vonnis
RECHTBANK OOST-BRABANT
Parketnummer: 01/880627-17
Datum uitspraak: 14 februari 2019
Vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum 1] ,
wonende te [woonadres] .
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van de onderzoeken ter terechtzitting op 5 juni 2018, 15 augustus 2018, 29 oktober 2018 en 31 januari 2019.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.
De tenlastelegging.
De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 24 april 2018.
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 01 augustus
2017 tot en met 21 augustus 2017 te Hongarije en/of Duitsland en/of Venlo
en/of Eindhoven, in elk geval in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
A (sub 2)
[slachtoffer] (geboren op [geboortedatum 2] ) heeft geworven en/of vervoerd en/of
overgebracht en/of gehuisvest en/of opgenomen, met het oogmerk van uitbuiting
van [slachtoffer] , terwijl [slachtoffer] de leeftijd van achttien jaren nog niet had
bereikt en/of
B (sub 3)
[slachtoffer] (geboren op [geboortedatum 2] ) heeft aangeworven, medegenomen of
ontvoerd, met het oogmerk [slachtoffer] in een ander land ertoe te brengen zich
beschikbaar te stellen tot het verrichten van één of meer seksuele
handeling(en) met of voor een derde tegen betaling
C (sub 5)
[slachtoffer] (geboren op [geboortedatum 2] ) ertoe heeft gebracht zich beschikbaar te
stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met of voor een derde
tegen betaling, dan wel ten aanzien van [slachtoffer] enige handeling heeft
ondernomen waarvan hij wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat [slachtoffer]
zich daardoor beschikbaar zou stellen tot het verrichten van die handelingen,
terwijl [slachtoffer] de leeftijd van achttien jaren
nog niet had bereikt en/of
D (sub 8)
opzettelijk voordeel heeft getrokken uit seksuele handelingen van [slachtoffer]
(geboren op [geboortedatum 2] ) met of voor een derde tegen betaling,
terwijl [slachtoffer] de leeftijd van achttien jaren nog niet had bereikt en/of
E (sub 9)
[slachtoffer] (geboren op [geboortedatum 2] ) door dwang, geweld of één of meer andere
feitelijkheden, door dreiging met geweld of één of meer andere
feitelijkheden, door misleiding dan wel door misbruik van uit feitelijke
omstandigheden voortvloeiend overwicht en/of door misbruik van een kwetsbare
positie heeft gedwongen dan wel bewogen hem, verdachte, en/of zijn
mededader(s) te bevoordelen uit de opbrengst van de seksuele handeling(en) van
[slachtoffer] met of voor een derde,
immers heeft/hebben hij, verdachte en/of zijn mededader(s), in voornoemde
periode
- een liefdesrelatie aangegaan/onderhouden met voornoemde [slachtoffer] en/of
- [slachtoffer] voorgesteld om prostitutiewerkzaamheden te gaan verrichten en/of
- [slachtoffer] eerst aangeven dat zij 30% van haar verdiensten moest afstaan en
dat dat later 50% bleek te zijn en/of
- [slachtoffer] vervoerd dan wel laten vervoeren naar Nederland en/of
- [slachtoffer] onderdak verleend en/of
- [slachtoffer] aangeven dat zij het identiteitsbewijs van haar zus moest gebruiken
en/of
- [slachtoffer] instructies gegeven wat ze bij controles moest zeggen en/of
- [slachtoffer] (meermalen) van en/of naar een prostitutieplek vervoerd en/of
- het door de klant(en) betaalde geld voor de prostitutiewerkzaamheden in
ontvangst genomen en/of
- [slachtoffer] angst aangejaagd en/of
- de prostitutiewerkzaamheden van [slachtoffer] gecontroleerd, althans haar
verdiensten uit haar prostitutiewerkzaamheden gecontroleerd en/of
- [slachtoffer] bewogen (een deel van) haar verdiensten uit de prostitutie
aan hem, verdachte, af te staan/af te dragen
De formele voorvragen.
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in zijn vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.
Bewijs
Inleiding.
De verdachte wordt - kort samengevat - verweten dat hij samen met (een) ander(en) een minderjarig meisje vanuit Hongarije naar Nederland heeft gebracht met het doel haar in Nederland als prostituee te laten werken om daar financieel voordeel uit te trekken.
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie acht het ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen met uitzondering van een tweetal uitvoeringshandelingen te weten:
- het door de klanten betaalde geld voor de prostitutiewerkzaamheden in ontvangst nemen en/of
- de prostitutiewerkzaamheden van [slachtoffer] controleren.
Over het bestanddeel onder D van de tenlastelegging heeft de officier van justitie zich niet uitgelaten.
Het standpunt van de verdediging.
De verdediging heeft vrijspraak van het ten laste gelegde bepleit. De raadsman heeft daartoe allereerst aangevoerd dat de belastende verklaringen van aangeefster moeten worden uitgesloten van het bewijs wegens schending van het in artikel 6, derde lid onder d, van het EVRM verankerde ondervragingsrecht.
Daarnaast heeft de verdediging aangevoerd dat de verklaringen van aangeefster ongeloofwaardig en onbetrouwbaar zijn en ook om die reden niet voor het bewijs kunnen worden gebezigd. Tot slot heeft de raadsman bepleit dat het dossier ruimte biedt voor een alternatief scenario waarin de verdachte geen rol heeft gespeeld bij het ten laste gelegde, hetgeen past bij zijn verklaring inhoudende dat hij aangeefster niet kent.
Het oordeel van de rechtbank.
