ECLI:NL:RBOBR:2018:752

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
19 februari 2018
Publicatiedatum
16 februari 2018
Zaaknummer
01/865058-17
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor een drietal zedendelicten met gevangenisstraf en taakstraf

Op 19 februari 2018 heeft de Rechtbank Oost-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van drie zedendelicten. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 180 dagen, waarvan 177 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren, en een taakstraf van 240 uren. De eis van de officier van justitie was een gevangenisstraf van 18 maanden, waarvan 9 maanden voorwaardelijk. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan ontuchtige handelingen met drie slachtoffers, waarvan één minderjarig was. De feiten vonden plaats in 2016 en de verdachte heeft de feiten tijdens de zitting erkend. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie grotendeels gevolgd, maar heeft de straf verlaagd in het licht van de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn jonge leeftijd en het feit dat hij hulp nodig heeft bij zijn identiteitsvorming. De rechtbank heeft ook schadevergoeding toegewezen aan de slachtoffers, waarbij de benadeelde partijen in hun vorderingen zijn ontvangen voor immateriële schade. De rechtbank heeft de voorlopige hechtenis opgeheven en bijzondere voorwaarden aan de voorwaardelijke straf verbonden, waaronder een contactverbod met één van de slachtoffers en een locatieverbod.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Strafrecht
Parketnummers: 01/865058-17 en 01/860283-17 (ter terechtzitting gevoegd)
Datum uitspraak: 19 februari 2018
Vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [1997] ,
wonende te [woonplaats] , [adres 1] .
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 5 februari 2018.
Op deze zitting heeft de rechtbank de tegen verdachte, onder de hiervoor genoemde parketnummers, aanhangig gemaakte zaken gevoegd.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.

De tenlastelegging.

De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaardingen van 4 januari 2018.
Aan verdachte is onder parketnummer 01/865058-17 ten laste gelegd dat:
1.
hij, meermalen, althans eenmaal,
op of omstreeks 14 november 2016 te Zeeland, gemeente Landerd, in elk geval in Nederland,
(telkens) met [slachtoffer 1] , geboren op [2001] , die toen de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt,
(telkens) buiten echt,
een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit of mede
bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 1] ,
immers heeft hij, verdachte, (telkens) (onder meer):
- zijn, verdachtes, penis in de anus van die [slachtoffer 1] gebracht en/of
- de penis van voornoemde [slachtoffer 1] in zijn, verdachtes, mond gebracht en/of
- zich laten aftrekken door die [slachtoffer 1] en/of
- (in elk geval) zijn geslachtsdeel laten betasten door die [slachtoffer 1] en/of
- die [slachtoffer 1] afgetrokken en/of
- (in elk geval) het geslachtsdeel van die [slachtoffer 1] betast;
(artikel 245 Wetboek van Strafrecht)
Aan verdachte is onder parketnummer 01/860283-17 ten laste gelegd dat:
1.
hij, meermalen, althans eenmaal, in of omstreeks de periode van 27 mei 2016 tot en met 29 mei 2016 te Goirle, met [slachtoffer 2] (geboren op [2001] ), die toen de leeftijd van
zestien jaren nog niet had bereikt, (telkens) buiten echt,
(telkens) een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd,
immers heeft hij, verdachte, (telkens) de penis en/of de schaamstreek van die
[slachtoffer 2] (over de kleding) betast;
(artikel 247 Wetboek van Strafrecht)
2.
hij, meermalen, althans eenmaal, in of omstreeks de periode van 03 juni 2016 tot en met 04 juni 2016 te Goirle,
door geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of
(een) andere feitelijkhe(i)d(en) [slachtoffer 3] ,
heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van een of meer ontuchtige handeling(en), bestaande uit:
- het (over en/of onder de kleding) betasten van de penis en/of de
schaamstreek van die [slachtoffer 3]
en bestaande dat geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die
bedreiging met geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) (telkens) hierin dat
verdachte onverhoeds (over en/of onder de kleding) de penis en/of de
schaamstreek van die [slachtoffer 3] heeft betast;
(artikel 246 Wetboek van Strafrecht)

De formele voorvragen.

Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaardingen geldig zijn. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in zijn vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.

Bewijs

Inleiding.
Verdachte wordt een drietal zedendelicten verweten.
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie acht alle drie de feiten wettig en overtuigend bewezen. De officier van justitie volgt verdachte in zijn verklaringen dat het plegen van ontucht met [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] niet telkens meermalen is geschied en dat het betasten van de penis over de kleding plaatsvond.
Het standpunt van de verdediging.
De verdediging heeft zich ten aanzien van een bewezenverklaring gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank nu verdachte de feiten heeft erkend.
Het oordeel van de rechtbank.
Nu verdachte de feiten ter terechtzitting heeft bekend, zal de rechtbank gelet op het bepaalde in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering de hierna te noemen bewijsmiddelen niet uitwerken.
De door de rechtbank gebezigde bewijsmiddelen met betrekking parketnummer 01/865058-17 [1] zijn:
- De bekennende verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 5 februari 2018, inhoudende, zakelijk weergegeven:
Het klopt dat ik op 14 november 2016 in Zeeland met [slachtoffer 1] ontuchtige handelingen heb gepleegd. De in de tenlastelegging omschreven handelingen zijn gepleegd en er was sprake van seksueel binnendringen.
  • Het proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 84 ev;
  • Het proces-verbaal van verhoor benadeelde [slachtoffer 1] , p. 40 ev;
  • Het proces-verbaal van aangifte namens [slachtoffer 1] , p. 37 ev;
  • Een geschrift, zijnde een akte van geboorte: [slachtoffer 1] is geboren op [2001] .
De door de rechtbank gebezigde bewijsmiddelen met betrekking tot feit 1 vermeld onder parketnummer 01/860283-17 [2] zijn:
- De bekennende verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 5 februari 2018, inhoudende, zakelijk weergegeven:
Het klopt dat ik in het weekend van 27 tot en met 29 mei 2016 in Goirle de penis van [slachtoffer 2] over de kleding heb betast.
  • Het proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 10 ev;
  • Het proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 2] , p. 44 ev;
  • Het proces-verbaal van bevindingen telefonisch verhoor met de moeder van [slachtoffer 2] , p. 56 ev;
  • Een geschrift, zijnde een akte van geboorte: [slachtoffer 2] is geboren op [2001] .
De door de rechtbank gebezigde bewijsmiddelen met betrekking tot feit 2 vermeld onder parketnummer 01/860283-17 [3] zijn:
- De bekennende verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 5 februari 2018, inhoudende, zakelijk weergegeven:
Het klopt dat ik in het weekend van 3 tot en met 4 juni 2016 in Goirle de penis van [slachtoffer 3] over zijn onderbroek heb betast terwijl hij sliep.
  • Het proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 10 ev;
  • Het proces-verbaal aangifte door [slachtoffer 3] , p. 25 ev;
  • Het proces-verbaal van verhoor [getuige] , p. 37 ev.

De bewezenverklaring.

Op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de hierboven uitgewerkte bewijsmiddelen komt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte
Parketnummer 01/865058-17
1.
op 14 november 2016 te Zeeland, gemeente Landerd, met [slachtoffer 1] , geboren op [2001] , die toen de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen heeft gepleegd, die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 1] ,
immers heeft hij, verdachte:
- zijn, verdachtes, penis in de anus van die [slachtoffer 1] gebracht en
- de penis van voornoemde [slachtoffer 1] in zijn, verdachtes, mond gebracht en
- zich laten aftrekken door die [slachtoffer 1] en
- zijn geslachtsdeel laten betasten door die [slachtoffer 1] en
- die [slachtoffer 1] afgetrokken en
- het geslachtsdeel van die [slachtoffer 1] betast;
Parketnummer 01/860283-17
1.
in de periode van 27 mei 2016 tot en met 29 mei 2016 te Goirle, met [slachtoffer 2] (geboren op [2001] ), die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, een ontuchtige handeling heeft gepleegd, immers heeft hij, verdachte, de penis van die [slachtoffer 2] over de kleding betast;
2.
in de periode van 03 juni 2016 tot en met 04 juni 2016 te Goirle,
door een feitelijkheid [slachtoffer 3] heeft gedwongen tot het dulden van een ontuchtige handeling, bestaande uit:
- het over de kleding betasten van de penis van die [slachtoffer 3]

