2.3.In haar tussenvonnis van 14 december 2016 heeft de rechtbank de accountant L.C. Augustijn RA benoemd tot deskundige. Deze deskundige heeft op 24 mei 2017 een rapport uitgebracht. Hieronder volgt een weergave van de relevante onderdelen van dit rapport.
Vraag 1:
Kunt u een overzicht geven van de administratieve bescheiden die u als afzonderlijk pakket (naast het procesdossier) van AVB heeft ontvangen? Desgewenst kunt u (een afschrift van) deze stukken ook als bijlage bij uw rapport voegen.
Antwoord vraag 1:
“Op 22 december 2016 heeft de heer [A] (…) namens Rookie B.V. de volgende documenten aan mij per email ter beschikking gesteld:
Projectdetailkaart d.d. 28-06-2013, inzake project [projectnummer 1] , [projectnaam 1] , inclusief een aantal kopie inkoopfacturen;
Projectdetailkaart d.d. 24-06-2013, inzake project [projectnummer 2] , [projectnaam 2] , inclusief een aantal kopie inkoopfacturen;
Rapport van [naam 1] B.V. d.d. 6 juli 2015, te [plaats] , inzake het onderzoek naar de juistheid van de onderhanden projecten [projectnaam 1] en [projectnaam 2] per 30 november 2012;
Tussentijdse cijfers per 30 november 2012 van Promise Security Systems B.V., opgesteld door [naam 2] Accountants te [plaats] .
Naar aanleiding van mijn vragen d.d. 20 januari 2017 heb ik op 27 januari 2017 van de heer [A] de volgende bescheiden ontvangen:
Specificatie van de verplichting inzake nog te ontvangen inkoopnota's per 30 november 2012 ad € 36.225,73;
Tellijst van de voorraad gereed product en handelsproducten per 30 november 2011 ad € 242.113,57.”
Vraag 2:
Onderdeel van de waardering van onderhanden projecten in een balans of jaarrekening vormen de gerealiseerde kosten. Kunt u aangeven vanaf welk moment kosten als gerealiseerde kosten worden aangemerkt? Is daarvoor bepalend de datum waarop de inkoopfactuur is opgesteld, ontvangen, ingeboekt of betaald? Of is een ander moment bepalend?
(…)
Antwoord vraag 2:
“Het verantwoorden van projectkosten als onderhanden werk in de balans dient plaats te vinden zodra deze kosten worden gemaakt, ongeacht het feit wanneer de inkoopfactuur is gedateerd, ontvangen, geboekt en betaald.
Dus zodra goederen van derden aangewend zijn voor een project en/of uren gemaakt zijn ten behoeve van het project, dienen ze als zodanig in het onderhanden project op de balans te worden verwerkt. Voor de winstbepaling in de winst en verlies rekening heeft dit in theorie geen enkel effect. Afhankelijk van de toegepaste boekhoudmethode kan de verwerking van kosten in onderhanden projecten administratief op een aantal manieren plaatsvinden:
De waarde van de goederen wordt op het onderhanden project verwerkt, waarbij de tegenprestatie (= de betalingsverplichting) credit op de balans (bijvoorbeeld onder de crediteuren of de nog te ontvangen inkoopfacturen) wordt verwerkt.
De waarde van de goederen wordt op het onderhanden project verwerkt, waarbij de voorraad grond- en hulpstoffen en halffabricaten voor hetzelfde bedrag wordt gecrediteerd in de balans.
De waarde van de goederen wordt op het onderhanden project verwerkt, waarbij de tegenwaarde (de verplichting) wordt gecrediteerd in de winst en verliesrekening. Dit is alleen toegestaan indien de verwerving van de goederen ook al in de winst- en verliesrekening is verantwoord, maar dan gedebiteerd.
De conclusie is derhalve dat het verwerken van projectkosten als onderhanden werk in de balans in theorie geen enkel effect op de winst volgens de winst- en verliesrekening kan hebben, met uitzondering van het bedrag aan winstneming op de projectkosten als gevolg van de toepassing van de “percentage of completion methode”[rb: de deskundige heeft eerder in zijn rapport uitgelegd dat bij deze methode de projectopbrengsten en projectkosten zodanig aan de periode worden toegerekend dat de opbrengsten en kosten naar rato van de verrichte prestaties in de winst- en verliesrekening worden verwerkt in de perioden waarin het werk wordt uitgevoerd]
.
In de onderhavige situatie zou verwerking van de projectkosten in het onderhanden werk op de balans wel effect hebben gehad op het resultaat. Dit is dus alleen maar mogelijk als de inkoopwaarden wel gecrediteerd zijn in de winst- en verliesrekening en de debitering in de winst- en verliesrekening (abusievelijk) niet heeft plaatsgevonden. De voorraad grond- en hulpstoffen is op de balansdatum fysiek geteld en tegen verrekenprijs gewaardeerd, waardoor deze waarde correct wordt weergegeven in de balans per 30 november 2012.
