
De verdediging heeft verzocht er rekening mee te houden dat verdachte vier dagen is vastgehouden door de reisagent, dat hij is bedreigd en mishandeld en uiteindelijk is gevlucht; verdachte heeft puur uit angst gehandeld. Verder is verzocht er rekening mee te houden dat verdachte in Nederland geen strafblad heeft en dat verdachte uitgebreid heeft verklaard en alle vragen die hem werden gesteld heeft beantwoord.
Het oordeel van de rechtbank.
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Bij de beoordeling van de ernst van de door verdachte gepleegde strafbare feiten betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan mensensmokkel. [betrokkene 3] , [betrokkene 4] en
[betrokkene 1] , [betrokkene 2] en hun twee kinderen zijn uit Irak gevlucht. Zij wilden naar Engeland reizen om daar asiel aan te vragen. Verdachte is hen hierbij behulpzaam geweest. Hij was onderweg om hen naar een vrachtwagen te brengen waarmee zij naar Engeland zouden kunnen reizen. Verdachte heeft met zijn gedragingen een ernstige inbreuk op de Nederlandse rechtsorde gemaakt; hij heeft het overheidsbeleid aangaande de bestrijding van illegaal verblijf in Nederland en illegale doorreis door Nederland op grove wijze doorkruist. Daarnaast is mensensmokkel een lucratieve vorm van (georganiseerde) criminaliteit. Ook zijn gesmokkelden zeer afhankelijk van hun smokkelaars of worden zij afhankelijk van hen gemaakt. Verdachte heeft met zijn gedrag deze verwerpelijke praktijk mee in stand gehouden en misbruik gemaakt van de afhankelijke positie die de zes gesmokkelden ten opzichte van hem (en zijn medeverdachten) hadden.
Toen [opsporingsambtenaar van de Koninklijke Marechaussee] , verdachte in het kader van de vreemdelingenwetgeving wilde controleren, heeft verdachte geprobeerd om [opsporingsambtenaar van de Koninklijke Marechaussee] van de weg te rijden en heeft hij zich dusdanig gedragen dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan een poging tot doodslag op [opsporingsambtenaar van de Koninklijke Marechaussee] en op de zes gesmokkelden - onder wie twee minderjarige kinderen - die bij hem, verdachte, in de auto zaten. Deze situatie moet voor de gesmokkelden zeer beangstigend zijn geweest; zij vreesden voor hun levens en [betrokkene 1] en [betrokkene 2] vreesden ook voor de levens van hun kinderen. Het behoeft geen betoog dat een dergelijk feit grote impact op de slachtoffers heeft gehad. Uit de toelichting van [opsporingsambtenaar van de Koninklijke Marechaussee] bij zijn vordering blijkt ook dat ook hij nog steeds psychische gevolgen ondervindt van wat hem is overkomen. Verdachte heeft zich volstrekt niet bekommerd om het welzijn van anderen. Sterker nog, hij is zelf uit de auto gevlucht, en heeft hen - in een nog rijdende
auto - aan hun lot overgelaten. De rechtbank houdt er in het nadeel van verdachte ook rekening mee dat hij trots lijkt te zijn op zijn rijgedrag en dat hij volstrekt geen oprecht berouw heeft getoond voor wat hij heeft gedaan.
De rechtbank is van oordeel dat in verband met een juiste normhandhaving niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of geringere straf dan een gevangenisstraf voor de duur van 3,5 jaar.
De rechtbank zal een lichtere straf opleggen dan de door de officier van justitie gevorderde straf, nu de rechtbank van oordeel is dat de straf die de rechtbank zal opleggen de ernst van het bewezen verklaarde voldoende tot uitdrukking brengt.

De vordering van de benadeelde partij [opsporingsambtenaar van de Koninklijke Marechaussee] .

Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft verzocht de vordering geheel toe te wijzen, met toepassing van de schadevergoedingsmaatregel.
Het standpunt van de verdediging.
De verdediging heeft aangegeven geen opmerkingen over de vordering van de benadeelde partij te hebben.
Beoordeling.De benadeelde partij heeft verzocht om een immateriële schadevergoeding van € 500,-. De rechtbank acht dit bedrag naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid toewijsbaar.
De rechtbank acht de vordering dan ook in haar geheel toewijsbaar, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 19 september 2018 tot de dag der algehele voldoening.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil.
Verder wordt verdachte veroordeeld in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Schadevergoedingsmaatregel.
De rechtbank zal voor het toegewezen bedrag tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen, nu de rechtbank het wenselijk acht dat de Staat schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 19 september 2018 tot de dag der algehele voldoening.
Aangezien aan verdachte meer verplichtingen tot vergoeding van dezelfde schade worden opgelegd, zal de rechtbank bepalen dat als verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij komt te vervallen en andersom, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij, daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat komt te vervallen.

Toepasselijke wetsartikelen.

De beslissing is gegrond op de artikelen:
Wetboek van Strafrecht art. 36f, 45, 47, 57, 197a, 287.

DE UITSPRAAK

De rechtbank:
Verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op de misdrijven:

T.a.v. feit 1:mensensmokkel, terwijl het feit in vereniging wordt begaan door meerdere personen, meermalen gepleegdT.a.v. feit 2:poging tot doodslag, meermalen gepleegd Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.

Legt op de volgende straf en maatregel.

T.a.v. feit 1, feit 2:Gevangenisstraf voor de duur van 42 maanden met aftrek overeenkomstig artikel 27

Wetboek van Strafrecht.

T.a.v. feit 2:Maatregel van schadevergoeding van EUR 500,00 subsidiair 10 dagen hechtenis.

Legt derhalve aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [opsporingsambtenaar van de Koninklijke Marechaussee] van een bedrag van EUR 500,- (zegge: vijfhonderd euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 3 dagen hechtenis. Het bedrag bestaat uit een immateriële schadevergoeding.
De toepassing van deze vervangende hechtenis heft de hiervoor genoemde betalingsverplichting niet op.
Het totale bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 19 september 2018 tot aan de dag der algehele voldoening.

Beslissing op de vordering van de benadeelde partij:

Wijst de vordering van de benadeelde partij toe en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan de benadeelde partij [opsporingsambtenaar van de Koninklijke Marechaussee] , van een bedrag van EUR 500,- (zegge: vijfhonderd euro), te weten immateriële schadevergoeding.
Het totale toegewezen bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf
19 september 2018 tot aan de dag der algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil.
Veroordeelt verdachte verder in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat komt daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij te vervallen en andersom, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij, komt daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat te vervallen.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. L. Soeteman, voorzitter,
mr. J.H.P.G. Wielders en mr. A.F. Vink, leden,
in tegenwoordigheid van mr. F. van Hulst, griffier,
en is uitgesproken op 19 maart 2019.