Partiële vrijspraak
De rechtbank zal verdachte vrijspreken voor het onder D (sub 8) tenlastegelegde. Op grond van het dossier en het verhandelde ter zitting is immers niet gebleken dat [slachtoffer] al geld had afgedragen aan verdachte en/of zijn mededader(s). Blijkens de verklaring van [slachtoffer] had zij twee klanten gehad voordat de verbalisanten kwamen. Zij heeft niet verklaard over verdiend geld dat zij reeds had afgestaan. Ook anderszins is niet gebleken dat verdachte en/of zijn mededader(s) voordeel heeft/hebben gehad van de seksuele handelingen van [slachtoffer] .
Bewijsmiddelen:
De rechtbank acht de volgende bewijsmiddelen redengevend voor de bewezenverklaring:
het proces-verbaal van bevindingen opgemaakt door [verbalisant 1] op 12 oktober 2017, pag. 54-55, onder meer inhoudende:
Op 21 augustus 2017 (…) hebben wij een prostitutiecontrole uitgevoerd op het [adres 1] te Eindhoven (…) Wij zagen op dat moment een voor ons onbekende dame vanuit de gang naar de ‘vitrine’ lopen. (…) Vervolgens overhandigde deze dame mij een Hongaars ID-bewijs op naam --- [naam familielid] geboren op [geboortedatum 3] . (…) Zij vertelde dat het pasje van haar zus was en dat zij [slachtoffer] was en 16 jaar oud, geboren op [geboortedatum 2] .
het proces-verbaal van bevindingen opgemaakt door [verbalisant 2] en [verbalisant 3] op 12 september 2017, pag. 70 tot en met 72, onder meer inhoudende:
Wij hoorden [slachtoffer] aan ons vertellen dat:
- zij in Hongarije op een feest een jongen genaamd [medeverdachte] heeft leren kennen. (…)
- [slachtoffer] hem heeft verteld dat haar zus geld verdiende met prostitutie. (…)
- [medeverdachte] zei dat hij een kennis had en door die kennis haar zus meer kon verdienen.
- die kennis van [medeverdachte] [verdachte] betrof. (…)
- [medeverdachte] daarna een ontmoeting had geregeld met [verdachte] .
- [verdachte] ook in Nederland woont.
- [verdachte] en [medeverdachte] naar de woning van haar zus zijn gekomen in [woonplaats] . (…)
- [verdachte] toen met zijn Mercedes bij haar zus was.(…)
- de Mercedes van [verdachte] een hele dure Mercedes was.(…)
- deze Mercedes licht grijs/wit van kleur was.
- het kenteken van deze Mercedes volgens haar een Hongaars kenteken was. (…)
- het ter sprake kwam dat [slachtoffer] zelf ook zou kunnen werken als prostituee- [verdachte] zei dat zij dan het identiteitsbewijs van haar zus moest gebruiken omdat zij pas 16 jaar oud was en nog niet mocht werken. (…)
- [medeverdachte] haar hierheen heeft gebracht omdat [verdachte] niet door Duitsland mocht reizen.
- [verdachte] had gezegd in de eerste instantie dat zij 30% van haar verdiensten aan hem moest afgeven en later werd dat 50%. (…)
- [verdachte] vertelde dat de politie daar regelmatig controles uitvoerde.
- zij van [verdachte] te horen kreeg dat iedere keer hetzelfde verhaal aan de politie moest vertellen. (…)
- zij op zaterdag in Nederland zijn aangekomen. (…)
- zij naar de woning van [verdachte] zijn gegaan.
- [verdachte] nog in Hongarije was (…)
- zij samen met [medeverdachte] de volgende dag, zondag, de hele dag in de woning van [verdachte] zijn verbleven.
- in de woning van [verdachte] de moeder van [verdachte] en één zoontje van [verdachte] genaamd [zoon 1] van ongeveer 1 jaar oud in de woning aanwezig waren.
- [verdachte] nog een zoontje heeft dat bij [verdachte] en zijn vrouw in Hongarije verblijft.
- dit zoontje ook [verdachte] heet.
- de vrouw van [verdachte] is genaamd: [echtgenote verdachte] .
- [verdachte] dinsdag met het vliegtuig naar Nederland zou komen (…)
- [verdachte] aan [medeverdachte] heeft gevraagd bij haar te blijven.
- zij op maandag door [medeverdachte] naar haar werkplek in Eindhoven is gebracht.
- zij het oude gsm-toestel van [verdachte] had gekregen.
- [verdachte] haar op die telefoon zou bellen en [verdachte] had gezegd dat zij dan op moest nemen.
het proces-verbaal van verhoor van aangeefster [slachtoffer] opgemaakt door [verbalisant 4] en [verbalisant 2] op 26 september 2018, pag. 87 tot en met 90, onder meer inhoudende:
Ik heb [medeverdachte] ongeveer 1 maand geleden ontmoet. (…) [medeverdachte] vroeg hoe mijn zus aan haar geld kwam. (…) [medeverdachte] vertelde dat hij een kennis had die mijn zus wel verder zou kunnen helpen met dit werk. (…) Er is besproken dat [verdachte] en [medeverdachte] mijn zus naar Nederland zouden brengen om daar in de prostitutie te werken. Ik zei toen dat ik ook interesse had en zo is het begonnen. (…) Ik ben samen met [medeverdachte] in zijn auto naar Nederland gereisd. (…) In Nederland zijn we naar het huis van [verdachte] gegaan.
V: Hoe weet je dat je in de woning van [verdachte] was?
A: Dat heeft hij verteld. Hij woonde daar samen met zijn moeder en een zoontje. (…)
Ik heb de telefoon gekregen voordat we naar Nederland vertrokken. Ik heb de telefoon in Hongarije van hem gekregen. (…) De telefoon was nodig zodat hij me overal kon bereiken. (…) Ik heb [verdachte] in Nederland niet gezien. (…)
V: Wiens idee was het om jou op het [adres 1] te laten werken?
A: Dat was het idee van [verdachte] . (…)
V: Hoe wist je waar je moest zijn?