en bestaande die feitelijkheid hierin dat verdachte onverhoeds over de kleding de penis van die [slachtoffer 3] heeft betast.

De bewijsmiddelen worden slechts gebezigd met betrekking tot het feit waarop zij in het bijzonder betrekking hebben.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.

De strafbaarheid van het feit.

Het bewezen verklaarde levert op de in de uitspraak vermelde strafbare feiten.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

De strafbaarheid van verdachte.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.

Oplegging van straf en/of maatregel.

De eis van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft de oplegging gevorderd van een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden waarvan 9 maanden voorwaardelijk met aftrek en met bijzondere voorwaarden, zoals in het reclasseringsadvies van 27 september 2017 vermeld, met daarbij een proeftijd van twee jaren. Tevens vordert de officier van justitie gedurende de proeftijd aan het voorwaardelijk strafdeel een contactverbod met [slachtoffer 1] en een locatieverbod met een straal van 200 meter rondom diens woning te koppelen.
Een kopie van de vordering van de officier van justitie is aan dit vonnis gehecht.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsman heeft gepleit voor oplegging van een gevangenisstraf gelijk aan het voorarrest, een voorwaardelijke gevangenisstraf met bijzondere voorwaarden en de maximale taakstraf. Volgens de raadsman heeft verdachte geen bezwaar tegen een contact- en locatieverbod. De raadsman heeft verzocht rekening te houden met de jonge leeftijd van verdachte en de omstandigheid dat hij hulp nodig heeft met zijn identiteitsvorming.
Het oordeel van de rechtbank.
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Bij de beoordeling van de ernst van de door verdachte gepleegde strafbare feiten betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft ontuchtige handelingen gepleegd, waaronder het seksueel binnendringen, met een jongen van bijna 15 jaar. Verdachte was zelf ruim 19 jaar. Verdachte en het slachtoffer hadden elkaar gevonden op een datingsite en wilden beiden seksueel contact.
Daarnaast heeft verdachte twee jongens, met wie hij bevriend was, aan hun geslacht betast terwijl zij sliepen. Zij waren beiden niet gediend van deze toenaderingen. Een van deze twee vrienden was destijds 14 jaar.
Verdachte heeft een inbreuk gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van de slachtoffers en hun lichamelijke integriteit aangetast. Slachtoffers van dit soort feiten ondervinden daar vaak nog jarenlang last van en de herinnering eraan hindert hen in hun dagelijks bestaan.
Hoewel slachtoffer [slachtoffer 1] tegen verdachte heeft gezegd dat hij 16 jaar oud was, neemt de rechtbank het verdachte kwalijk dat hij zich niet beter heeft vergewist van de leeftijd van het slachtoffer [slachtoffer 1] , te meer nu verdachte ter zitting te kennen heeft gegeven al direct bij hun ontmoeting te hebben getwijfeld over de leeftijd van het slachtoffer.
De rechtbank weegt in het voordeel van verdachte mee dat verdachte er blijk van heeft gegeven dat hij de ernst van het door hem aan zijn slachtoffers aangedane leed inziet en dat hij oprecht berouw heeft getoond. Daarnaast heeft verdachte de door hem gepleegde strafbare feiten in een vroeg stadium van het onderzoek toegegeven en ook verder zijn volledige medewerking aan dat onderzoek heeft verleend.
Tevens houdt de rechtbank er rekening mee dat verdachte zelf nog jong is en zoekende is naar zijn identiteit en seksuele geaardheid.
De reclassering heeft op 27 september 2017 een advies uitgebracht over de op te leggen straf. Hierin wordt het recidiverisico als laag ingeschat. Verdachte is niet zeker van zijn seksuele geaardheid en schaamt zich voor zijn eventuele homoseksualiteit. Het is zaak dat verdachte zicht krijgt op zijn identiteit en seksualiteit, aldus het reclasseringsadvies. Om die redenen wordt geadviseerd een (deels) voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen, zodat verdachte een ambulante behandeling kan ondergaan, waarbij hij onder meer zijn seksuele geaardheid leert erkennen en accepteren. De rechtbank betrekt dit advies bij het bepalen van de op te leggen straf.
Bij het bepalen van de hoogte van de straf stelt de rechtbank voorop dat de wetgever heeft bepaald dat een feit zoals in de zaak met parketnummer 01/865058-17 niet de oplegging van een kale taakstraf rechtvaardigt. Tegen die achtergrond is de rechtbank dan ook van oordeel dat in verband met een juiste normhandhaving, in het bijzonder wat betreft het feit onder parketnummer 01/865058-17, niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of geringere straf dan een gevangenisstraf voor de duur van 180 dagen.
De rechtbank zal echter, alles afwegende, de op te leggen gevangenisstraf voor het grootste gedeelte, namelijk een deel van 177 dagen, voorwaardelijk opleggen. Dit betekent dat verdachte niet terug hoeft naar de gevangenis nu hij reeds 3 dagen in verzekering heeft doorgebracht en deze dagen op grond van artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht op de straf in mindering dienen te worden gebracht.
Een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van een duur als door de officier van justitie is gevorderd, acht de rechtbank in onderhavige zaak niet passend. De rechtbank heeft in haar oordeel meegewogen dat het slachtoffer [slachtoffer 1] , die zelf ook zoekende is naar zijn identiteit, een celstraf voor verdachte geen passende strafafdoening vindt.
Een voorwaardelijke straf acht de rechtbank noodzakelijk om verdachte ervan te weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen. Ook dient de voorwaardelijke gevangenisstraf als stok achter de deur opdat verdachte een behandeling ondergaat ten behoeve van het vinden en accepteren van zijn (seksuele) identiteit. Aan deze voorwaardelijke straf zullen na te noemen bijzondere voorwaarden worden gekoppeld.
Met het oog op de strafdoelen van vergelding en generale preventie kan gelet op de ernst van de verweten gedragingen echter niet worden volstaan met oplegging van een grotendeels voorwaardelijke gevangenisstraf. Daarom zal de rechtbank aan verdachte ook de maximale taakstraf opleggen. De rechtbank zal tevens ten behoeve van slachtoffer [slachtoffer 1] aan verdachte een contact- en locatieverbod opleggen.
De rechtbank zal een lichtere straf opleggen dan de door de officier van justitie gevorderde straf, nu de rechtbank van oordeel is dat de straf die de rechtbank zal opleggen de ernst van het bewezen verklaarde voldoende tot uitdrukking brengt.

De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] .

Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie acht de vordering toewijsbaar.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsman heeft aangevoerd dat niet eenvoudig is vast te stellen of er een rechtstreeks verband bestaat tussen de gevorderde schade en het bewezen verklaarde feit.
Beoordeling.De benadeelde partij stelt zowel materiële als immateriële schade te hebben geleden. De materiële schade bestaat uit de reiskosten ten behoeve van de psychologische behandeling van benadeelde partij. De rechtbank overweegt dat de verdediging met voldoende feiten en omstandigheden heeft betwist dat de gestelde materiële en immateriële schade volledig het gevolg is van het bewezen verklaarde feit. Uit het dossier is gebleken dat verdachte reeds vóór het plaatsvinden van het bewezen verklaarde feit, onder behandeling was van een psycholoog. Op basis van het dossier kan de rechtbank niet vaststellen welke deel van de schade, zowel voor wat betreft de materiële als de immateriële schade, het gevolg is van het bewezen verklaarde feit. Verder onderzoek naar onder meer het causale verband levert, naar het oordeel van de rechtbank, een onevenredige zware belasting op van het strafgeding. Niettemin acht de rechtbank wel aannemelijk dat benadeelde schade heeft geleden als rechtstreeks gevolg van het bewezen verklaarde. De rechtbank acht in ieder geval toewijsbaar de vergoeding van een deel van de gesteld door het bewezen verklaarde feit toegebrachte immateriële schade en zal dat deel in redelijkheid en billijkheid voorshands bepalen op € 750,-, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum van het delict tot aan de dag der algehele voldoening.
De rechtbank zal de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk verklaren, zodat de benadeelde partij zijn vordering bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten van het geding, aan de zijde van
benadeelde begroot op € 350,00 (2.0 punten x tarief V ad € 175 per punt).
De rechtbank zal verdachte verder veroordelen in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op € 45,12 ter zake van reiskosten (EUR 18,46) en parkeerkosten (EUR 4,10) met betrekking tot het slachtoffergesprek met de officier van justitie en de terechtzitting.
Schadevergoedingsmaatregel.
De rechtbank zal voor het toegewezen bedrag tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen, nu de rechtbank het wenselijk acht dat de Staat schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf datum delict tot de dag der algehele voldoening.
Aangezien aan verdachte meer verplichtingen tot vergoeding van dezelfde schade worden opgelegd, zal de rechtbank bepalen dat als verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij komt te vervallen en andersom, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij, daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat komt te vervallen.

De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2] .

Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie acht de vordering toewijsbaar.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsman acht de vordering te hoog in vergelijking tot rechterlijke uitspraken in soortgelijke zaken. De verdediging verzoekt om matiging.
Beoordeling.De rechtbank acht toewijsbaar, als rechtstreeks door het bewezen verklaarde feit toegebrachte schade, de volgende onderdelen van de vordering, te weten immateriële schadevergoeding tot een bedrag van € 150,-, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum van het delict tot aan de dag der algehele voldoening.
De rechtbank zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren ten aanzien van de overige gevorderde immateriële schade nu de vordering in zoverre onvoldoende deugdelijk is onderbouwd. Nader onderzoek naar de juistheid en omvang van de vordering in zoverre zou een uitgebreide nadere behandeling vereisen. De rechtbank is van oordeel dat de behandeling van dit deel van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert.
De benadeelde partij kan de vordering voor het overige slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten van het geding, aan de zijde van benadeelde, tot op heden begroot op nihil.
Schadevergoedingsmaatregel.
De rechtbank zal voor het toegewezen bedrag tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen, nu de rechtbank het wenselijk acht dat de Staat schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf datum delict tot de dag der algehele voldoening.
Aangezien aan verdachte meer verplichtingen tot vergoeding van dezelfde schade worden opgelegd, zal de rechtbank bepalen dat als verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij komt te vervallen en andersom, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij, daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat komt te vervallen.

De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 3] .

Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie acht de vordering toewijsbaar.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsman acht de vordering te hoog in vergelijking tot rechterlijke uitspraken in soortgelijke zaken. De raadsman verzoekt om matiging.
Beoordeling.De rechtbank acht toewijsbaar, als rechtstreeks door het bewezen verklaarde feit toegebrachte schade, de volgende onderdelen van de vordering, te weten immateriële schadevergoeding tot een bedrag van € 150,-, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum van het delict tot aan de dag der algehele voldoening.
De rechtbank zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren ten aanzien van de overige gevorderde immateriële schade nu de vordering in zoverre onvoldoende deugdelijk is onderbouwd. Nader onderzoek naar de juistheid en omvang van de vordering in zoverre zou een uitgebreide nadere behandeling vereisen. De rechtbank is van oordeel dat de behandeling van dit deel van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert.
De benadeelde partij kan de vordering voor het overige slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten van het geding, tot op heden begroot op nihil.
Schadevergoedingsmaatregel.
De rechtbank zal voor het toegewezen bedrag tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen, nu de rechtbank het wenselijk acht dat de Staat schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf datum delict tot de dag der algehele voldoening.
Aangezien aan verdachte meer verplichtingen tot vergoeding van dezelfde schade worden opgelegd, zal de rechtbank bepalen dat als verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij komt te vervallen en andersom, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij, daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat komt te vervallen.

Toepasselijke wetsartikelen.

De beslissing is gegrond op de artikelen:
Wetboek van Strafrecht art. 10, 14a, 14b, 14c, 14d, 22c, 22d, 24c, 27, 36f, 57, 60a, 245, 246, 247.

DE UITSPRAAK

De rechtbank:

verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven.
verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
het bewezen verklaarde levert op de misdrijven:
T.a.v. 01/865058-17: met iemand die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren heeft bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen plegen die mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam; T.a.v. 01/860283-17 feit 1: met iemand beneden de leeftijd van zestien jaren buiten echt ontuchtige handelingen plegen; T.a.v. 01/860283-17 feit 2: feitelijke aanranding van de eerbaarheid. verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
legt op de volgende straffen en maatregelen:
 een
gevangenisstrafvoor de duur van
180 dagenmet aftrek overeenkomstig artikel 27 Wetboek van Strafrecht waarvan
177 dagen voorwaardelijkmet een proeftijd van 2 jaren.
Stelt als algemene voorwaarden dat de veroordeelde:
- zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit en
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt en
- medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
Stelt als bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
- gedurende de proeftijd op geen enkele wijze - direct of indirect - contact zal opnemen, zoeken of hebben met [slachtoffer 1] , zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
- zich gedurende de proeftijd niet zal begeven binnen een straal van 200 meter van de woning van [slachtoffer 1] , thans [adres 2] te [woonplaats] , zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
- zich houdt aan de aanwijzingen die de reclassering hem geeft, voor zover deze niet reeds zijn opgenomen in een andere bijzondere voorwaarde.
Daartoe moet de veroordeelde zich melden bij Reclassering Nederland te 's-Hertogenbosch, 088-8041504. Hierna moet hij zich gedurende door Reclassering Nederland, bepaalde perioden blijven melden zo frequent als Reclassering Nederland, gedurende deze perioden nodig acht;
- zich verplicht laat behandelen (en evt. afname diagnostiek) voor zijn problematiek bij het vinden van zijn seksuele geaardheid binnen de ambulante forensische zorg FPP Reinier van Arkelgroep of soortgelijke instelling, zulks ter beoordeling van de reclassering, waarbij de verdachte zich zal houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van die behandeling door of namens de instelling/behandelaar zullen worden gegeven,
waarbij de Reclassering Nederland, Regio Zuid, Eekbrouwersweg 6, 5233 VG te 's-Hertogenbosch, opdracht wordt gegeven toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
 een
taakstrafvoor de duur van
240 urensubsidiair 120 dagen hechtenis.
T.a.v. 01/865058-17:
Maatregel van schadevergoeding van EUR 750,00 subsidiair 15 dagen hechtenis
Legt aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 1] van een bedrag van EUR 750,00 (zegge: zevenhonderdvijftig euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 15 dagen hechtenis. Het bedrag bestaat uit immateriële schadevergoeding.
De toepassing van deze vervangende hechtenis heft de hiervoor genoemde betalingsverplichting niet op.
Het totale bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van het delict tot aan de dag der algehele voldoening.
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij:
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 1] , van een bedrag van EUR 750,00 (zegge: zevenhonderdvijftig euro), te weten immateriële schadevergoeding.
Het totale toegewezen bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van het delict tot aan de dag der algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding, tot op heden begroot op EUR 375,00.
Veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot heden begroot op EUR 45,12
Veroordeelt verdachte verder in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Bepaalt dat de benadeelde partij in het overige deel van de vordering niet-ontvankelijk is.
Indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat komt daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij te vervallen en andersom, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij, komt daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat te vervallen.
T.a.v. 01/860283-17 feit 1:
Maatregel van schadevergoeding van EUR 150,00 subsidiair 3 dagen hechtenis
