Uitspraak
RECHTBANK OOST-BRABANT
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 4 maart 2019 in de zaken tussen
[eiser] , te [woonplaats] , eiser
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Boxmeer, verweerder
[bedrijf] B.V.(vergunninghouder), te [vestigingsplaats] , gemachtigde: mr. J.A.J.M. van Houtum.
Procesverloop
Overwegingen
Beslissing
- verklaart de beroepen gegrond;
- vernietigt de bestreden besluiten;
- draagt verweerder op een nieuw besluit op het bezwaar van eiser tegen het primaire besluit en het besluit van 17 juli 2018 te nemen met inachtneming van deze uitspraak binnen vier weken na de dag van verzending van deze uitspraak op straffe van een dwangsom van € 1.000,00 per week, of gedeelte van een week, dat verweerder in gebreke blijft een nieuw besluit te nemen, met een maximum van € 25.000,00.
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 170,- aan eiser te vergoeden;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1.556,26.