A: Dat was besproken. (…)
[verdachte] zei dat ik niets onder de 50 euro moest doen. (…) [medeverdachte] zou mij brengen en ophalen. (…)
V: Waar zou je tijdens je verblijf in Nederland slapen?
A: In het huis van [verdachte] . (…)
V: Waar bestaat de 400 euro schuld uit die je [verdachte] schuldig bent?
A: Uit enkel de reisschuld verder niets. Ik zou van mijn verdiende geld vervolgens de helft aan [verdachte] betalen. Ik had hierin verder geen keus. (…)
[verdachte] heeft gezegd dat als ik mijn verhaal aan de politie zou vertellen dat ik en mijn familie dan mogelijk naar de gevangenis zouden moeten. Ik bedoel dan dat ik tegen de politie zou vertellen dat [verdachte] wist dat ik nog maar 16 jaar ben en dat hij me toch in Nederland in de prostitutie heeft laten werken.
het proces-verbaal van Verhoor van aangeefster [slachtoffer] opgemaakt door [verbalisant 5] en [verbalisant 4] opgemaakt op 3 oktober 2017, pag. 96 en 97, onder meer inhoudende:
[verdachte] zou voor mij een valse ID-kaart regelen. Later kreeg ik te horen dat dit niet lukte. (…)
V: Jij zei net dat het een week duurde voordat er over gesproken werd. Wat bedoel je daarmee?
A: Het was zo dat ze die week elke avond langs kwamen om te praten. (…) Later werd er pas besproken over het werken in Nederland en hoe dat geregeld kon worden. (…)
V: Wat ik nu zou willen weten is, is hoe het gelopen is dat jij naar Nederland ging met de ID kaart van zus?
A: Ik heb haar ID-kaart gepakt en ben gegaan. (…)
V: Toen jullie bij de woning waren kenden de moeder van [verdachte] en [medeverdachte] elkaar?
A: Nee ik denk het niet. Ze stelden zich aan elkaar voor.
V: Vertel eens hoe dat gaat. Er staan een onbekende man en vrouw bij iemand aan de deur. Jullie kennen elkaar niet maar jullie mogen binnen er wordt gekletst en jullie mogen daar slapen.
A: De moeder van [verdachte] wachtte ons al op. Zij wist dat wij kwamen.
(…) Ik moest me melden bij cabine 20. Dat wist ik van [verdachte] . (…)
het proces-verbaal van verhoor van aangeefster [slachtoffer] opgemaakt door verbalisanten [verbalisant 4] en [verbalisant 6] op 11 november 2017, pag. 104 tot en met 107:
O verbalisanten: Je verklaarde eerder dat jij met [medeverdachte] enkele ontmoetingen hebt gehad.
V: Wat deden jullie dan?
A: We hebben met elkaar gepraat. Ik was verliefd. (…) We hadden een relatie samen. We hadden ook een seksuele relatie. (…) Omdat [medeverdachte] alleen in Nederland was had [medeverdachte] mij naar het [adres 1] gebracht. Twee dagen later zou [verdachte] naar Nederland komen dan zou hij dit doen. (…) [verdachte] heeft mij geld gegeven voor de huur op het [adres 1] . (…) [verdachte] heeft het geld niet aan mij gegeven maar aan [medeverdachte] . (…) Ik had gepast geld gekregen van [medeverdachte] . (…)
V: Wat kun je ons vertellen over het telefoongesprek op het AEG toestel toen je onderweg naar Nederland was?
A: Ja, dat klopt. [verdachte] heeft [medeverdachte] opgebeld en gezegd dat alles oke was.
V: Wie had het gsm toestel in zijn bezit tijdens de reis?
A: [medeverdachte] had toen die AEG telefoon in zijn bezit. (…) Ik heb die telefoon pas gekregen toen ik ging werken.
het proces-verbaal van verhoor van [betrokkene] opgemaakt door [verbalisant 7] en [verbalisant 3] op 24 augustus 2018, pag. 164 en 165, onder meer inhoudende:
Afgelopen zondag werd ik middels een Facetime-gesprek gebeld door een jongedame met een zonnebril op (…) ze sprak perfect Engels. (….) De dame vroeg direct of er een kamer vrij was. (…) Ik wist dat er bij [exploitant] van 20 en 21, een plek vrij was op 20. De dame vertelde dat ze maandag tussen 10.00 en 12.00 uur op het plein zou zijn. Ik vertelde haar dat ze zich bij nummer 20 kon melden. (…) Ik heb [exploitant] toen gebeld. (…) Op maandag werd ik gebeld door [exploitant] (…) [exploitant] vertelde (…) dat ze bijna geen Engels sprak. (…) Mijn telefoonnummer is [telefoonnummer 1] (…).
het proces-verbaal van verhoor van [exploitant] opgemaakt door [verbalisant 7] en [verbalisant 3] op 24 augustus 2018, pag. 170 en 171, onder meer inhoudende:
Ik ben exploitant op het [adres 1] , ik beheer de ramen 20 en 21. (…) Op zondag 20 augustus 2017 belde [betrokkene] belde mij op of ik plaats had. Ik vertelde dat het klopte. (…) Ik hoorde van [betrokkene] dat ze de volgende dag zou komen. (…)
het proces-verbaal van bevindingen opgemaakt door [verbalisant 8] op 28 februari 2018, pag. 568 en 569, onder meer inhoudende:
Op dinsdag 20 februari 2018 werd (…) de woning aan de [adres 2] te [gemeente 1] doorzocht. Betreffende woning werd bewoond door o.a. [verdachte] en zijn partner [echtgenote verdachte] . (…) Tijdens de zoeking werd onder andere een GSM telefoon van het merk Samsung (..) aangetroffen. (…) De in de woning aangetroffen telefoon van het merk Samsung werd nader onderzocht. (…) Er is een bericht aangetroffen die op 5-1-2017 verzonden is door de gebruiker van het [telefoonnummer 2] . (…) De inhoud van dit bericht luidt: ‘Goedemorgen lief. Ik ben naar de dokter met [zoon 1] . Bel mij als jullie wakker zijn. Ik hou heel veel van jullie.’ (…) [zoon 1] is een van de kinderen van [echtgenote verdachte] en [verdachte] .
