ECLI:NL:RBOBR:2019:1332

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
11 maart 2019
Publicatiedatum
11 maart 2019
Zaaknummer
01/845383-18
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toepassing van jeugdstrafrecht bij ernstige uitgaansgeweld met letsel

Op 11 maart 2019 heeft de Rechtbank Oost-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 18-jarige verdachte die samen met anderen betrokken was bij een ernstige vorm van uitgaansgeweld in Eindhoven op 14 juli 2018. De verdachte heeft gewelddadige handelingen verricht tegen twee slachtoffers, die hierdoor ernstig letsel hebben opgelopen. De rechtbank heeft besloten het jeugdstrafrecht toe te passen, gezien de leeftijd van de verdachte en de omstandigheden van het feit. De verdachte is veroordeeld tot 94 dagen jeugddetentie, waarvan 90 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar. Aan het voorwaardelijk deel is een behandelverplichting gekoppeld. De rechtbank heeft ook de vorderingen van de benadeelde partijen gedeeltelijk toegewezen, waarbij aan elk slachtoffer een immateriële schadevergoeding van €2.500,-- is toegekend. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat er geen gronden waren voor schorsing van de vervolging. De verdachte is vrijgesproken van de poging tot doodslag en zware mishandeling, maar is wel schuldig bevonden aan openlijk geweld in vereniging. De rechtbank heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de ernst van het feit, de impact op de slachtoffers en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Strafrecht
Parketnummer: 01/845383-18
Parketnummer vordering: 08/14856716
Datum uitspraak: 11 maart 2019
Vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [1999] ,
wonende te [woonplaats] , [adres 1] ,
ter zitting opgegeven woonachtig te zijn in [adres 2] .
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 25 februari 2019.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte/veroordeelde naar voren is gebracht.

De tenlastelegging.

De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 22 januari 2019.
Nadat de tenlastelegging op de terechtzitting van 25 februari 2019 is gewijzigd is aan verdachte ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 14 juli 2018 te Eindhoven, tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen, ter uitvoering van het door
verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [slachtoffer 1] van het leven te
beroven, met dat opzet die [slachtoffer 1] , meermalen, althans eenmaal, (met kracht) (met geschoeide voet) tegen het hoofd en/of gezicht heeft geschopt terwijl die [slachtoffer 1] in kwetsbare positie op de grond lag, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of
zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 14 juli 2018 te Eindhoven,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, aan [slachtoffer 1] opzettelijk
zwaar lichamelijk letsel, te weten een (op meerdere plekken) gebroken jukbeen en/of gebroken oogkas, heeft toegebracht door die [slachtoffer 1] (meermaals) (met kracht) tegen het hoofd aan te schoppen;
2.
hij op of omstreeks 14 juli 2018 te Eindhoven
openlijk, te weten aan het Stratumseind, in elk geval op of aan de openbare
weg en/of op een voor het publiek toegankelijke plaats,
in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] ,
welk geweld bestond uit:
  • het (meermalen) (met kracht) slaan tegen het hoofd van die [slachtoffer 1] en/of
  • het (meermalen) (met kracht) (met geschoeide voet) schoppen tegen het hoofd en

/of het gezicht en/of het lichaam van die [slachtoffer 1]

  • het (meermalen) (met kracht) schoppen tegen (het lichaam) van die [slachtoffer 2] en/of
  • het meermalen (met kracht) slaan tegen het hoofd en/of het gezicht en/of het lichaam van die [slachtoffer 2] en/of
  • het in de wurggreep nemen en/of het meetrekken van die [slachtoffer 2]

De vordering na voorwaardelijke veroordeling.

De zaak met parketnummer 08/148567-16 is aangebracht bij vordering van 12 februari 2019. Deze vordering heeft betrekking op het vonnis van de kinderrechter in de rechtbank Overijssel, locatie Almelo d.d. 4 juli 2017. Een kopie van de vordering is aan dit vonnis gehecht.

De formele voorvragen.

Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in zijn vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.

