ECLI:NL:RBOBR:2018:957

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
5 maart 2018
Publicatiedatum
2 maart 2018
Zaaknummer
01/865131-17
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot moord op echtgenote met voorbedachte rade

Op 5 maart 2018 heeft de Rechtbank Oost-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van poging tot moord op zijn echtgenote. De zaak kwam aan het licht na een steekincident op 6 november 2017 in Helmond, waarbij de verdachte zijn vrouw met een mes in de nek stak terwijl zij sliep. De rechtbank oordeelde dat de verdachte met voorbedachte rade handelde, aangezien hij zich gedurende enige tijd had kunnen beraden op zijn daad. De verdachte had voorafgaand aan het incident een mes gepakt en was naar de slaapkamer van zijn vrouw gegaan, waar hij haar aanviel. De rechtbank achtte de verklaringen van de aangeefster, die had verklaard dat zij wakker werd van de pijn in haar nek, als authentiek en geloofwaardig. De verdachte had na het incident 112 gebeld en verklaard dat hij zijn vrouw had geprobeerd te vermoorden, wat de rechtbank als bewijs voor zijn opzet beschouwde. De rechtbank legde de verdachte een gevangenisstraf van 8 jaar op, met aftrek van voorarrest, en wees een deel van de vordering van de benadeelde partij toe, waarbij de verdachte ook werd veroordeeld tot schadevergoeding aan het slachtoffer.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Strafrecht
Parketnummer: 01/865131-17
Datum uitspraak: 5 maart 2018
Vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [1963] ,
wonende te [woonplaats] , [adres] ,
thans gedetineerd te: P.I. HvB Grave (Unit A + B).
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 19 februari 2018.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.

De tenlastelegging.

De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 17 januari 2018.
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 06 november 2017 te Helmond ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer] opzettelijk (en met voorbedachten rade) van het leven te beroven, met dat opzet (en na kalm beraad en rustig overleg) een mes heeft gepakt en/of met dat mes naar die [slachtoffer] is gegaan en vervolgens - terwijl die [slachtoffer] sliep en/of zich in een kwetsbare positie bevond - met dat mes meermalen, althans eenmaal, in de hals en/of de nek en/of de mond en/of de lip en/of de buik, in ieder geval in het hoofd en/of het lichaam, van die [slachtoffer] heeft gestoken en/of gesneden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.

De formele voorvragen.

Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in zijn vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.