het proces-verbaal analyse telecommunicatie opgemaakt door verbalisant [verbalisant 9] op 4 september 2017, pag. 236 en 237, onder meer inhoudende:
Op donderdag 24 augustus 2017 werd aan mij, verbalisant, voor onderzoek aangeboden een GSM: Merk: AEG. (…) [imei nummer 1] . [imei nummer 2] (…)
Door mij werd het toestel handmatig bekeken aan de hand waarvan ik kan stellen dat:
De batterij van de GSM leeg was en datum en tijd moesten opnieuw worden ingesteld. Als de datum en tijd niet opnieuw wordt in gesteld dan is de datum en tijd op dit toestel standaard 01-01-2016. (…)
Het toestel op 01-01-2016 om 18.19 gebeld is door [telefoonnummer 3] en er 41 seconden contact is geweest.
Het toestel op 01-01-2016 om 08.56 gebeld is door [telefoonnummer 2] en er 4 minuten contact is geweest.
Het toestel op 01-01-2016 om 17.36 gebeld is door [telefoonnummer 2] en er 3 minuten en 39 seconden contact is geweest.
Het toestel op 01-01-2016 om 18.09 gebeld is door [telefoonnummer 2] en er 1 minuut en 11 seconden contact is geweest.
het proces-verbaal analyse telecommunicatie opgemaakt door [verbalisant 8] op 6 november 2017, pag. 250 tot en met 253, onder meer inhoudende:
Op 21 augustus 2017 werd een GSM telefoon van het merk AEG bij aangeefster [slachtoffer] aangetroffen en inbeslaggenomen. (…) Uit ingesteld onderzoek is gebleken dat: Merk: AEG. (…) [imei nummer 1] . [imei nummer 2] . [telefoonnummer 4] . (…) Uit de analyse is mij gebleken dat het telefoonnummer [telefoonnummer 4] op 19-08-2017 om 04:14 uur in gebruik werd genomen. (…) Verder zag ik dat veelvuldig inkomende gesprekken hebben plaatsgevonden. Het inbellende nummer betrof [telefoonnummer 2] . Dit betreft een mobieltelefoonnummer afgegeven in Hongarije. Het laatste telefonische contact met dit nummer vond plaats op 19-08-2017 om 22:23 uur. (…) Ik zag dat op 19-08-2017 22:33 uur dit nummer, [telefoonnummer 4] werd gebeld door de gebruiker van het telefoonnummer [telefoonnummer 3] . (…)
Ik zag dat er veelvuldig telefonische contacten zijn geweest tussen de gebruiker van het telefoonnummer [telefoonnummer 3] en [telefoonnummer 2] . Het eerste contact tussen deze telefoonnummers plaats vond op 21-07-2017 en het laatste contact op 21-08-2017 om 18:27 uur. Het viel mij, verbalisant, op dat er op 19-08-2017 in totaal 16 keer telefonisch contact tot stand kwam tussen de telefoonnummers [telefoonnummer 3] en [telefoonnummer 2] , terwijl op de overige dagen enkele keren over en weer contact had plaatsgevonden. (…) De betreffende gesprekken zijn tot stand gekomen/afgeleverd door de zend/ontvangstmast die zich op het [adres 3] te [gemeente 2] bevindt. (…)
Ik zag dat met het telefoonnummer [telefoonnummer 3] veelvuldig contact tot stand was gekomen met de [telefoonnummer 5] (…). [telefoonnummer 5] (…) een abonnementsnummer betreft op naam gesteld van [echtgenote verdachte] , [adres 4] . (…)
Op 4 maart 2017 werd door [verdachte] een melding (…) gedaan. Hierbij gaf hij aan gebruiker te zijn van het [telefoonnummer 6] . (…) Uit de analyse verkeersgegevens [telefoonnummer 5] en [telefoonnummer 6] (…) is gebleken dat de telefoonnummers veelvuldig telefonische contacten hebben gehad met de gebruiker van het telefoonnummer [telefoonnummer 3] . (…)
Ik zag dat de 2 telefoonnummers 1= [telefoonnummer 3] en 2= [telefoonnummer 5] in gebruik zijn geweest in de GSM telefoon voorzien van het [imei nummer 3] .
Er (…) werd op 25 oktober 2017 een aanvang gemaakt met het opnemen en afluisteren van de gevoerde gesprekken met het [telefoonnummer 7] . Uit de inhoud van opgenomen en afgeluisterde gesprekken is mij gebleken dat het [telefoonnummer 7] veelvuldig in gebruik is bij moeder van [verdachte] , genaamd [moeder verdachte] . (…) Uit de opgenomen en afgeluisterde gesprekken die gevoerd zijn over de telefoonlijn [telefoonnummer 7] dat veelvuldig in gebruik is bij (…) [moeder verdachte] voornoemd is mij gebleken dat zij gebruik maakte van een GSM telefoon voorzien van het [imei nummer 3] .