Bewijs

Inleiding.
Onder feit 1 wordt verdachte primair verweten zich schuldig te hebben gemaakt aan een poging tot doodslag al dan niet in vereniging gepleegd. Onder feit 1 subsidiair wordt verdachte verweten dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan een zware mishandeling al dan niet in vereniging gepleegd.
Onder feit 2 is aan verdachte ten laste gelegd het plegen van openlijk geweld tegen personen in vereniging gepleegd.
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie acht feit 1 primair en feit 2 wettig en overtuigend bewezen. De officier van justitie acht bewezen dat verdachte, op het moment dat hij over het slachtoffer is gestapt, een trap tegen zijn hoofd heeft gegeven en daarna een trap tegen de arm van het slachtoffer. Verdachte heeft daarmee voorwaardelijk opzet op de dood van het slachtoffer gehad.
Het standpunt van de verdediging.
Er is geen vol opzet van verdachte geweest. De raadsman heeft vrijspraak van feit 1 bepleit.
Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Het oordeel van de rechtbank. [1]

Ten aanzien van feit 1 primair en subsidiair:

Verdachte heeft op de terechtzitting van 25 februari 2019 bekend betrokken te zijn geweest bij de vechtpartij. In zijn herinnering is hij over het slachtoffer [slachtoffer 1] heen gesprongen en heeft hij daarbij het slachtoffer kennelijk met zijn voet in zijn gezicht geraakt. Daarna heeft hij voornoemd slachtoffer nog een keer tegen zijn arm geschopt.
De rechtbank heeft de camerabeelden van het geweldsincident van 14 juli 2018 ter terechtzitting bekeken. Op de beelden is naar het oordeel van de rechtbank te zien dat verdachte over het slachtoffer heen is gesprongen. Op de beelden is naar het oordeel van de rechtbank niet te zien dat verdachte daarbij met kracht tegen het hoofd van het slachtoffer heeft geschopt. Verdachte heeft verklaard dat hij het slachtoffer kennelijk heeft geraakt tegen het hoofd, maar dat is iets anders dan een gerichte met kracht gegeven schop. De rechtbank is, anders dan de officier van justitie, van oordeel dat uit de beelden niet kan worden afgeleid dat verdachte het slachtoffer [slachtoffer 1] met kracht tegen het hoofd heeft geschopt. De rechtbank is dan ook van oordeel dat verdachte niet het opzet, ook niet in voorwaardelijke zin, op de dood van het slachtoffer heeft gehad.
De rechtbank acht evenmin wettig en overtuigend bewezen dat verdachte al dan niet in vereniging het slachtoffer door zijn handelen zwaar heeft mishandeld. Weliswaar is op de camerabeelden te zien dat verdachte, nadat hij over het slachtoffer heen is gesprongen, met kracht tegen de arm van het slachtoffer heeft geschopt, maar uit de met betrekking tot het slachtoffer opgemaakte medische verklaring blijkt niet dat deze gedraging letsel, laat staan zwaar lichamelijk letsel tot gevolg heeft gehad.
De rechtbank spreekt verdachte vrij van het onder 1 primair en subsidiair ten laste gelegde.

Ten aanzien van feit 2:

Op grond van de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 25 februari 2019 [2] , het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1] [3] , het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 2] d.d. 14 juli 2018 [4] en het proces-verbaal bevindingen met betrekking tot de camerabeelden [5] acht de rechtbank het onder 2 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, voor zover hierna bewezen is verklaard.

De bewezenverklaring.

Op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de hierboven uitgewerkte bewijsmiddelen komt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte:
2.
op 14 juli 2018 te Eindhoven openlijk, te weten aan het Stratumseind, op een voor het publiek toegankelijke plaats, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] , welk geweld bestond uit:
  • het (meermalen) (met kracht) slaan tegen het hoofd van die [slachtoffer 1] en
  • het (meermalen) (met kracht) (met geschoeide voet) schoppen tegen het hoofd en

/of het gezicht en het lichaam van die [slachtoffer 1]

  • het (meermalen) (met kracht) schoppen tegen het lichaam van die [slachtoffer 2] en
  • het meermalen (met kracht) slaan tegen het hoofd en/of het gezicht en het lichaam van die [slachtoffer 2] en
  • het in de wurggreep nemen en het meetrekken van die [slachtoffer 2]
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.

