Uitspraak
RECHTBANK OOST-BRABANT
1.De procedure
- de dagvaarding d.d. 21 december 2018 met 16 producties,
- de brief van mr. Sueters d.d. 5 februari 2019 met producties 1 tot en met 4,
- de brief van mr. Sueters d.d. 6 februari 2019 met producties 5 en 6,
- de brief van mr. Jaspers d.d. 6 februari 2019, waarin [A] een aantal in de dagvaarding genoemde bezwaargronden heeft laten vervallen,
- de brief van mr. Bleeker d.d. 6 februari 2019 met incidentele conclusie houdende vordering tot tussenkomst/voeging,
- de mondelinge behandeling op 8 februari 2019,
- de pleitaantekeningen van mr. Jaspers,
- de pleitnota van mr. Sueters,
- de pleitaantekeningen van mr. Bleeker.
2.De feiten
Stichting
Erkenning voor het
Bestratingsbedrijf) en/of geldig certificaat op basis van BRL9334 (
Beoordelings
Richt
Lijn 9334 Straatwerk).
3.Het geschil in de hoofdzaak
4.Het incident
5.De beoordeling
in het incident
Stichting
Erkenning voor het
Bestratingsbedrijf) en/of geldig certificaat op basis van BRL9334 (
Beoordelings
Richt
Lijn 9334 Straatwerk)”. Tot zover bestaat geen discussie over wat daarmee wordt bedoeld: het betreft certificaten die uitsluitend op bedrijfsniveau en dus niet aan individuele werknemers worden toegekend. Vast staat ook dat [B] zelf niet SEB of BRL9334 gecertificeerd is. [B] doet wat dat betreft een beroep op een derde die wel SEB-gecertificeerd is. Dat dit is toegestaan, staat niet (meer) ter discussie en volgt ook expliciet uit artikel 2.94 Aanbestedingswet 2012. De Gemeente stelt dat zij inmiddels aan de hand van de door [B] overgelegde bewijsstukken heeft vastgesteld dat deze door [B] in te schakelen derde daadwerkelijk SEB-gecertificeerd is. De juistheid daarvan wordt door [A] niet betwist. Tot zover zijn partijen het dus eens.
980,00