(…) Zendmastlocatie [adres 3] [gemeente 2] in de directe nabijheid van de woning aan de [adres 4] is gelegen.
het proces-verbaal van bevindingen analyse opgemaakt door [verbalisant 8] op 6 december 2017, pag. 271 en 272, onder meer inhoudende:
In het belang van dit onderzoek werden van de telefoonnummers [telefoonnummer 1] , in gebruik bij [betrokkene] (…) historische verkeersgegevens opgevraagd en verkregen. (…) Uit analyse blijkt mij dat op de hieronder genoemde dagen en tijden contacten zijn geweest met de Hongaarse telefoonnummer hieronder genoemd:
(…)
19-08-2017 15:48:50 [telefoonnummer 2] [telefoonnummer 1]
20-08-2017 08:56:04 [telefoonnummer 2]
20-08-2017 09:34:08 [telefoonnummer 2] [telefoonnummer 1]
21-08-2017 08:17:33 [telefoonnummer 2]
het proces-verbaal van bevindingen opgemaakt door [verbalisant 10] op 13 maart 2018, pag. 425 en 426, onder meer inhoudende:
Na onderzoek in de, bij het 16 jarig Hongaarse meisje, in beslaggenomen telefoon, bleek dat met het Hongaarse telefoonnummer [telefoonnummer 2] meerdere malen contact was geweest. (…)
Uit het van de Hongaarse autoriteiten ontvangen bestand blijkt dat het genoemde telefoonnummer staat op naam van:
Naam: [echtgenote verdachte] . (…)
het proces-verbaal van verhoor van [zus slachtoffer] opgemaakt door [verbalisant 11] en [verbalisant 4] op 15 mei 2018, pag. 605, onder meer inhoudende:
[slachtoffer] heeft mijn ID gejat. (…)
het proces-verbaal van verhoor van verdachte [medeverdachte] opgemaakt door [verbalisant 5] en [verbalisant 12] op 19 mei 2018, pag. 960 tot en met 962 en 964 , onder meer inhoudende:
Het klopt dat dat meisje met mij is meegegaan naar Nederland. (…)
V: Waar verbleef jij in Nederland?
A: Bij mijn nicht en haar familie. (…)
V: Wie is je nicht?
A: [echtgenote verdachte] . (…)
V: Waren [verdachte] en [echtgenote verdachte] nu wel of niet in Nederland?
A: Nee die waren er niet, De moeder van [verdachte] met de baby was er. (…)
V: Dus in Nederland aangekomen gaan jullie naar het huis van [verdachte] ?
A: Ja.
V: Daar ga jij met dat meisje slapen?
A: Ja.
V: De volgende dag heb jij haar weggebracht?
A: Ja (…)
V: Weet jij hoe het meisje heet?
A: [slachtoffer] . (…)
Ik heb haar afgelopen zomer leren kennen in een uitgaansgelegenheid. (…)
V: (…) Was het vriendschappelijk of liefde?
A: Vriendschappelijk.
V: Was ze verliefd op jou?
A: Ik denk het wel.
het proces-verbaal van verdenking opgemaakt door [verbalisant 13] op 12 september 2017, pag. 628 en 629, onder meer inhoudende:
[verdachte] (…) is meerdere malen in de omgeving van Eindhoven alsmede nabij het [adres 1] (…) gesignaleerd (…). Hij reed dan in een witte Mercedes, type CL350, voorzien van het Hongaarse [kenteken] . (…) Blijkens GBA staat [verdachte] ingeschreven op het adres [adres 4] . (…) Blijkens het GBA staan op het adres [adres 4] tevens ingeschreven:
- [echtgenote verdachte] , geboren op [geboortedatum 4]
- [zoon 2] geboren op [geboortedatum 5]
- [zoon 1] geboren op [geboortedatum 6]
het proces-verbaal van verhoor van [verdachte] opgemaakt door [verbalisant 14] en [verbalisant 15] op 21 februari 2018, pag. 700 en 702, onder meer inhoudende:
V: Hoe lang ben jij vorig jaar augustus in Hongarije geweest?
A: (…) Ik was daar ongeveer twee weken. Ik weet niet precies de data. Ik was daar met mijn vrouw en kinderen.
V: Jouw vrouw geeft aan dat er maar 1 kind in Hongarije was, dit van 19 tot 21 augustus.
A: Ja dat klopt met [zoon 2] . (…) het jongste kind was bij mijn moeder.
(…) [medeverdachte] kent met mijn moeder niet eens.
het proces-verbaal van verhoor van [verdachte] opgemaakt door [verbalisant 14] en [verbalisant 15] op 22 februari 2018, pag. , onder meer inhoudende:
V: Ja dat is toch de reden dat je niet meer in Duitsland mag komen?
A: Geen idee (…)
V: Jij hebt toch in Duitsland vastgezeten voor mensenhandel?
A: Ja dat klopt. (…)
het proces-verbaal van verhoor van verdachte [echtgenote verdachte] opgemaakt door [verbalisant 4] en [verbalisant 5] op 20 februari 2018, pag. 850 en 854, onder meer inhoudende:
We hebben twee auto’s (…) en een Mercedes. Deze Mercedes staat in Hongarije.
Het beroep op schending van het ondervragingsrecht
Zoals hiervoor reeds beknopt naar voren is gebracht, heeft de verdediging zich beroepen op de uitsluiting van het bewijs van de verklaringen van [slachtoffer] (hierna: [slachtoffer] ). De verdediging heeft daartoe allereerst aangevoerd dat het ondervragingsrecht zoals bedoeld in artikel 6, derde lid, van het EVRM is geschonden. De raadsman motiveert deze schending, kort samengevat, als volgt. Aan de verdediging is geen behoorlijke gelegenheid gegeven om het ondervragingsrecht uit te oefenen. [slachtoffer] is nimmer ter terechtzitting verschenen of door een rechter gehoord. De verdediging heeft hierdoor, ondanks de nodige inspanningen hiertoe door de Nederlandse autoriteiten, nooit de mogelijkheid gehad haar vragen te stellen. Gelet op het feit dat de betrokkenheid van verdachte bij alle tenlastegelegde feitelijke gedragingen enkel uit de verklaringen van [slachtoffer] blijkt zou een eventuele veroordeling van verdachte uitsluitend, toch zeker in beslissende mate gebaseerd zijn op haar verklaringen. Het verstrekken van de audioverhoren van [slachtoffer] biedt hiervoor onvoldoende compensatie. Een terughoudende omgang met de verklaringen van [slachtoffer] en het daaraan minder gewicht toekennen zou moeten leiden tot onvoldoende bewijs om tot een bewezenverklaring te kunnen komen. De verdediging komt tot de conclusie dat de rechtbank niet tot een veroordeling kan komen zonder dat daardoor de procedure als geheel strijdig is met artikel 6, eerste lid en derde lid onder d, van het EVRM.