De strafbaarheid van het feit.

Het bewezen verklaarde levert op het in de uitspraak vermelde strafbare feit.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.

De strafbaarheid van verdachte.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.

Oplegging van straf en/of maatregel.

De eis van de officier van justitie.
Toepassing van het jeugdstrafrecht.
Ten aanzien van de feiten 1 en 2:
  • een jeugddetentie van 18 maanden waarvan 8 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren en de voorwaarden van meldplicht, ambulante behandeling, meewerken aan begeleid wonen of maatschappelijke opvang en meewerken aan bewindvoering als de reclassering dit nodig acht.
  • tenuitvoerlegging van een werkstraf van 100 uren subsidiair 50 dagen jeugddetentie.
Een kopie van de vordering van de officier van justitie is aan dit vonnis gehecht.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsman van verdachte heeft verzocht het jeugdstrafrecht toe te passen.
Verdachte heeft zich inmiddels acht maanden goed gedragen. Hij is blij met de begeleiding die hij krijgt van de jeugdreclassering en wil op een goede manier in het leven komen te staan. Met de eis van de officier van justitie wordt alles wat inmiddels in gang is gezet teniet gedaan.
Het oordeel van de rechtbank.
De rechtbank ziet zich ten eerste voor de vraag gesteld of het sanctierecht voor volwassenen of jeugdigen toegepast dient te worden. Op grond van artikel 77c van het Wetboek van Strafrecht is het mogelijk om het jeugdstrafrecht toe te passen op jongeren in de leeftijd van achttien tot drieëntwintig jaar als de rechter daartoe grond vindt in de persoonlijkheid van verdachte of de omstandigheden waaronder het feit is begaan.
De Reclassering Nederland heeft op 13 februari 2019 een rapport over verdachte uitgebracht. De reclassering adviseert het volwassenenstrafrecht toe te passen. Uit de wegingslijst ASR komen naar de mening van de volwassenreclassering onvoldoende aanwijzingen dat pedagogische aanpak noodzakelijk is.
Op de terechtzitting heeft de deskundige van de Jeugdreclassering Overijssel, [medewerker jeugdreclassering] , een toelichting gegeven op het huidige toezicht door de Jeugdreclassering Overijssel en adviseert het jeugdstrafrecht toe te passen. Aan de hand van diverse voorbeelden heeft hij aangegeven dat verdachte nog zeer onvolwassen en onzelfstandig is en intensief aangestuurd en begeleid moet worden om de nodige stappen te zetten. Naar zijn mening is verdachte, gelet op zijn persoon, juist gebaat bij een pedagogische aanpak. De huidige outreachende werkwijze van de jeugdreclassering sluit bij uitstek aan bij wat verdachte nodig heeft.De deskundige acht het in het belang van verdachte dat de begeleiding door Jeugdreclassering Overijssel wordt voortgezet.
De rechtbank constateert dat verdachte ten tijde van het plegen van het feit 19 jaar oud was. Met de [medewerker jeugdreclassering] , de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat de persoonlijkheid van verdachte aanleiding geeft tot toepassing van het jeugdstrafrecht. Bij het jeugdstrafrecht gelden andere, veelal lagere richtlijnen voor straftoemeting. Bij de strafoplegging wordt meegewogen wat de straf betekent voor de persoonlijke ontwikkeling van de jeugdige. Er wordt meer dan bij volwassenen rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van verdachten.