Administratieve omissies worden doorgaans gemaakt als de onderhanden werkadministratie en/of de voorraadadministratie niet in de financiële administratie is geïntegreerd volgens het systeem van dubbel boekhouden. Deze situatie doet zich voor bij Promise Security Systems B.V. Er wordt hier een extracomptabele waarde berekend van het onderhanden werk die niet fysiek is geïnventariseerd. Deze waarde is als zodanig in de balans verwerkt, met als tegenboeking “kostprijs van de omzet” in de winst- en verliesrekening. Daarnaast is er een extracomptabele waarde berekend van de voorraad grondstoffen op basis van een fysieke inventarisatie. De aldus berekende waarde is als zodanig in de balans verwerkt.
Voorts blijkt uit onderstaande tabel dat de gerealiseerde brutomarge over de periode 1 januari 2012 tot en met 30 november 2012 uitzonderlijk veel hoger is dan over de jaren 2012 en 2011. De kostprijs van de omzet over deze periode is te laag verantwoord als gevolg van de te hoge verantwoording van de post onderhanden projecten in de balans per 30 november 2012.
Op basis van de gerealiseerde brutowinstmarge over 2012 van 46% zou de kostprijs van de omzet per 30 november 2012 € 1.142K hebben bedragen, hetgeen € 170K hoger is dan verantwoord per 30 november 2012.”
Vraag 3:
De post onderhanden projecten stond op de overnamebalans van PSS gewaardeerd op een totaalbedrag van € 156.330,-. Bij de waardering van de twee grotere projecten [projectnaam 1] en [projectnaam 2] per overnamedatum is uitgegaan van bedragen aan gerealiseerde materiaalkosten van respectievelijk € 41.306,- en € 82.903,- (totaal € 124.209,-).
- a) Kunt u voor beide projecten ten aanzien van elk van de op de projectdetailkaarten genoemde materiaalposten aangeven (i) of een met die materiaalpost corresponderende inkoopfactuur is ontvangen en zo ja, (ii) of uit die inkoopfactuur blijkt dat deze betrekking heeft op het betreffende project en (iii) op welke datum die inkoopfactuur is opgesteld, ontvangen, ingeboekt of betaald (naar gelang relevant voor het vaststellen van de datum van realisatie van de kosten)?
- b) Kunt u per project aangeven tot welk bedrag u heeft kunnen vaststellen dat de materiaalkosten zijn gerealiseerd vóór respectievelijk ná 30 november 2012?
- c) Zou een en ander naar uw oordeel moeten leiden tot een correctie van de overnamebalans en zo ja, tot welke correctie?
Antwoord vraag 3a:
“Per 30 november 2012 zijn in het onderhanden werk € 41.306 en € 82.903 opgenomen voor de gerealiseerde materiaalkosten voor de projecten [projectnaam 1] en [projectnaam 2] . Dit blijkt uit de opstelling van alle onderhanden projecten per 30 november 2012, waarvan de totale materiaalkosten in projecten € 264.389 bedragen. Van de bedragen per project volgens dit overzicht is geen nadere specificatie ter beschikking gesteld. Derhalve kan ik niet vaststellen waaruit deze bedragen bestaan c.q. hoe deze bedragen zijn opgebouwd.
De aan mij ter beschikking gestelde Projectdetailkaarten, die dateren van 28 juni 2013 en 24 juni 2013, geven een overzicht van de interne kosten per project. De projectkosten bestaan uit uren, materiaal en Werk derden. De posten die onder het kopje “materiaal” worden verantwoord hebben geen referentie naar inkoopfacturen/leveranciers, maar wel naar de artikelcodes, die aan de materialen is gegeven. Deze artikelcodes corresponderen met de toegepaste artikelcodes in de voorraadadministratie, waarvan ik een inventarisatielijst per 30 november 2012 heb ontvangen.
Een direct verband tussen de verantwoorde materiaalkosten en inkoopfacturen is er derhalve niet voor zover het de posten betreft, die verantwoord zijn onder het kopje “materiaal”.
Het antwoord op de vraag of ik voor beide projecten ten aanzien van elk van de op de projectdetailkaarten genoemde materiaalposten kan aangeven of een met die materiaalpost corresponderende inkoopfactuur is ontvangen is neen.
De onder het kopje “Werk derden” verantwoorde posten dateren allen na 30 november 2012, met uitzondering van een post van € 350,-. Deze posten zijn overigens wel te herleiden naar leveranciers en dus naar de inkoopfacturen. Zoals gezegd zijn deze nagenoeg volledig gedateerd na 30 november 2012 en kunnen derhalve niet zijn opgenomen in het onderhanden werk per 30 november 2012.”