Ten aanzien van de schending van het ondervragingsrecht, overweegt de rechtbank het volgende.
De rechtbank beoordeelt aan de hand van een driestappenplan, zoals onder meer opgenomen in rechtsoverweging 3.2.1. van het arrest van de Hoge Raad d.d. 4 juli 2017 met nummer ECLI:NL:HR:2017:1016, of er sprake is van een schending van artikel 6 van het EVRM. 1. Heeft de verdediging, ondanks de nodige initiatief daartoe, geen gebruik kunnen maken van haar recht op een behoorlijke en effectieve ondervragingsmogelijkheid van de betrokken getuige?
Uit het proces-verbaal van bevindingen opgemaakt door de rechter-commissaris op 14 januari 2019 blijkt dat [slachtoffer] niet traceerbaar is, waardoor zij niet als getuige door de rechter-commissaris in het bijzijn van de verdediging kon worden gehoord. Hierdoor heeft de verdediging geen gebruik kunnen maken van het recht op een behoorlijke en effectieve ondervragingsmogelijkheid van [slachtoffer] . Uit dit proces-verbaal blijkt dat er wel voldoende inspanningen (‘all reasonable efforts’) zijn verricht om te proberen haar als getuige te horen. Gelet op het voorgaande is er een rechtvaardiging voor het ontbreken van voornoemde ondervragingsmogelijkheid.
2. Zo ja, wordt de bewezenverklaring in uitsluitende of beslissende mate zin op deze verklaring gebaseerd?
Uit het hiervoor genoemde arrest van de Hoge Raad blijkt dat voor het beantwoorden van deze vraag van belang is in hoeverre de verklaringen steun vinden in andere bewijsmiddelen. Het benodigde steunbewijs moet betrekking hebben op die onderdelen van de hem belastende verklaring die de verdachte betwist. Of dat steunbewijs aanwezig is, wordt mede bepaald door het gewicht van de verklaring van deze getuige in het licht van de bewijsvoering als geheel.
De verdachte ontkent iedere betrokkenheid bij het ten laste gelegde. Hij heeft verklaard dat hij [slachtoffer] niet kent. Onder verwijzing naar de bewijsmiddelen stelt de rechtbank vast dat de bewezenverklaring van de betrokkenheid van verdachte in beslissende mate is gebaseerd op de door de verdediging betwiste verklaring van [slachtoffer] .
3. Zo ja, is het gebrek aan een behoorlijke en effectieve ondervragingsmogelijkheid van de getuige in voldoende mate gecompenseerd?
De rechtbank stelt ter beantwoording van deze vraag allereerst vast dat de verdediging gedurende het proces de gelegenheid heeft gehad om getuigen op te roepen. De verdediging had gelet hierop kunnen verzoeken tot het horen van bijvoorbeeld de zus, de ouders en/of voogd van [slachtoffer] teneinde de verklaring van [slachtoffer] nader op de betrouwbaarheid te toetsen. Daarnaast is de verdediging door het openbaar ministerie in het bezit gesteld van de audio-opnames van haar verhoren. De rechtbank acht verder het steunbewijs, waarvoor de rechtbank verwijst naar de gebezigde bewijsmiddelen, van belang voor het beantwoorden van deze vraag. Hoewel het steunbewijs voor wat betreft de door verdachte betwiste onderdelen van onvoldoende gewicht is om de verklaringen van [slachtoffer] niet als ‘beslissend’ aan te merken, stelt het steunbewijs de rechtbank wel in staat om de betrouwbaarheid van de verklaringen van [slachtoffer] te kunnen toetsen. De verdediging heeft ter zitting de verklaring van [slachtoffer] gemotiveerd kunnen betwisten. Tot slot is de rechtbank de verklaringen van [slachtoffer] behoedzaam tegemoet getreden en zal zij hierna gemotiveerd uiteenzetten waarom de rechtbank aan de voor het bewijs gebezigde verklaringen van [slachtoffer] geloof hecht. Daarmee is de rechtbank van oordeel dat de nodige procedurele waarborgen in acht zijn genomen.
De rechtbank komt tot de conclusie dat van een schending van art. 6 van het EVRM zoals gesteld door de verdediging geen sprake is.
Het beroep op de ongeloofwaardigheid en onbetrouwbaarheid van de verklaringen van aangeefster
De verdediging heeft voorts bepleit dat de belastende verklaringen van [slachtoffer] niet tot het bewijs kunnen worden gebezigd in verband met de ongeloofwaardigheid en onbetrouwbaarheid van deze verklaringen. De verdediging voert daartoe aan dat [slachtoffer] iedere keer dat zij door de politie is gehoord een ander verhaal heeft verteld. De verdediging betoogt dat [slachtoffer] kennelijk goed in staat is tegenover de politie niet naar waarheid te verklaren en dus niet betrouwbaar is als persoon. Daarnaast bevatten de verklaringen tegenstrijdigheden en worden onderdelen uit de verklaringen weerlegd door de inhoud van het dossier.