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd heeft de rechtbank verder gelet op de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Bij de beoordeling van de ernst van de door verdachte gepleegde strafbare feit betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
De rechtbank heeft voorts in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich samen met anderen schuldig gemaakt aan een ernstige vorm van uitgaansgeweld. Zij hebben gewelddadige handelingen verricht tegen twee personen, waarbij verdachte zich in het gevecht heeft gemengd, over het slachtoffer [slachtoffer 1] is gesprongen waarbij hij hem mogelijk met zijn voet in het gezicht heeft geraakt en het slachtoffer daarna heeft geschopt. Ten gevolge van het geweld door verdachte en de medeverdachten hebben de slachtoffers ernstig letsel opgelopen.
Dit soort uitgaansgeweld heeft een enorme impact op de samenleving in het algemeen en op de slachtoffers in het bijzonder. Het gevoel van onveiligheid neemt door dergelijke incidenten steeds grotere vormen aan. Verdachte en de mededaders hebben een grote inbreuk gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van de slachtoffers en hun lichamelijke integriteit aangetast.
Ten nadele van verdachte houdt de rechtbank voorts rekening met de omstandigheid dat de het bewezen verklaarde feit is gepleegd in de proeftijd van een eerdere veroordeling.
Ten voordele van verdachte houdt de rechtbank rekening met de omstandigheid dat verdachte na zijn aanhouding openheid van zaken heeft gegeven en oprecht geschrokken is van zijn aandeel in het geweld.
Bij haar beslissing over de strafsoort en de hoogte van de straf heeft de rechtbank aansluiting gezocht bij de binnen de rechtspraak ontwikkelde oriëntatiepunten voor jeugdigen. De oriëntatiepunten dienen als vertrekpunt bij het bepalen van de straf.
De Reclassering Nederland heeft in voornoemd rapport d.d. 13 februari 2019 geadviseerd een (deels) voorwaardelijke straf en een aantal bijzondere voorwaarden op te leggen, te weten de meldplicht, ambulante behandeling en meewerken aan begeleid wonen of maatschappelijke opvang.
De huidige begeleider van de jeugdreclassering, [medewerker jeugdreclassering] , heeft geadviseerd een (deels) voorwaardelijk straf op te leggen met toezicht van de jeugdreclassering. Tevens heeft hij geadviseerd voorwaarden met betrekking tot dagbesteding, financiën en begeleid wonen op te leggen.
De rechtbank is alles afwegend van oordeel dat in verband met een juiste normhandhaving niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of geringere straf dan een jeugddetentie van voor de duur van 94 dagen met aftrek van de tijd dat verdachte in voorarrest heeft doorgebracht. De rechtbank zal een gedeelte van 90 dagen van deze jeugddetentie voorwaardelijk opleggen om verdachte ervan te weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen.
Aan deze voorwaardelijke straf zullen na te noemen bijzondere voorwaarden worden gekoppeld, zoals is geadviseerd door de (jeugd)reclassering.
Daarnaast acht de rechtbank een werkstraf van 80 uren passend en geboden
De rechtbank zal een lichtere straf opleggen dan de door de officier van justitie gevorderde straf, nu de rechtbank van een andere bewezenverklaring uitgaat dan de officier van justitie en de rechtbank voorts van oordeel is dat de straf die de rechtbank zal opleggen de ernst van het bewezen verklaarde voldoende tot uitdrukking brengt.

