ECLI:NL:RBOBR:2019:11

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
10 januari 2019
Publicatiedatum
2 januari 2019
Zaaknummer
7053983 / 18-5468
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onvoldoende duidelijkheid over dagvaarding door Stichting Museum voor Religieuze Kunst

In deze zaak heeft de Stichting Museum voor Religieuze Kunst (hierna: Stichting MRK) een rechtszaak aangespannen tegen Stichting Bevrijdende Vleugels. De kern van het geschil draait om de vraag of Stichting MRK de juiste partij heeft gedagvaard. De kantonrechter heeft vastgesteld dat het onduidelijk is wie precies door Stichting MRK is bedoeld, aangezien er meerdere stichtingen zijn met vergelijkbare namen die gevestigd zijn in Best. De kantonrechter heeft op 10 januari 2019 uitspraak gedaan en Stichting MRK niet ontvankelijk verklaard in haar vorderingen. Dit besluit is genomen omdat Stichting MRK, ondanks eerdere waarschuwingen en de mogelijkheid om de omissie te herstellen, niet heeft verduidelijkt wie zij precies heeft gedagvaard. De kantonrechter heeft geoordeeld dat er geen sprake is van een bestaande partij die door Stichting MRK is gedagvaard, en dat er geen reden is voor een proceskostenveroordeling, aangezien de gedaagde partij geen kosten heeft gemaakt. De uitspraak benadrukt het belang van duidelijke identificatie van partijen in juridische procedures.

Uitspraak

RECHTBANK OOST-BRABANT

Civiel Recht
Zittingsplaats Eindhoven
Zaaknummer : 7053983
Rolnummer : 18-5468
Uitspraak : 10 januari 2019
in de zaak van:
Stichting Museum voor Religieuze Kunst,
gevestigd te Uden, gemeente Uden,
eiseres,
gemachtigde: mevrouw S. Keuren-de Wit (DAS),
t e g e n
Stichting Bevrijdende Vleugels,
gevestigd te Best,
gedaagde.
Partijen zullen hierna worden genoemd Stichting MRK en "Stichting Bevrijdende Vleugels".

1.Het verloop van het geding

1.1.
Dit blijkt uit het volgende:
a. het tussenvonnis van 9 augustus 2018, waarbij een comparitie van partijen is gelast;
b. de comparitie na antwoord d.d. 13 december 2018.
1.2.
Ter rolzitting van 26 juli 2018 is de heer [Van P.] (hierna te noemen: [Van P.]) verschenen in zijn hoedanigheid van bestuurder van Stichting Bevrijdende Vleugels Best. [Van P.] heeft namens genoemde stichting geantwoord op de dagvaarding. Ter comparitie van 13 december 2018 is [Van P.] noch iemand anders namens Stichting Bevrijdende Vleugels Best en/of "Stichting Bevrijdende Vleugels" verschenen.
1.3.
Tot slot is wederom vonnis bepaald.

2.De feiten

Tussen partijen staat als enerzijds gesteld en anderzijds niet of onvoldoende
weersproken en/of op grond van de onbestreden inhoud van overgelegde producties het volgende vast.
2.1.
Op 7 december 2001 hebben Stichting MRK en Stichting Museum Bevrijdende Vleugels (hierna ook te noemen: stichting a) een bruikleenovereenkomst gesloten op grond waarvan Stichting MRK een kerststal, bestaande uit negen meer dan levensgrote figuren, gemaakt door beeldhouwer Hans Claesen (hierna te noemen: de kerststal), om niet in bruikleen heeft gegeven aan stichting a. De bruikleenovereenkomst is neergelegd in een door genoemde stichtingen ondertekende brief van 7 december 2001 (productie 1 bij dagvaarding).
2.2.
In de bruikleenovereenkomst staat onder meer het volgende vermeld:
“De bruikleen geschiedt voor onbepaalde tijd en tot wederopzegging, met dien verstande, dat beëindiging steeds kan geschieden met inachtneming van een opzegtermijn van zes maanden. De opzegging moet geschieden per aangetekende brief.”
2.3.
Bij brief van 19 september 2017 heeft Stichting MRK aan “Museum Bevrijdende Vleugels” te kennen gegeven de bruikleenovereenkomst op te zeggen met inachtneming van de geldende opzegtermijn van zes maanden (productie 2 bij dagvaarding).
2.4.
Bij brief van 23 oktober 2017 heeft Stichting Bevrijdende Vleugels Best (hierna te noemen: stichting b) aan Stichting MRK te kennen gegeven dat zij de kersstal niet in haar bezit heeft en Stichting MRK doorverwezen naar mevrouw [J.], zijnde (voormalig) bestuurder van stichting a (productie 3 bij dagvaarding).
2.5.
Stichting MRK en/of haar gemachtigde en stichting b hebben nadien met elkaar gecorrespondeerd, maar zij zijn niet nader tot elkaar gekomen.