Antwoord vraag 3b:
“Ik kan niet aangeven of de kosten voor of na 30 november 2012 zijn gerealiseerd. Voor project [projectnaam 1] is op het Project detailkaart tot en met 30 november 2012 € 50.248,60 verantwoord onder het kopje “Materiaal”, hetgeen € 8.942 meer is dan verantwoord in het projectoverzicht per 30 november 2012 (€ 41.306). Voor project [projectnaam 2] is op het Project detailkaart tot en met 30 november 2012 € 82.715,85 verantwoord onder het kopje “Materiaal”, hetgeen € 188 minder is dan verantwoord in het projectoverzicht per 30 november 2012 (€ 82.903). In beide gevallen bestaat er geen aansluiting met de financiële administratie per 30 november 2012.
Zoals ik bij de beantwoording van vraag 2 heb aangegeven is de realisatie van de kosten, oftewel het activeren van onderhanden werk in de balans, bij correcte administratieve verwerking niet van invloed op de hoogte van het resultaat. Het is alleen van invloed als daar foutieve boekingen in zijn gemaakt. Ter adstructie de volgende voorbeelden:
De materiaalkosten worden in het onderhanden werk op de balans geactiveerd, terwijl de inkoopfacturen of de corresponderende verplichtingen niet in de financiële administratie zijn geboekt;
De materiaalkosten die op de projecten zijn verantwoord worden in het kader van de fysieke inventarisatie van de voorraden geteld en als zodanig dan ook onder de voorraden verantwoord in de balans. Hierdoor is dan een dubbeltelling ontstaan die onjuist is.
Op basis van de ter beschikking gestelde gegevens kan ik niet objectief vaststellen of en zo ja voor welke bedragen foutieve boekingen zijn gemaakt. Ik acht het echter aannemelijk dat foutieve boekingen zijn gemaakt. De argumenten hiervoor werk ik nader uit bij vraag 4.”
Antwoord vraag 3c:
“Ik ben van mening dat een en ander zou moeten leiden tot een correctie in de overname balans. De argumenten hiervoor werk ik nader uit bij vraag 4.”
Vraag 4:
Heeft u aanvullend andere opmerkingen die voor de beoordeling van de zaak van belang zouden kunnen zijn?
Antwoord vraag 4:
“Op grond van de gegevens van de Projectdetailkaarten, en dan met name op grond van de data van de verantwoording van de uren en de data van de kosten van derden, concludeer ik dat de realisatie/uitvoering van de projecten na 30 november 2012 heeft plaatsgevonden.
Aan mij is een voorraadinventarisatielijst per 30 november 2012 ter beschikking gesteld die, op een bedrag van € 7,57 na, aansluit op de voorraadwaarde in de overdrachtsbalans. Deze lijst bestaat uit een waardering per artikelcode, waarbij de waarderingsprijs de vaste verrekenprijs is en de hoeveelheid de getelde hoeveelheid. De getelde hoeveelheid is gespecificeerd naar de hoeveelheid per “magazijn” […] Voorts zijn in deze lijst stelposten opgenomen voor de voorraad kleinmateriaal (€ 10.000,-) en bussen (€ 20.000,-). Hieruit concludeer ik dat alle goederen en dus ook goederen bestemd voor de projecten, in de voorraadtelling zijn opgenomen en derhalve zijn opgenomen in de waardering van de voorraad gereed product en handelsgoederen per 30 november 2012.
Daarnaast zijn goederen in de projectadministratie opgenomen en derhalve verantwoord in de waardering van de onderhanden projecten per 30 november 2012.
Dit duidt op een (gedeeltelijke) dubbeltelling van de materialen in de balans per 30 november 2012, hetgeen bevestigd wordt door de relatief hoge brutomarge over de periode 1 januari tot en met 30 november 2012 ten opzichte van de lagere marges over heel 2012 en heel 2011 volgende de jaarrekeningen van de vennootschap. Per 30 november 2012 is de brutomarge 54,4% en over heel 2012 46,0% en over heel 2011 40,2% (zie vraag 2).
Aangezien ik alleen maar de beschikking heb over onvolledige detailgegevens van de projecten [projectnaam 1] en [projectnaam 2] en geen enkele detailinformatie heb over de overige projecten, kan ik geen uitspraak doen over de hoogte van de totaal teveel gewaardeerde voorraden en van de twee genoemde projecten. Ik concludeer echter dat ze te hoog zijn gewaardeerd per 30 november 2012.
Afgaande op de gerealiseerde marge over heel 2012 zou de voorraad onderhanden projecten en de voorraad gereed product en handelsgoederen per 30 november 2012 maximaal € 170.000,- te hoog zijn gewaardeerd. Gegeven het feit dat de projecten [projectnaam 1] en [projectnaam 2] volgens het projectenoverzicht op 30 november 2012 respectievelijk 0% en 5% voortgangspercentage hebben, kan worden gesteld dat zij maximaal € 41.306 en € 78.756, in totaal € 120.063, te hoog zijn gewaardeerd.”