De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] .

Het standpunt van de officier van justitie.
Gehele en hoofdelijke toewijzing van de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] , met wettelijke rente en het opleggen van de maatregel 36f van het Wetboek van Strafrecht.
Het standpunt van de verdediging.
De vordering van de benadeelde partij is onvoldoende onderbouwd. Uit geen enkel document blijkt dat sprake is van psychische klachten. Bij een toewijzing van de immateriële schade heeft de raadsman verzocht de immateriële schade aanzienlijk te matigen. Van het horloge is geen aankoopbewijs. De raadsman heeft verzocht dit deel van de vordering af te wijzen. Voorts is opgevallen dat de rekening van de ziektekostenverzekering aan [echtgenote slachtoffer] is gericht.
Beoordeling.
De rechtbank acht toewijsbaar, als rechtstreeks door het bewezen verklaarde feit toegebrachte schade, de volgende onderdelen van de vordering te weten:
  • immateriële schadevergoeding tot een bedrag van € 2.500,--;
  • de materiële schade betreffende de reiskosten en parkeerkosten, zijnde deze kosten voldoende aannemelijk geworden;
  • de medische kosten van € 431,37
  • kosten horloge tot een bedrag van € 250,--,
vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum van het delict tot aan de dag der algehele voldoening.
Ten aanzien van de gevorderde kosten met betrekking tot het horloge overweegt de rechtbank dat het slachtoffer meteen tegenover de politie heeft verklaard dat hij tijdens de geweldpleging zijn horloge kwijt is geraakt. Ook drie dagen daarna heeft hij wederom tegenover de politie verklaard dat hij zijn horloge op 14 juli 2018 kwijt is geraakt. De rechtbank is van oordeel dat aannemelijk is dat het horloge tijdens de geweldspleging weg is geraakt en het wegraken van het horloge voldoende verband heeft met het onder 1 bewezen verklaarde delict. De rechtbank heeft, na raadpleging van het internet, gekeken naar de actuele waarde van het door verdachte genoemde horloge en begroot de in dit verband geleden schade aldus op € 250,--.
Dat de rekening van de ziektekostenverzekering is gericht aan de echtgenote, van het slachtoffer, zijnde kennelijk de polishoudster van de verzekering, betekent niet dat deze kosten niet door [slachtoffer 1] zijn gemaakt.
De rechtbank zal de benadeelde partij niet ontvankelijk verklaren in de overige delen van de vordering (immateriële schade een bedrag van EUR 2.500,-- te boven gaande en restant bedrag horloge), omdat de rechtbank van oordeel is dat behandeling van dat deel van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert.
De benadeelde partij kan deze onderdelen van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil. Verder wordt verdachte veroordeeld in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
De rechtbank stelt vast dat verdachte dit strafbare feit samen met anderen heeft gepleegd. Nu verdachte en zijn mededaders samen een onrechtmatige daad hebben gepleegd, zijn zij jegens de benadeelde hoofdelijk aansprakelijk voor de totale schade.

De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2] .

Het standpunt van de officier van justitie.
Gehele en hoofdelijke toewijzing van de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2] , met wettelijke rente en het opleggen van de maatregel 36f van het Wetboek van Strafrecht.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsman van verdachte heeft aangevoerd dat de vordering van benadeelde partij onvoldoende is onderbouwd. Bij een toewijzing van de immateriële schade heeft de raadsman verzocht de immateriële schade aanzienlijk te matigen.
Beoordeling.
De rechtbank acht toewijsbaar, als rechtstreeks door het bewezen verklaarde feit toegebrachte schade, de volgende onderdelen van de vordering te weten:
  • immateriële schadevergoeding tot een bedrag van € 2.500,--;
  • de materiële schade betreffende de reiskosten;
  • de medische kosten van € 216,25 en
  • kosten shirt, begroot op € 100,--. Uit de beelden blijkt dat het shirt van [slachtoffer 2] kapot is getrokken tijdens de geweldshandelingen.
Vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum van het delict tot aan de dag der algehele voldoening.
De rechtbank zal de gevorderde kosten met betrekking tot de post ‘schoenen’ afwijzen. De rechtbank is van oordeel dat deze schadepost onvoldoende is gebleken.
De rechtbank zal de benadeelde partij niet ontvankelijk verklaren in de overige delen van de vordering (immateriële schade een bedrag van EUR 2.500,-- te boven gaande), omdat de rechtbank van oordeel is dat behandeling van dat deel van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert.
De benadeelde partij kan deze onderdelen van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil. Verder wordt verdachte veroordeeld in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
De rechtbank stelt vast dat verdachte dit strafbare feit samen met anderen heeft gepleegd. Nu verdachte en zijn mededaders samen een onrechtmatige daad hebben gepleegd, zijn zij jegens de benadeelde hoofdelijk aansprakelijk voor de totale schade.
Schadevergoedingsmaatregel.
De rechtbank zal voor de toegewezen bedragen tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen, nu de rechtbank het wenselijk acht dat de Staat schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf datum delict tot de dag der algehele voldoening.
Aangezien aan verdachte meer verplichtingen tot vergoeding van dezelfde schade worden opgelegd, zal de rechtbank bepalen dat als verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij komt te vervallen en andersom, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij, daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat komt te vervallen.

Motivering van de beslissing na voorwaardelijke veroordeling 08/148567-16.