De rechtbank overweegt met betrekking tot de gestelde ongeloofwaardigheid en onbetrouwbaarheid als volgt.
Na het aantreffen van [slachtoffer] bij de prostitutiecontrole op het [adres 1] op 21 augustus 2017, heeft zij een verklaring gegeven voor haar aanwezigheid aldaar en aangegeven geen aangifte te willen doen. Op 22 augustus wordt zij als getuige gehoord. Op maandag 4 september 2017 wordt door de rechtbank te ’s-Hertogenbosch de voogdij uitgesproken over [slachtoffer] waarbij de jeugdbescherming van het Leger des Heils te Eindhoven als voogd wordt benoemd. Op dinsdag 5 september komt de voogd van [slachtoffer] naar het politiebureau met de mededeling dat [slachtoffer] eerder niet de waarheid heeft verteld en dat [slachtoffer] graag een nieuwe verklaring wil afleggen tegenover de politie. Vervolgens wordt [slachtoffer] op 6 september 2017, 22 september 2017, 3 oktober 2017 en 11 november 2017 gehoord.
De rechtbank stelt vast dat [slachtoffer] op 22 augustus 2017 een andere verklaring heeft gegeven dan zij nadien vanaf 6 september 2017 heeft gegeven. [slachtoffer] heeft in haar eerste verklaring op 22 augustus 2017 tegenover de politie naar eigen zeggen niet naar waarheid heeft verklaard. Vanaf 6 september 2017 heeft [slachtoffer] in haar verklaringen de rol van verdachte en medeverdachte [medeverdachte] ( [medeverdachte] ) uiteen gezet. De rechtbank is het met de raadsman eens dat de verklaringen van [slachtoffer] vanaf 6 september 2017 niet op elk onderdeel met elkaar in overeenstemming zijn. Deze omstandigheden maken echter niet dat [slachtoffer] als persoon dermate onbetrouwbaar is, dat enkel op grond daarvan reeds aan de betrouwbaarheid van haar verklaringen moet worden getwijfeld. De rechtbank is immers van oordeel dat, hoewel er in de verhoren vanaf 6 september 2017 op onderdelen verschillend is verklaard, de door [slachtoffer] afgelegde verklaringen van na 6 september 2017 in de kern wel degelijk gelijkluidend zijn. Bovendien is het gelet op de situatie waarin [slachtoffer] verkeerde, onder meer de angst dat haar familie misschien naar de gevangenis zou moeten en dat zij zelf ten tijde van de verklaringen tegen haar zin in niet naar huis mocht, voorstelbaar dat zij niet continu op alle details exact hetzelfde heeft verklaard en dat haar verhaal steeds meer vorm heeft gekregen. Bovendien acht de rechtbank van belang dat haar verklaringen daarnaast op essentiële onderdelen worden ondersteund door de gebezigde bewijsmiddelen.
Door de verdediging zijn een aantal tegenstrijdigheden op detailniveau genoemd. Ook ten aanzien van een groot aantal van deze genoemde tegenstrijdigheden is de juistheid van de kern van deze onderdelen uit de verklaringen vast komen te staan op grond van het gebezigde steunbewijs. Dit geldt ten aanzien van het verblijf van aangeefster in de woning van verdachte waarin ook verdachtes moeder verbleef, de diefstal van de ID-kaart van haar zus, het ontvangen van een AEG telefoon en dat daarop gebeld is gedurende de reis naar Nederland alsmede het feit dat zij zich maandagochtend moest melden bij [exploitant] voor een ruimte met nummer 20. Dat zij niet op ieder detail gelijkluidend heeft verklaard doet, gelet op het aanwezige steunbewijs, niet af aan de betrouwbaarheid van haar verklaringen.
Uit de verklaring van [slachtoffer] en de overige gebezigde bewijsmiddelen stelt de rechtbank onder meer het volgende vast. De verdachte heeft de destijds zestienjarige [slachtoffer] door de [medeverdachte] , een neef van zijn vrouw, naar Nederland laten brengen ten einde haar op het [adres 1] in de prostitutie te laten werken. [medeverdachte] en [slachtoffer] verbleven en sliepen vanaf 19 augustus 2017 in Nederland in de woning van verdachte waar op dat moment enkel de moeder van verdachte, [moeder verdachte] , en zijn zoontje [zoon 1] verbleven. Verdachte en zijn vrouw [echtgenote verdachte] verbleven op dat moment met hun oudste zoontje [zoon 2] in Hongarije. [moeder verdachte] kende [medeverdachte] voorafgaande aan dit verblijf niet en ze kende evenmin [slachtoffer] . Uit de analyse van de telefoongegevens leidt de rechtbank af dat de verdachte en zijn vrouw [echtgenote verdachte] gebruikers zijn van het telefoonnummer eindigend op [telefoonnummer 2] en dat [moeder verdachte] gebruik heeft gemaakt van het telefoonnummer eindigend op [telefoonnummer 3] . Op 19 augustus 2017, de dag waarop [slachtoffer] in Nederland arriveerde, is tussen deze twee nummers meermalen contact gemaakt. Daarnaast is er met deze twee telefoonnummers op 19 augustus 2017 contact geweest met het nummer behorende bij het AEG toestel dat op 21 augustus 2017 bij [slachtoffer] is aangetroffen. Met het nummer eindigend op [telefoonnummer 2] is verder in de periode van 19 augustus 2017 en 21 augustus 2017 contact opgenomen met het nummer dat in gebruik is bij [betrokkene] . Via hem is ruimte 20 op het [adres 1] gereserveerd waar [slachtoffer] op maandagochtend 21 augustus 2017 is gaan werken. Verder blijkt uit de bewijsmiddelen dat [slachtoffer] op de hoogte is van persoonlijke omstandigheden van verdachte, zoals onder andere de namen van zijn vrouw en kinderen, de leeftijd van zijn jongste kind, het feit dat hij in Hongarije gebruik maakte van een lichtgekleurde auto van het merk Mercedes met een Hongaars kenteken en dat hij in de periode van 19 augustus 2017 tot en met 21 augustus 2017 in Hongarije verbleef.