Bewijs

Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot een bewezenverklaring van de ten laste gelegde poging tot moord.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsvrouwe meent dat er geen sprake is van voorbedachte raad en heeft verzocht om verdachte van dit deel van de tenlastelegging vrij te spreken. De ten laste gelegde poging tot doodslag kan wel naar oordeel van de raadsvrouwe wel worden bewezen.
Het oordeel van de rechtbank. [1]
De rechtbank baseert haar oordeel op de navolgende bewijsmiddelen.
Aangeefster heeft verklaard dat zij op 6 november 2017 omstreeks 6.00 uur wakker werd van een pijnscheut in haar nek, aan de linkerzijde. Zij schrok wakker en zag haar man [verdachte] boven op haar zitten. Zij zag en voelde dat verdachte haar met een mes in de rechterzijde van haar nek stak. Zij zag dat het een dolkmes was. Aangeefster wilde zichzelf beschermen en heeft het mes van verdachte bij het lemmet vastgepakt. Zij zag en voelde dat verdachte kracht bleef zetten en door bleef duwen. Aangeefster heeft uiteindelijk kans gezien om te vluchten. Omdat de voordeur op slot was en aangeefster zag dat haar huissleutel niet meer aan haar sleutelbos zat heeft zij de woning via een raam verlaten. [2]
Bij aangeefster zijn twee (steek)wonden achter in de nek vastgesteld. [3] [4]
Verdachte heeft verklaard dat hij op 6 november 2017 tot 02.00-03.00 uur ’s-nachts in de huiskamer televisie heeft gekeken. Hij bleef maar malen over het feit waarom zijn vrouw niet de waarheid vertelde over een incident dat de avond ervoor had plaatsgevonden. Op een gegeven moment is verdachte naar de keuken gelopen en heeft uit een lade een mes gepakt. Dat was “best een groot mes”. Verdachte is naar boven gegaan en ging op het bed zitten waarin zijn vrouw sliep. Hij twijfelde wat hij zou doen. Verdachte stond op en ging naar de badkamer. Verdachte is daarna naar haar toe gelopen en heeft bij het bed gestaan. Hij ging op bed zitten. Verdachte liep vervolgens naar het toilet en deed daar de verlichting aan zodat hij haar beter kon zien, want het was “pikkedonker” in die kamer. Verdachte liep terug naar het bed en zag haar liggen. Hij twijfelde weer en ging weer terug naar de badkamer. Verdachte liep hierna weer terug naar de slaapkamer en toen was “het” gebeurd. Met “het” bedoelde verdachte “haar doden omdat hij zo kwaad was. [5]
Verdachte “haalde aan” en heeft haar gestoken. [6] Hij richtte op haar hals omdat die boven de dekens uit kwam. [7]
Verdachte heeft ter terechtzitting aangegeven dat hij het mes mee naar de bovenverdieping had genomen met het doel om zichzelf iets aan te doen, maar dat hem dit niet lukte.
De rechtbank acht deze verklaring van verdachte ongeloofwaardig, temeer nu verdachte niet heeft kunnen uitleggen waarom hij - toen het zichzelf steken naar zijn zeggen niet lukte- zijn echtgenote gestoken heeft.
De rechtbank zal deze verklaring daarom niet betrekken bij de beoordeling van het bewijs. De rechtbank acht de verklaringen die verdachte kort na het incident heeft afgelegd authentiek en zal deze verklaringen daarom als uitgangspunt nemen.
Gelet op de bovengenoemde feiten en omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat de verdachte daadwerkelijk de bedoeling - en daarmee ‘boos’ opzet - had om aangeefster van het leven te beroven. De rechtbank neemt hierbij mede in aanmerking dat verdachte meteen na het incident 112 heeft gebeld en tegen de centralist heeft gezegd dat hij zijn vrouw op het adres [adres] te [woonplaats] heeft geprobeerd te vermoorden, maar dat het mislukt is. [8]
De rechtbank dient voorts te beoordelen of verdachte heeft gehandeld met voorbedachte raad.
Voor een bewezenverklaring van het bestanddeel ‘voorbedachte raad’ moet komen vast te staan dat de verdachte zich gedurende enige tijd heeft kunnen beraden op het te nemen of het genomen besluit en dat hij niet heeft gehandeld in een ogenblikkelijke gemoedsopwelling, zodat hij de gelegenheid heeft gehad om na te denken over de betekenis en de gevolgen van zijn voorgenomen daad en zich daarvan rekenschap kan geven. Bij de vraag of sprake is van voorbedachte raad gaat het bij uitstek om een weging en waardering van de omstandigheden van het concrete geval waarbij de rechter het gewicht moet bepalen van de aanwijzingen die voor of tegen het bewezen verklaren van voorbedachte raad pleiten. De vaststelling dat de verdachte voldoende tijd had om zich te beraden op het te nemen of het genomen besluit vormt weliswaar een belangrijke objectieve aanwijzing dat met voorbedachte raad is gehandeld maar behoeft de rechter niet ervan te weerhouden aan contra-indicaties een zwaarder gewicht toe te kennen.
Uit de bewijsmiddelen blijkt het navolgende.
Verdachte heeft de hele avond voorafgaande aan het steekincident gemaald over het feit dat zijn echtgenote de dag ervoor een zanger in het café een zoen zou hebben gegeven en daarover -in zijn ogen- niet de waarheid zou hebben verteld. Verdachte werd hierdoor “steeds linker”. [9]
Verdachte heeft ‘s-nachts zijn woning afgesloten, de losse huissleutel in zijn broekzak gedaan en deze sleutel mee naar de bovenverdieping genomen; iets wat hij naar eigen zeggen normaal gesproken niet deed. [10] Verdachte heeft ook een mes uit de keukenlade gepakt en dat mes mee naar de bovenverdieping genomen. Nadat zijn echtgenote naar beneden was gevlucht, heeft verdachte tegen haar gezegd: “je hoeft niet zo vlug te doen, want de deuren zitten op slot.” [11]
Dit zijn voor de rechtbank doorslaggevende aanwijzingen dat de verdachte met een vooropgezet plan heeft gehandeld.
Gelet op het tijdsverloop dat is verstreken tussen het moment waarop de verdachte het mes uit de keukenlade heeft gepakt (tussen 03.00 uur en 04.00 uur) [12] en het steekincident (omstreeks 06.00 uur) [13] , heeft verdachte naar het oordeel van de rechtbank voldoende tijd gehad om zich te beraden.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft verdachte niet gehandeld in een ogenblikkelijke gemoedsopwelling. Hij is immers meermalen van de slaapkamer naar de badkamer gelopen omdat hij naar eigen zeggen telkens twijfelde of hij het wel durfde. [14]
Uit het handelen en de verklaring van verdachte blijkt bovendien dat hij voldoende de gelegenheid heeft gehad om na te denken over de betekenis en de gevolgen van zijn voorgenomen daad en dat hij zich daarvan rekenschap heeft kunnen geven. Immers heeft verdachte verklaard dat hij “wel wist dat hij zou vast komen te zitten” als het hem gelukt zou zijn om haar te doden. [15]
Contra-indicaties voor voorbedachte raad zijn naar het oordeel van de rechtbank niet gebleken. De rechtbank is daarom van oordeel dat de verdachte met voorbedachte raad heeft gehandeld en acht de ten laste gelegde poging tot moord wettig en overtuigend bewezen.