De vordering voldoet aan alle wettelijke eisen. Krachtens de wettelijke bepalingen is de rechtbank bevoegd tot behandeling van deze vordering. Uit onderzoek ter terechtzitting zijn geen omstandigheden gebleken die aan de ontvankelijkheid van de officier van justitie in de weg staan. Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de veroordeelde zich gedurende de proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
In hetgeen ter terechtzitting aan de orde is gekomen en in de persoon van veroordeelde, ziet de rechtbank aanleiding te gelasten dat een gedeelte van 80 uren werkstraf van de straf alsnog ten uitvoer zal worden gelegd. Bijzondere omstandigheden die aan de tenuitvoerlegging van dat gedeelte in de weg zouden staan zijn niet aanwezig.
De rechtbank merkt in dit verband nog op dat zij een gedeeltelijke tenuitvoerlegging zal bevelen zodat de eerder bij vonnis opgelegde voorwaarden van onder meer toezicht van de jeugdreclassering door blijven lopen.

Toepasselijke wetsartikelen.

De beslissing is gegrond op de artikelen:
Wetboek van Strafrecht art. 36f, 77c, 77i, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z, 77aa, 141.

DE UITSPRAAK

De rechtbank:
verklaart niet bewezen hetgeen verdachte onder feit 1 primair en subsidiair is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij.
verklaart het onder feit 2 ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven.
verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
het bewezen verklaarde levert op het misdrijf:
T.a.v. feit 2: Openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
legt op de volgende straf(fen) en/of maatregel(en).
T.a.v. feit 2:
 Jeugddetentie voor de duur van 94 dagen met aftrek overeenkomstig artikel 27 Wetboek van Strafrecht waarvan 90 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren
Stelt als algemene voorwaarden dat de veroordeelde:
- zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit en
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt en
- medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 77aa, eerste tot en met het vierde lid van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
Stelt als bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
- zich gedurende de proeftijd gedraagt naar de voorschriften en aanwijzingen die worden gegeven door de jeugdreclassering van de Jeugdbescherming Overijssel, gecertificeerde instelling Overijssel;
-zich gedurende de proeftijd op de door de jeugdreclassering te bepalen tijdstippen zal melden bij de jeugdreclassering Overijssel, zo frequent en zo lang deze instelling dat noodzakelijk acht.
- gedurende de proeftijd zich ambulant laat behandelen door forensische polikliniek JustTact of een soortgelijke zorgverlener te bepalen door de
jeugdreclassering. De behandeling start na aanmelding in het kader van het toezicht. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de jeugdreclassering nodig vindt. Betrokkene houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Het innemen van medicijnen kan onderdeel zijn van de behandeling;
- bij Harmoniezorg of een andere instelling voor beschermd wonen of maatschappelijke opvang, te bepalen door de
jeugdreclassering; Het verblijf duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de jeugdreclassering nodig vindt. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de jeugdreclassering voor veroordeelde heeft opgesteld;
-meewerkt aan reguliere dagbesteding, te bepalen door de jeugdreclassering;
-meewerkt aan aflossing van zijn schulden, ook als dit inhoudt het meewerken aan bewindvoering, te bepalen door de jeugdreclassering;
Geeft opdracht aan de gecertificeerde instelling Stichting Jeugdbescherming Overijssel tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
T.a.v. feit 2: Werkstraf voor de duur van 80 uren subsidiair 40 dagen jeugddetentie.
T.a.v. feit 2: Maatregel van schadevergoeding van EUR 2861,49.
Legt derhalve aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten
behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 2] van een bedrag van EUR 2861,49 (zegge:
tweeduizend achthonderdeenenzestig euro en negenenveertig cent).
Het bedrag bestaat uit een bedrag van EUR 2.500,-- immateriële schade en EUR
361,49 materiële schade (posten reiskosten, medische kosten en shirt).
Verdachte is niet gehouden tot betaling voor zover dit bedrag door (een van)
zijn mededader(s) is betaald.
Het totale bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van
het delict, 14 juli 2018, tot aan de dag der algehele voldoening.

Beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2] :

Wijst de vordering van de benadeelde partij toe en veroordeelt verdachte tot
betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 2] van een bedrag van EUR 2861,49 (zegge:
tweeduizend achthonderdeenenzestig euro en negenenveertig cent), te weten EUR
2.500,-- immateriële schade en materiële schade EUR 361,49 (posten reiskosten,
medische kosten en shirt).
Het totale toegewezen bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de
datum van het delict, 14 juli 2018, tot aan de dag der algehele voldoening.
Verdachte is niet gehouden tot betaling voor zover dit bedrag door (een van)
zijn mededader(s)is betaald.
Indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de
Staat komt daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij te
vervallen en andersom, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting
tot betaling aan de benadeelde partij, komt daarmee zijn verplichting tot
betaling aan de Staat te vervallen.
Veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot op heden
begroot op nihil.
Veroordeelt verdachte verder in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te
maken kosten.
Wijst af de vordering met betrekking tot de kostenpost ‘schoenen’.
Bepaalt dat de benadeelde partij in het overige deel van de vordering
(resterende deel van de gevorderde immateriële schade) niet ontvankelijk is.
T.a.v. feit 2: Maatregel van schadevergoeding van EUR 3238,35
Legt derhalve aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten
behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 1] van een bedrag van EUR 3.238,35 (zegge:
drieduizend tweehonderdachtendertig euro en vijfendertig cent).
Het bedrag bestaat uit een bedrag van EUR 2.500,-- immateriële schade en EUR
738,35 materiële schade (posten reiskosten, medische kosten en horloge).
Verdachte is niet gehouden tot betaling voor zover dit bedrag door (een van)
zijn mededader(s) is betaald.
Het totale bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van
het delict, 14 juli 2018, tot aan de dag der algehele voldoening.
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] :
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe en veroordeelt verdachte tot
betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 1] van een bedrag van EUR 3.238,35
(zegge: drieduizend tweehonderdachtendertig euro en vijfendertig cent), te weten EUR
2.500,-- immateriële schade en materiële schade EUR 738,35 (posten
reiskosten, medische kosten en horloge).
Het totale toegewezen bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de
datum van het delict, 14 juli 2018, tot aan de dag der algehele voldoening.
Verdachte is niet gehouden tot betaling voor zover dit bedrag door (een van)
zijn mededader(s)is betaald.
Indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de
Staat komt daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij te
vervallen en andersom, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting
tot betaling aan de benadeelde partij, komt daarmee zijn verplichting tot
betaling aan de Staat te vervallen.
Veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot op heden
begroot op nihil.
Veroordeelt verdachte verder in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te
maken kosten.
Bepaalt dat de benadeelde partij in het overige deel van de vordering
(resterende deel van de gevorderde immateriële schade en resterend bedrag met
betrekking tot het horloge) niet-ontvankelijk is.
Opheffing van het tegen verdachte verleende bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van heden. Deze voorlopige hechtenis is op 17 juli 2018 reeds geschorst.

Beslissing na voorwaardelijke veroordeling:

Last tot tenuitvoerlegging van een gedeelte van de straf, voor zover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de kinderrechter in de rechtbank Overijssel, locatie Almelo d.d. 4 juli 2017, gewezen onder parketnummer 08/148567-16, te weten:
een werkstraf van 80 uren subsidiair 40 dagen jeugddetentie.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. A.M. Kooijmans-de Kort, voorzitter,
mr. H.M. Hettinga en mr. B. Damen, leden,
in tegenwoordigheid van L. Scholl, griffier,
en is uitgesproken op 11 maart 2019.
Mr. B. Damen is buiten staat dit vonnis te ondertekenen.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt – tenzij anders vermeld – bedoeld een proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren opgenomen in het einddossier van de politie Oost-Brabant, afdeling districtsrecherche Eindhoven, onderzoeksnummer OBZR018056, BHV nummer 2018 138585, afgesloten op 2 oktober 2018, aantal pagina’s: 1 tot en met 480, met als bijlage een dvd met camerabeelden.
2.Verklaring verdachte ter terechtzitting van 25 februari 2019
3.Proces-verbaal aangifte van [slachtoffer 1] d.d. 14 juli 2018, dossier 1 pag. 98-100
4.Proces-verbaal aangifte [slachtoffer 2] d.d. 14 juli 2018, dossier 1 pag. 105-106
5.Proces-verbaal bevindingen, dossier 1 pagina 35-50