Voor de geloofwaardigheid en betrouwbaarheid van de verklaringen van [slachtoffer] acht de rechtbank verder van belang dat de zij niet in negatieve zin over zowel verdachte als zijn [medeverdachte] heeft verklaard. Zij verklaart meerdere malen dat het haar eigen keuze is geweest om in Nederland in de prostitutie werkzaam te zijn en dat zij verdachte niet ziet als mensenhandelaar. Ze verklaart verder dat ze niet wil dat de verdachte gestraft wordt en dat ze niets wil bereiken middels een mogelijke vervolging.
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank de verklaringen van [slachtoffer] vanaf 6 september 2017 geloofwaardig, betrouwbaar en bruikbaar voor het bewijs.
Overige bewijsoverweging
De enkele stelling van verdachte hij niets met het tenlastegelegde te maken heeft wordt naar het oordeel van de rechtbank weerlegd door de bewijsmiddelen.
De bewezenverklaring.
Op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de hierboven uitgewerkte bewijsmiddelen in onderling verband en samenhang bezien komt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte:
in de periode van 1 augustus 2017 tot en met 21 augustus 2017 te Hongarije en/of Duitsland en/of Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen,
A (sub 2)
[slachtoffer] (geboren op [geboortedatum 2] ) heeft geworven en vervoerd en overgebracht en gehuisvest en/of opgenomen, met het oogmerk van uitbuiting van [slachtoffer] , terwijl [slachtoffer] de leeftijd van achttien jaren nog niet had bereikt en
B (sub 3)
[slachtoffer] (geboren op [geboortedatum 2] ) heeft aangeworven, medegenomen met het oogmerk [slachtoffer] in een ander land ertoe te brengen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van één of meer seksuele handeling(en) met of voor een derde tegen betaling
C (sub 5)
[slachtoffer] (geboren op [geboortedatum 2] ) ertoe heeft gebracht zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met of voor een derde tegen betaling, terwijl [slachtoffer] de leeftijd van achttien jaren nog niet had bereikt en
E (sub 9)
[slachtoffer] (geboren op [geboortedatum 2] ) door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en/of door misbruik van een kwetsbare positie heeft bewogen hem, verdachte, en/of zijn mededader(s) te bevoordelen uit de opbrengst van de seksuele handeling(en) van [slachtoffer] met of voor een derde,
immers heeft/hebben, verdachte en/of zijn mededader(s), in voornoemde
periode
- een liefdesrelatie aangegaan/onderhouden met voornoemde [slachtoffer] en
- [slachtoffer] eerst aangeven dat zij 30% van haar verdiensten moest afstaan en dat dat later 50% bleek te zijn en
- [slachtoffer] vervoerd dan wel laten vervoeren naar Nederland en
- [slachtoffer] onderdak verleend en
- [slachtoffer] aangeven dat zij het identiteitsbewijs van haar zus moest gebruiken en
- [slachtoffer] instructies gegeven wat ze bij controles moest zeggen en
- [slachtoffer] naar een prostitutieplek vervoerd en
- [slachtoffer] angst aangejaagd en
- [slachtoffer] bewogen (een deel van) haar verdiensten uit de prostitutie aan hem, verdachte af te staan/af te dragen.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
De strafbaarheid van het feit.
Het bewezen verklaarde levert op het in de uitspraak vermelde strafbare feit.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
De strafbaarheid van verdachte.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.
Oplegging van straf en/of maatregel.
De eis van de officier van justitie.
De officier van justitie eist een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden.
Een kopie van de vordering van de officier van justitie is aan dit vonnis gehecht.
Het standpunt van de verdediging.
De verdediging verzoekt de rechtbank bij een veroordeling een gevangenisstraf op te leggen van gelijke duur aan het voorarrest, eventueel aangevuld met een voorwaardelijke gevangenisstraf en/of een taakstraf.
Het oordeel van de rechtbank.
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Bij de beoordeling van de ernst van het door verdachte gepleegde strafbare feit betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan mensenhandel door samen met (een) ander(en) [slachtoffer] , een meisje van wie verdachte wist dat zij ten tijde van het ten laste gelegde pas zestien jaar oud was, vanuit Hongarije over te brengen naar Nederland om haar hier te laten werken als prostituee. Verdachte heeft bij het plegen van het feit gehandeld uit puur winstbejag en zich niets aangetrokken van de belangen van zijn jeugdige slachtoffer. Dit rekent de rechtbank de verdachte zwaar aan. Enkel door ingrijpen van de politie op dezelfde dag waarop zij begon met haar prostitutiewerk, is voorkomen dat [slachtoffer] nog langer voor verdachte in Nederland als prostituee zou werken. Dat het meisje eerder in Hongarije in de prostitie heeft gewerkt doet aan het vorenstaande niet af.
Kijkend naar de persoon van verdachte, houdt de rechtbank rekening met de omstandigheid dat verdachte eerder in Duitland is veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor het plegen van mensenhandel.
De rechtbank zal een lichtere straf opleggen dan de door de officier van justitie gevorderde straf, nu de rechtbank van oordeel is dat de straf die de rechtbank zal opleggen de ernst van het bewezen verklaarde voldoende tot uitdrukking brengt.
De rechtbank is van oordeel dat in verband met een juiste normhandhaving niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of geringere straf dan een gevangenisstraf voor de duur van 16 maanden.
De rechtbank zal deze gevangenisstraf voor de duur van 8 maanden voorwaardelijk opleggen om verdachte ervan te weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen.