Uitspraak
RECHTBANK OOST-BRABANT
1.Het verdere procesverloop
2.De verdere beoordeling
Op 9 december 2017 heeft Garage De Brug de auto, meer in het bijzonder de computer uitgelezen, waarmee het euvel destijds verholpen was.” Deze stelling, voor zover hij al niet door [eiseres] is weersproken, vindt geen steun in de overgelegde stukken. [eiseres] heeft [gedaagde] immers bij e-mail van 11 december 2017 en bij brief van 11 januari 2018 verzocht om het gebrek te herstellen. Ook heeft [gedaagde] verklaard dat [naam medewerker garage] hem op 9 december 2017 telefonisch heeft meegedeeld dat de computer van het motormanagement moest worden vervangen.
In de advertentie stond bij de auto[de mededeling, ktr]
vermeld met de strekking van “auto rijdt, remt en is 100%”. Kennelijk weet [eiseres] ook niet zeker of de gestelde mededeling inderdaad zo luidde.
Auto is ingeruild. Inruilers worden zo verkocht, zonder garantie maar voor een zeer scherpe, lage prijs” en dat telefonisch aan de broer van [eiseres] vóór aankoop is meegedeeld dat het een relatief oude inruiler was die niet was nagezien. Deze stellingen zijn ook anderszins niet komen vast te staan.
[eiseres] heeft ontbinding van de koopovereenkomst gevraagd waarbij zij de verplichting heeft om de auto te leveren. Op zich kan zij aan deze verplichting voldoen om dat N.S.H.G.[ten tijde van de comparitie de nieuwe eigenaar van de auto, ktr]
graag bereid (hij krijgt de auto immers ook niet gerepareerd) is om de auto weer aan [eiseres] te leveren zodat zij aan haar verplichting kan voldoen. Het heeft echter de voorkeur de eis tot ontbinding te wijzigen in vervangende schadevergoeding, in die zin dat [gedaagde] het verschil tussen de koopprijs en de inruilwaarde vergoed[t]”.
€ 200,-- [eiseres] heeft gebracht. [gedaagde] heeft geen feiten en omstandigheden gesteld op grond waarvan geoordeeld moeten worden dat de gevorderde vervangende schadevergoeding een geringer bedrag bedraagt dan wel tot een lager bedrag moet worden toegewezen.