De bewezenverklaring.

Op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de hierboven uitgewerkte bewijsmiddelen in onderling verband en samenhang bezien, komt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte
op 6 november 2017 te Helmond ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer] opzettelijk en met voorbedachten rade van het leven te beroven, met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg een mes heeft gepakt en met dat mes naar die [slachtoffer] is gegaan en vervolgens - terwijl die [slachtoffer] sliep- met dat mes meermalen in de nek van die [slachtoffer] heeft gestoken terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.

De strafbaarheid van het feit.

Het bewezen verklaarde levert op het in de uitspraak vermelde strafbare feit.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.

De strafbaarheid van verdachte.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.

Oplegging van straf en/of maatregel.

De eis van de officier van justitie.
Een gevangenisstraf voor de duur van 10 jaar met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht.
Een kopie van de vordering van de officier van justitie is aan dit vonnis gehecht.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsvrouwe heeft verzocht om bij de strafoplegging rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
Het oordeel van de rechtbank.
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd, heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Bij de beoordeling van de ernst van het door verdachte gepleegde strafbare feit betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een poging tot moord op zijn echtgenote.
Verdachte heeft doelgericht in de nek van zijn echtgenote gestoken terwijl zij nietsvermoedend lag te slapen. Zijn echtgenote heeft moeten vechten voor haar leven. Zij heeft uiteindelijk kans gezien om het mes van verdachte af te pakken en heeft haar woning kunnen ontvluchten.
Het feit dat het slachtoffer niet dodelijk is geraakt, is een toevallige omstandigheid die niet aan verdachte te danken is.
Als gevolg van het handelen van verdachte heeft het slachtoffer een blijvend litteken in haar gelaat opgelopen en is er sprake van functieverlies in haar handen ten gevolge van het afpakken van het mes. Het behoeft geen betoog dat het handelen van verdachte grote psychische impact op het slachtoffer heeft gehad. Het slachtoffer krijgt- zoals blijkt uit haar vordering tot schadevergoeding- thans EMDR-therapie teneinde haar trauma te verwerken.
De rechtbank acht het handelen van verdachte zeer ernstig en rekent dit verdachte zwaar aan.
De rechtbank heeft er in het voordeel van verdachte rekening mee gehouden dat hij heeft gehandeld onder invloed van een opeenstapeling van stressfactoren die op dat moment al geruime tijd in zijn leven speelden zoals blijkt uit het Pro Justitia rapport van 10 januari 2018 van gezondheidszorgpsycholoog [deskundige] . In het rapport wordt het recidiverisico door de psycholoog ingeschat als laag. Bovendien is verdachte blijkens een hem betreffend Uittreksel Justitiële documentatie niet eerder voor geweldsdelicten veroordeeld.
De rechtbank is van oordeel dat in verband met een juiste normhandhaving niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of geringere straf dan een gevangenisstraf van na te melden duur.
De rechtbank zal een lichtere straf opleggen dan de door de officier van justitie gevorderde straf, nu de rechtbank van oordeel is dat de straf die de rechtbank zal opleggen de ernst van het bewezen verklaarde voldoende tot uitdrukking brengt.

De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] .

Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft verzocht om de vordering van de benadeelde partij geheel toe te wijzen tot een bedrag van € 22.097,44 met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel en te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van het delict.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsvrouwe meent dat de gevorderde materiële schadevergoeding kan worden toegewezen. De raadsvrouwe heeft verzocht om de gevorderde immateriële schadevergoeding te matigen. Zij heeft tevens verzocht om de schadevergoedingsmaatregel niet op te leggen nu het voorzienbaar is dat verdachte na zijn detentie over onvoldoende draagkracht zal beschikken om zijn betalingsverplichting te voldoen.
Beoordeling.De rechtbank acht naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid toewijsbaar, als rechtstreeks door het bewezen verklaarde feit toegebrachte schade, de volgende onderdelen van de vordering te weten materiële schadevergoeding € 2.097,44 (post zorg, eigen risico en kilometervergoeding); en immateriële schadevergoeding; een bedrag dat de rechtbank begroot op € 10.000,- vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum van het delict tot aan de dag der algehele voldoening.
De rechtbank zal de benadeelde partij derhalve niet-ontvankelijk verklaren in het overige deel van de gevorderde immateriële schade, omdat de rechtbank van oordeel is dat behandeling van het resterende deel van deze vordering een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert.
De rechtbank kan in dit stadium immers niet, op basis van de beschikbare informatie die ten grondslag ligt aan de vordering, beoordelen in hoeverre het bewezenverklaarde heeft geleid tot de gestelde fysieke en psychische schade en of de bewezenverklaarde handelingen wellicht meer schade opleveren dan thans door de rechtbank tot een bedrag van € 10.000,= is begroot.
De benadeelde partij kan dit onderdeel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil.
Verder wordt verdachte veroordeeld in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Schadevergoedingsmaatregel.
De rechtbank acht geen termen aanwezig om -zoals door de raadsvrouwe is verzocht- af te zien van oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De rechtbank zal daarom voor het toegewezen bedrag tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen, nu de rechtbank het wenselijk acht dat de Staat schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf datum delict tot de dag der algehele voldoening.

Toepasselijke wetsartikelen.

De beslissing is gegrond op de artikelen 24c, 27, 36f, 45 en 289 van het Wetboek van Strafrecht.

DE UITSPRAAK

De rechtbank:
verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven;
verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij;
het bewezen verklaarde levert op het misdrijf:

poging tot moord; verklaart verdachte hiervoor strafbaar;

legt op de volgende straf en maatregel:
een gevangenisstraf voor de duur van
8 jaarmet aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht;

maatregel van schadevergoeding van € 12.097,44 subsidiair 95 dagen hechtenis;

legt derhalve aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer] van een bedrag van € 12.097,44, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 95 dagen hechtenis;
het bedrag bestaat uit een bedrag van € 10.000,= immateriële schadevergoeding en € 2.097,44 materiële schadevergoeding (post zorg, eigen risico en kilometervergoeding);
de toepassing van deze vervangende hechtenis heft de hiervoor genoemde betalingsverplichting niet op;
het totale bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van het delict tot aan de dag der algehele voldoening;
beslissing op de vordering van de benadeelde partij:
wijst de vordering van de benadeelde partij toe en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer] , van een bedrag van € 12.097,44, te weten
€ 10.000,= immateriële schadevergoeding en € 2.097,44 materiële schadevergoeding (post zorg, eigen risico en kilometervergoeding);
het totale toegewezen bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van het delict tot aan de dag der algehele voldoening;
veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot heden begroot op nihil;
veroordeelt verdachte verder in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten;
bepaalt dat de benadeelde partij in het overige deel van de vordering niet-ontvankelijk is;
indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat, komt daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij te vervallen en andersom, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij, komt daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat te vervallen.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. H.A. van Gameren, voorzitter,
mr. H.M. Hettinga en mr. R.H. van Marle, leden,
in tegenwoordigheid van mr. A.J.H.L. Coppens, griffier,
en is uitgesproken op 5 maart 2018.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt – tenzij anders vermeld – bedoeld een proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren opgenomen in het einddossier van de politie Oost-Brabant, districtsrecherche Helmond, genummerd BVH 2017228934, aantal pagina’s: 196. Waar wordt verwezen naar bijlagen betreffen dit de bijlagen opgenomen in genoemd einddossier.
2.Verklaring van [slachtoffer] d.d. 7 november 2017, proces-verbaal pag. 39-40.
3.Geneeskundige verklaring betreffende [slachtoffer] d.d. 15 november 2017, proces-verbaal pag. 57.
4.Foto’s van het letsel van aangeefster, proces-verbaal pag. 29-30.
5.Verklaring van verdachte d.d. 6 november 2017, proces-verbaal pag. 176.
6.Verklaring van verdachte d.d. 6 november 2017, proces-verbaal pag. 177.
7.Verklaring van verdachte d.d. 6 november 2017, proces-verbaal pag. 178.
8.Proces-verbaal bevindingen d.d. 13 november 2017 uitwerking geluidsfragment melding meldkamer, proces-verbaal pag. 13.
9.Verklaring van verdachte d.d. 6 november 2017, proces-verbaal pag. 176.
10.Verklaring van verdachte d.d. 8 november 2017, proces-verbaal pag. 191.
11.Verklaring van verdachte d.d. 6 november 2017, proces-verbaal pag. 176-177.
12.Verklaring van verdachte d.d. 6 november 2017, proces-verbaal pag. 176 en verklaring van verdachte d.d. 8 november 2017, proces-verbaal pag. 191.
13.Verklaring van aangeefster d.d. 7 november 2017, proces-verbaal pag. 39 en relaas proces-verbaal d.d. 15 december 2017, proces-verbaal pag. 4.
14.Verklaring van verdachte d.d. 6 november 2017, proces-verbaal pag. 178 en verklaring van verdachte d.d. 8 november 2017, proces-verbaal pag. 193.
15.Verklaring van verdachte d.d. 6 november 2017, proces-verbaal pag. 178.