3.Het geschil

3.1.
Stichting MRK vordert (kort gezegd) veroordeling van "Stichting Bevrijdende Vleugels" tot betaling van:
een bedrag van € 11.344,51 aan hoofdsom, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 2 maart 2018, althans de datum van dagvaarding, tot aan de dag van algehele voldoening;
een bedrag van € 878,-- aan buitengerechtelijke kosten;
de kosten van deze procedure, te voldoen binnen 14 dagen na de datum van dit vonnis en - voor het geval de voldoening van de proceskosten niet binnen de gestelde termijn plaatsvindt - te vermeerderen met de wettelijke rente over de proceskosten vanaf bedoelde termijn voor voldoening, alsmede de nakosten.
3.2.
Stichting MRK legt daaraan, kort en zakelijk weergegeven, het volgende ten grondslag.
Op grond van de op 7 december 2001 tussen partijen gesloten bruikleenovereenkomst heeft Stichting MRK een in goede staat van onderhoud verkerende kerststal om niet in bruikleen gegeven aan "Stichting Bevrijdende Vleugels". Bij brief van 19 september 2017 heeft Stichting MRK de bruikleenovereenkomst opgezegd met inachtneming van de conform de bruikleenovereenkomst geldende opzegtermijn van zes maanden. Ondanks verzoeken en sommaties daartoe heeft "Stichting Bevrijdende Vleugels" de kerststal niet teruggegeven aan Stichting MRK. Aangezien "Stichting Bevrijdende Vleugels" naar eigen zeggen niet (meer) beschikt over de kerststal vordert Stichting MRK een vervangende schadevergoeding ten bedrage van € 11.344,51.
3.3.
Op hetgeen partijen verder hebben aangevoerd zal, voor zover van belang, onder de beoordeling worden ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
De kantonrechter stelt - op basis van de door Stichting MRK en [Van P.] namens stichting b overgelegde stukken - vast dat er twee stichtingen zijn die de woorden
“Bevrijdende Vleugels”in hun naam hebben én gevestigd zijn en/of kantoor hebben (gehouden) in Best. Het gaat om de volgende twee stichtingen:
de op 9 augustus 1985 opgerichte Stichting Museum Bevrijdende Vleugels met KvK-nummer 41082815 (stichting a); en
de op 26 april 2007 opgerichte Stichting Bevrijdende Vleugels Best met KvK-nummer 17205696 (stichting b).
4.2.
Blijkens het door [Van P.] namens stichting b gegeven mondeling antwoord en de namens stichting b overgelegde stukken ter rolzitting van 26 juli 2018 komt het meest verstrekkende verweer van stichting b er in feite op neer dat Stichting MRK een niet-bestaande partij heeft gedagvaard.
4.3.
Gelet op hetgeen hiervoor in overweging 4.1. is overwogen, volgt de kantonrechter [Van P.] in zijn standpunt dat Stichting MRK een niet-bestaande partij heeft gedagvaard. Gesteld noch gebleken is immers dat "Stichting Bevrijdende Vleugels" als zodanig in het handelsregister is ingeschreven.
4.4.
Uitgangspunt dient te zijn dat de kantonrechter beslist tussen de werkelijk belanghebbende partijen en als een procespartij niet bestaat in beginsel geen vonnis ten gunste of tegen die partij kan worden gewezen. Een uitzondering kan zich voordoen in de situatie waarin het duidelijk is wie Stichting MRK heeft bedoeld te dagvaarden en deze wederpartij dat ook daadwerkelijk moet hebben begrepen. Van een dergelijke uitzondering is in dit geval geen sprake. Hierbij speelt het volgende een rol.
Vast staat dat Stichting MRK en stichting a in 2001 een bruikleenovereenkomst met elkaar hebben gesloten met betrekking tot de kerststal.
Uit de door Stichting MRK en [Van P.] overgelegde stukken volgt dat de hiervoor onder a en b genoemde stichtingen in 2007 een overeenkomst hebben gesloten op grond waarvan stichting a bepaalde activa en passiva aan stichting b heeft verkocht en in eigendom overgedragen. Volgens [Van P.] maakte de bruikleenovereenkomst tussen Stichting MRK en stichting a geen onderdeel uit van bedoelde activa/passiva-transactie.
Gesteld noch gebleken is dat stichting a niet meer bestaat.
Niet is gebleken dat stichting b de rechtsopvolger is van stichting a.
Stichting MRK heeft over de opzegging van de bruikleenovereenkomst gecommuniceerd met stichting b.
Stichting b heeft Stichting MRK doorverwezen naar de (voormalig) bestuurder van stichting a, aangezien zij naar eigen zeggen niet is aan te merken als contractspartij van Stichting MRK.
Stichting b is ter rolzitting van 26 juli 2018 verschenen om aan te geven dat Stichting MRK een niet-bestaande rechtspersoon heeft gedagvaard en bij stichting a moet aankloppen. Stichting b is vervolgens niet ter comparitie van 13 december 2018 verschenen.
Stichting a is niet in de procedure verschenen.
De namen van stichting a en stichting b lijken erg op elkaar én zij zijn allebei gevestigd en/of hebben kantoor (gehouden) in Best.
Op grond van het vorenstaande is niet duidelijk wie Stichting MRK heeft bedoeld te dagvaarden, laat staan dat dit voor stichting a en/of voor stichting b wél duidelijk had moeten zijn.
4.5.
Stichting MRK heeft, ná het gevoerde verweer door [Van P.], voldoende tijd gehad om de gewenste duidelijkheid te verschaffen en de betreffende omissie te herstellen. Dit heeft zij echter nagelaten. De kantonrechter is daarom van oordeel dat Stichting MRK niet ontvankelijk moet worden verklaard.
4.6.
Aangezien Stichting MRK een niet-bestaande stichting heeft gedagvaard en [Van P.] weliswaar is verschenen namens stichting b, maar laatstgenoemde stichting geen proceskosten heeft gemaakt, ziet de kantonrechter geen reden voor een proceskostenveroordeling.

5.De beslissing

De kantonrechter:
verklaart Stichting MRK niet ontvankelijk in haar vorderingen.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.E. Bartels, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 10 januari 2019.