Legt aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 2] van een bedrag van EUR 150,00 (zegge: honderdvijftig euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 3 dagen hechtenis. Het bedrag bestaat uit immateriële schadevergoeding.
De toepassing van deze vervangende hechtenis heft de hiervoor genoemde betalingsverplichting niet op.
Het totale bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van het delict tot aan de dag der algehele voldoening.
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij:
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 2] , van een bedrag van EUR 150,00 (zegge: honderdvijftig euro), te weten immateriële schadevergoeding.
Het totale toegewezen bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van het delict tot aan de dag der algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot heden begroot op nihil.
Veroordeelt verdachte verder in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Bepaalt dat de benadeelde partij in het overige deel van de vordering niet-ontvankelijk is.
Indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat komt daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij te vervallen en andersom, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij, komt daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat te vervallen.
T.a.v. 01/860283-17 feit 2:
Maatregel van schadevergoeding van EUR 150,00 subsidiair 3 dagen hechtenis
Legt aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 3] van een bedrag van EUR 150,00 (zegge: honderdvijftig euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 3 dagen hechtenis. Het bedrag bestaat uit immateriële schadevergoeding.
De toepassing van deze vervangende hechtenis heft de hiervoor genoemde betalingsverplichting niet op.
Het totale bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van het delict tot aan de dag der algehele voldoening.
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij:
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 3] , van een bedrag van EUR 150,00 (zegge: honderdvijftig euro), te weten immateriële schadevergoeding.
Het totale toegewezen bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van het delict tot aan de dag der algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot heden begroot op nihil.
Veroordeelt verdachte verder in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Bepaalt dat de benadeelde partij in het overige deel van de vordering niet-ontvankelijk is.
Indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat komt daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij te vervallen en andersom, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij, komt daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat te vervallen.
Heft op het tegen verdachte verleende bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van heden. Deze voorlopige hechtenis is met ingang 24 mei 2017 reeds geschorst.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. M.T. van Vliet, voorzitter,
mr. W.F. Koolen en mr. F. Kooijman, leden,
in tegenwoordigheid van mr. H.J.G. van der Sluijs, griffier,
en is uitgesproken op 19 februari 2018.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt – tenzij anders vermeld – bedoeld een proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren opgenomen in het einddossier van de politie Oost-Brabant, afdeling thematische opsporing, genummerd PL2100-2016252143, aantal pagina’s: 86. Waar wordt verwezen naar bijlagen betreffen dit de bijlagen opgenomen in genoemd einddossier.
2.Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt – tenzij anders vermeld – bedoeld een proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren opgenomen in het einddossier van de politie Oost-Brabant, afdeling thematische opsporing, genummerd PL2100-2016200841, aantal pagina’s: 60. Waar wordt verwezen naar bijlagen betreffen dit de bijlagen opgenomen in genoemd einddossier.
3.Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt – tenzij anders vermeld – bedoeld een proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren opgenomen in het einddossier van de politie Oost-Brabant, afdeling thematische opsporing, genummerd PL2100-2016200841, aantal pagina’s: 60. Waar wordt verwezen naar bijlagen betreffen dit de bijlagen opgenomen in genoemd einddossier.